De dagen na nieuwjaar, een kroniekje
Jazz. De dagen na nieuwjaar. Van die dagen die blijven duren. Overal zattemanswalhalla in plebejische schuimkragen. Zatte zwetsers zitten al dagen aan het zinc.
Wij, zwervend langs vele gesloten deuren. De indigesties en het vredig verteren, ook door de middenstand. Uiteindelijk sta ik in ‘de Jos’, alwaar ik de plaatselijke schone, hippe jeugd, en ook de minder jeugdelijke jeugd, my generation dus, graag wil bekijken, allemaal pauwenfier met hun zelfverklaarde schoonheid en liefde voor zichzelf en hun uit de lucht gevallen hipheid. Paradijsvogels in Mini-Stad.
Een mini stad met hier en dan en nu en dan en zus en zo en nu zo ei zo na een mini feest.
Ik lurk van een sigaar. Nondedju. Te kort afgesneden met een slechte sigarenknipper. Ze wil echt niet trekken. Er komt geen leven in, in dat ding. Het kan toch echt wel tegengaan in het leven, niet?
Sta je daar dan met een havana in je bek en dat ding wil zichzelf niet incinereren. Ik tracht er ook ‘het vuur niet in trekken’ gelijk ze zeggen. Geduld is een schone deugd, het gras groeit ook niet door er aan te trekken.
Vraagstelling aan mezelf. Pose versus genot. Waarom rook ik? ‘To smoke or not to smoke’, that is the question. Ben ik een echte roker, in hart, nieren en in longen? Ik mis al zovele rokersconversaties en groepshoestingen doordat ik helemaal niet rook overdag en aldus de babbel-lobby van de ware tabaksminnenden niet kan delen. Nieuwsgierigheid toch. Het kriebelt. Maar, ik verdraag geen sigaretten overdag. Enkel in het donker. Het heilig vuur vraagt om duisternis. Ween, ween, ik zal nooit een echte roker zijn.
Op een cafédeur, recht over het stadhuis van de stad met een volledig verse nieuwe ploeg van bestuurders met als cruisecaptain een ouderwets gezellig buikebolle burgemeester, hangt een sticker met daarop de woorden: “hier rookvriendelijke ruimteâ€. Diezelfde onnozele sticker mag een jobstudent er binnen een jaar of drie, zeker weten, ook al staan afkrabben met een krabbertje, een sponsje en een busje aceton… omdat roken niet meer mag, op café, tegen dan.
Hoe meer men mij zegt dat ik niet hoor te roken, hoe minder ik luister, hoe meer ik tabak allerhande in m’n bek zal ploffen, zo gaat dat. En bovendien, roken is sociaal. Nieuwe banden zullen gesmeed worden. Rokers aller landen verenigt U. Niet-rokers, stik maar al… van jaloezie! Lieve rook-hater, komt u mij bezoeken als ik daar, net als op de foto die mijn pakje siert, in wit gesteven ziekenhuisbed lig, en reutelend adem door een plastic pijp? Neen? Ik dacht het al wel. Of gaat U het mij dan nog eens goed invetten dat het mijn eigen fout is en dat ik vanwege mijn voorafgaand wangedrag geen recht meer zou mogen hebben op grote ondersteunende geldelijke sommen van de ziekteverzekering? Ja? Nee?
Geef me maar nog een rum, dat ik hier nog een beetje in het ronde kijk.
Dit eilandje dat zweeft in het ronde ergens aan de rand van Koopgoot Gent.
Ik laat besluiteloos m’n aan het eind te nat geworden sigaar van ambachten en traditie, vallen op de bierglazenvette cafévloer, en ruil ze in voor nog zo’n nicotinerijk sletterig geleend sigaretje. Die dagen na nieuwjaar maken me zo moedeloos.
Ieder jaar weer helemaal opnieuw, met al die veel te ijdele wensen. We hebben het toch niet in de hand. Mensen kunnen kiezen en manoeuvreren en sturen, maar het Lot, het Lot beslist.
En allez, alhier en aldaar receptie, de schuimwijn, de jenevers, de chocoladen bonbons, de chips en de plakkende zoenen, op een goede gezondheid, en doe ze nog eens vol.
foto O.
© 2007 GENTBLOGT VZW
als ze niet wil trekken moet je blazen :p
en jah niets vreselijekrs dan iemand die op zijn sigaar zit te sabbelen :s, ach ja ik heb ooit een gekend die op zijn sigarettenfilters knabbelde…
ik denk dat u beter in een duistere bar in Havana zoudt gan iztten zwetend plakkerig rokerig en ee groezelig glaasje rum acheroverslaand terwijl uw zilte tog lang de parelende rug van een bronzen schone streelt
mmmmmm.jeronimo.don’t get me started.