Te gast: Geert Joris (2)
De startavond van Literaire Lente in de Vooruit was al met al een succes. Hoewel ook dat sterk gerelativeerd moet worden. 700 mensen die kwamen luisteren en daarna fuiven. Het is een zaal vol maar maar toch maar een minipercentje van onze Vlaamse populatie.
En het viel me op dat nogal wat mensen uit Antwerpen de verre rit en woeste Schelde-overtocht aangedurfd hadden om naar Gent te komen. Zoals altijd: de afwezigen hadden ongelijk.
Ik wil toch op een van de reacties van de vorige aflevering reageren. Podiumactiviteiten met literatuur en andere evenementen bewijzen wel degelijk dat ze aanzetten tot lezen. De recente initiatieven met podcasting –ga maar eens kijken op www.stadsdichter.be– tonen aan dat er een rechtstreeks verband is tussen het aantal keren dat een podcast beluisterd wordt en de hogere verkoopcijfers die een dichter daarna haalt met zijn bundel(s). Zeker bij poëzie is het niet moeilijk om dat aan te tonen. Weliswaar verkopen de stadsdichters sowieso al meer, maar de aantallen zijn frapant sinds de lancering van dit initiatief.
En dat je BV moet zijn om nog aan de bak te komen is uiteraard nonsens, eenmalige uitzonderingen niet te na gesproken. Het aantal BV’s dat een boek schrijft is –gelukkig– minimaal. En het aantal auteurs dat BV wordt, vind ik dan weer onvoldoende groot. Mensen vergeten nogal eens dat schrijven een cultuuractiviteit is met een uitgesproken economische output. Een schilder of tekenaar, bijvoorbeeld, heeft genoeg aan papier en verf of wat potloden. Hij kan kunstenaar zijn zonder in een museum te hangen of zijn werk te verkopen. Een schrijver is pas schrijver als hij publiceert én verkoopt. Dat is een duur proces dat een investering vraagt van een uitgever die zich in een avontuur stort waarvan hij vooraf het resultaat nooit kent. Je mag uitgevers dus niet verwijten dat ze af en toe kiezen voor een naam die geld kan/zal opbrengen. En niet alle auteurs staan in het onderwijs en hebben (dus) genoeg vrije tijd om ook boeken te schrijven naast een betaalde job.
Ik blijf in elk geval versteld staan van het feit dat uitgevers nog altijd bereid zijn om –zelfs in een landje als België (en gezien de taal moeten we dat verengen tot Vlaanderen)– boeken op de markt te brengen waarvan de oplagen nooit hoog kunnen en zullen zijn, wegens de beperkte doelgroep. Anders dus dan in Engelstalige gebieden.
Deze week hebben we het officiële startschot gegeven voor de Boekenbeurs 2006. Een jaarlijks terugkomende vraag is wie de affiche mag maken en de algemene vormgeving mag verzorgen. We hadden een hele lijst van mogelijke kandidaten die zich al dan niet spontaan hadden aangeboden, maar daar sprong toch maar 1 naam echt uit: Gert Dooreman. De reden mag duidelijk zijn. Als er in Vlaanderen en Nederland iemand de afgelopen 15 jaar toonaangevend geweest is in het vormgeven van boeken, dan is het Gert wel. Ik herinner mij nog dat hij, inmiddels meer dan 20 jaar geleden, op ons appartementje in de Gordunakaai zijn werk kwam presenteren. Tom Lanoye (die toen ook nog in Gent woonde) had gezegd aan Anni, mijn vrouw en toen productieverantwoordelijke bij Kritak, dat ze zeker eens naar zijn werk moest kijken. En zo geschiedde. En wat gebeurde? Gert werd de vaste vormgever van Kritak en daarna Van Halewyck.
Gert werd vooral bekend door zijn vormgeving van het gedicht van Tom dat aan de Boerentoren in Antwerpen werd gehangen. Daarmee kreeg hij de erkenning die hij eigenlijk al veel eerder verdiende. Maar zo gaat dat met vormgevers: zij werken meestal in de achtergrond. En hoe beter hun werk, hoe onopvallender. Niet hoe onopvallender het werk maar hoe onopvallender de tussenkomst van die vormgever. Iets wat evident mooi (en eenvoudig) lijkt is meestal het werk van een genie. Ergo, Gert Dooreman mag zich buigen over de jubileumuitgave van de Boekenbeurs. Dit jaar de 70ste.
Overigens, voor wie het nog niet wist, Dooreman is van Gent. Het valt mij altijd weer op hoeveel creatief talent in Gent woont. Maar het valt mij ook op dat er blijkbaar een omgekeerd evenredige bescheidenheid te bespeuren valt bij die Gentse creatieven. Die in Antwerpen wonen, die kennen we allemaal. Zij roepen hard genoeg.
