Drie Theremins, knappe bundel van Frank Pollet (1)

zondag 18 februari 2007 19u19 | jm | 1 reactie
Trefwoorden: , , .

Een vreemde titel, inderdaad. De theremin is ook een wat vreemd instrument. Het is het eerste elektronische instrument. Het werd in 1919 uitgevonden door de Rus Léon Theremin. Het toeval wil dat er hier in huis een theremin staat die mijn dochter ineen heeft geknutseld. Het lijkt een wat grote vogelkast met twee antennes. Tussen die antennes beweegt de speler haar (of zijn) handen. Met de rechterhand wordt de toonhoogte bepaald, de linker stuurt het volume. Dat lijkt eenvoudig, maar schijnt bedriegt: kleine bewegingen van de hand resulteren in markante verschillen. Sjostakovitsj was de eerste klassieke componist die het instrument gebruikte in zijn composities. Maar meer dan in klassieke muziek hoor je de theremin in filmmuziek.

Wat zegt de titel nu over deze poëzie? De bundel bestaat uit drie strak gecomponeerde cycli van negen gedichten telkens opgedragen aan een vrouwelijke kunstenares, resp. Charlotte Mutsaers, Camille Claudel en Hildegard von Bingen. Wellicht niet toevallig dat ze alledrie merkwaardige, ongewone kunstenaars waren, in de ogen van de wereld zelfs een tikkeltje gek – best te vergelijken met zo’n moeilijk bespeelbaar instrument als de theremin. Pollet suggereert dat hun werk voor hem de antennes waren waartussen zijn gedichten zijn ontstaan.

Drie Theremins is een sterk gestructureerde bundel. Elke cyclus telt negen gedichten die bestaan uit negen regels plus een losse eindregel. De beginregel herneemt de laatste woorden van de vorige eindregel, soms met een minieme variatie. Niet toevallig staan de titels van de gedichten tussen vierkante haakjes, want elke cyclus kan worden gelezen als één gedicht van negen strofes met net zoveel tussentitels. De cycli bevatten ook onderling heel wat verwijzingen. Zo komt de titel van een gedicht twee keer voor. Het opmerkelijkste stijlaspect is evenwel het bijna obsessieve gebruik van enjambement.

Door een enjambement breekt de dichter de logische orde van de zin op, zodat die niet uitsluitend als een geheel kan worden gelezen en de aparte versregels op zichzelf een nieuwe, ongewone betekenis krijgen die tegelijk bestaat met de gehele zinsbetekenis. Zo creëert de dichter meerdere betekenislagen. Heel vaak gaat dit gepaard met het weglaten van leestekens, maar dat doet Frank Pollet niet. Die techniek werkt maar goed bij een gedrukte tekst, omdat daar het maximale betekeniseffect wordt bereikt. Bij een voordracht lukt dat nauwelijks, omdat je moet kiezen waar je pauzes legt.
Het enjambement kun je in deze context ook associëren met de kleine handbewegingen in het thereminspel die sterke verschuivingen in toonhoogte en volume creëren.

Het manuscript werd bekroond met de Tweejaarlijkse Poëzieprijs van Merendree (2003) en de bundel kreeg de Publieksprijs poëziebundel 2006 (georganiseerd door de poëziesites De Contrabas en Rottend Staal).

Maar liever dan te praten over poëzie laten we bij Gentblogt de lezer graag zelf oordelen. We starten vandaag met het openingsgedicht en de volgende dagen krijgt u uit de tweede en derde cyclus nog telkens twee gedichten te lezen.

[DENNENGEK]

Praat mij aan, praat mij af
En toe over de pijnen die mij wachten
Aan de randen van de naald

-boom in haar tuin en op haar graf.
Ik ontbreek haar naam en vele nachten
Zijn te mijden als de kou. Bepaald

Is zij, ben ik. Wij zwijgen laf
En kijken naar het lege blad
Waarop onze woorden tweemaal

Doorgehaald. Als met flauw hout.

Frank Pollet, Drie Theremins, gedichten 2002-2003, PoëzieCentrum Gent, 2006, 43 pp., 15 €

© 2007 GENTBLOGT VZW

Eén reactie op Drie Theremins, knappe bundel van Frank Pollet (1)

  1. Reactie van Joël Neyt

    Na driemaal lezen (lees ook: proeven, ruiken, luisteren … poëzie lezen is een zintuiglijke ervaring), blijven stilstaan bij het centrale beeld na de gedachtenstreep “boom in haar tuin en op haar graf”, blijven hangen bij dit houvast (ook voor de dichter die een is met de boom) voor leven (tuin) en dood (graf).

    Vanuit die begrenzing (“aan de randen van de naald”, “bepaald” …) is er blijkbaar menselijk contact (lees ook: “pijnen die mij wachten” …) mogelijk.

    Prachtige eindzin waarin het gedicht zelf en het hele tafereel zacht (“Als met flauw hout”) wordt gewist.

    En dan nog niets gezegd (nog veel leeswerk) over het wellicht interliteraire spel tussen de dichter en de inpiratiebron, Zeepijn (een den aan zee en een publicatie uit 1999 van Charlotte Mutsaers). Tijd om mijn verbeelding nu ook te wissen.