Vorige jaar kwam iemand uit Gent (zijn naam doet er niet toe) met het idee om enkele keren per jaar een feestje te organiseren met deze creatieve groep mensen. Ik vond dat een goed idee. Uitwisseling van ideeën met gelijkgestemden is altijd goed en kan een vruchtbare interactie opleveren. Door zoiets in een informele omgeving te doen kan de output alleen maar versterken. Om verschillende redenen is dit initiatief echter nooit van de grond gekomen. Niet in de laatste plaats omdat de man die het idee had intussen niet meer in Gent woont.
Intussen gaat de Literaire Lente verder. Voor wie morgen nog niets te doen heeft: allen naar Standaard Boekhandel op de Kouter. Literaire Lente Loslippig. Greet Op De Beeck (jawel) praat met Ierse godenzoon John Boyne, levende legende Herman Brusselmans, jonge honden Saskia de Coster, Jeroen Theunissen en Peter Terrin en literair stuntman Peter Verhelst. Over boeken, voetbal en vlinders.
Gastblogger Geert Joris is Gentenaar én directeur van Boek.be, de organisator van (onder andere) de Literaire Lente en de Boekenbeurs. Foto: Patrick De Spiegelaere.
© 2006 GENTBLOGT VZW
“Podiumactiviteiten met literatuur en andere evenementen bewijzen wel degelijk dat ze aanzetten tot lezen. De recente initiatieven met podcasting – ga maar eens kijken op http://www.stadsdichter.be– tonen aan dat er een rechtstreeks verband is tussen het aantal keren dat een podcast beluisterd wordt en de hogere verkoopcijfers die een dichter daarna haalt met zijn bundel(s).”
Dat ontken ik helemaal niet. (Al verkoopt poëzie zo slecht dat je al 300 procent hogere verkoopcijfers registreert als een dichter wat kennissen heeft getrakteerd in een café.) En dat een uitgeverij rendabel moet zijn, besef ik natuurlijk ook. Dat ze daarvoor allerlei BV’s in huis moeten halen, waarom niet. Maar waarom moeten kwaliteitskranten en “literaire festivals” die rommel met alle geweld promoten? Waarom moeten schrijvers als circushondjes opdraven? Waarom komen zoveel interessantere schrijvers (die om wat voor reden ook liever boeken schrijven dan erover praten of eruit voorlezen) zo moeilijk aan de bak?
“Aanzetten tot lezen” vind ik overigens op zichzelf geen nastrevenswaardig doel. Waarom moet iedereen lezen? Da’s toch onzin? Mensen kunnen toch zeker beter tv-kijken, internetten, tennissen, muziek maken en wat weet ik allemaal dan rommel lezen? (‘Ja goed, maar wie bepaalt wat rommel is?’ Ik natuurlijk.)
En om me helemaal populair te maken: die door Lanoye/Dooreman opgetuigde torens in Antwerpen vond ik een domme, opdringerige, narcistische, publiciteitsgeile stunt. Bah!
Complete and uterly nonsense. Rommel van een domme, opdringerige, narcistische, publiciteitsgeile persoon.
@ erik : Over jouw reactie, waarom moet iedereen dat lezen? Da’s toch onzin? Wie bepaalt dat? Wel, ik natuurlijk!
idd waarom moet iedereen in god’s of iemand anders zijn naam gaan lezen begot of bijmijnkolensoep.
lezen is voor pseudo-intellectuele freaks die in een illusionaire wereld leven in de waan dat zij verheven zijn boven het internettende, tv-kijkende, reality-soapminnende plebs, die zich al goed voelt wanner is in collectieve hysterie het brood eet en de spelen speelt die de touwtjestrekkers hun voor de varkenspoten smijten als verrotte parels.
Rommel, krab en kut, slechts een van dezen was er een woestijnrat,
de rest zijn ratten die vreten wat ze voorgeschoteld krijgen aan lectuur die hun stand en cognitief begripsvermogen ver te boven gaat.
Erik en het groot insectenboek: welk insect u bent weet ik niet, ik heb dat boek niet gelezen, maar mss bent u wel de doodgraver?
hab!
@Huug: that’s the spirit!
@jeronimo: doodgraver van wat en van wie?
@Erik. Om dat te weten moet je Godfried Bomans lezen hé !
;-)
Jamaar! Heb ik gedaan!
(Serieus: is het zo erg wat ik gisteravond had geschreven?)
erik ;-)
lig er maar niet wakker van!
Zeg, wat een lofrede voor zo’n oetlul als dooreman. Deze laatste (hierna genaamd ‘d’) mag toch wel gerekend worden als de meeste overschatte vormgever van deze contrijen.
Stijltruukjes. Meer niet. De affiche van ‘Ten Oorlog’ was toch enkel maar het letterlijk overnemen van 19de-eeuwse elementen. Sampling.
Klanten spreken hem aan omdat ze iets ‘in de stijl van d’ willen hebben. Het resultaat is dat bij het vormgegeven item, de identiteit van de klant plaats heeft geruild voor de d-stempel.
Maar mocht de arme man zelf teveel werk op de plank hebben, dan kunnen de klanten in kwestie ook terecht bij de horde d-epigonen die elk jaar van kunsthogescholen afstuderen.
Menig d-fan mag dus gerust zijn.