Vergeten schrijvers: Jos Murez (3)
Gentblogt pakt uit met zijn eigen literaire lente die meteen in de zomer doorloopt. Daniël van Ryssel, lange tijd redacteur van het tijdschrift Yang, is voor ons in zijn uitgebreide archieven gedoken. Hij heeft een reeks mooie stukjes geschreven over literaire figuren die op de achtergrond zijn geraakt, maar ooit een rol van enige betekenis hebben gespeeld. Deel één en deel twee kreeg u al; vandaag deel drie over Jos Murez, de eerste in een rij vergeten schrijvers die weer voor het voetlicht worden gebracht.
Buiten de krant heb ik bijna nooit contact gehad met Jos. Zeker niet op literaire avonden. Ook niet op café. Alleen toevallige ontmoetingen toen we met onze respectievelijke echtgenote op wandel waren in de Gentse winkelstraten. Een groet, niet meer. Ik denk niet dat we vrienden hadden kunnen worden. Onze werelden raakten elkaar, maar overlapten elkaar niet. Geen van ons beiden voelde de behoefte bruggen te bouwen.
Uit een vorm van rancune heeft hij zich ook nooit laten interviewen in de Artistieke Aperitieven tijdens de Gentse Feesten, waar nochtans iedereen aan bod is gekomen. Ik vermoed dat hij het een belediging vond dat hij niet bij de eerste reeks van 1976 aan bod is gekomen en foert zei, toen men het hem jaren later wel vroeg. En natuurlijk wantrouwde hij al de verantwoordelijken en was hij er heilig van overtuigd dat er achter zijn rug snode plannen werden gesmeed om hem een loer te draaien.
Ik ben zelf jarenlang lid geweest van het selectiecomité en ik kan met de hand op het hart verzekeren dat er niemand twijfelde aan zijn belang in het Gentse pandemonium. Men heeft er dan ook herhaaldelijk op aangedrongen hem toch te proberen overhalen om mee te doen. Tevergeefs.
In 1951 al had Jos zijn eerste gedichtenbundel Amor tui (samengesteld door zijn mentor Paul de Ryck) laten verschijnen, nog sterk onder de invloed van Karel van de Woestijne en Bert Decorte, maar met een niet altijd geslaagde zeggingskracht en een soms weinig vloeiend ritme. Zijn volgende bundels liggen in dezelfde lijn. Pas vanaf zijn vijfde bundel Diafragma leek hij zijn eigen stem te hebben gevonden om zijn existentialistisch moralisme uit te drukken. Dertien jaar later verscheen zijn volgende bundel Antidotum (1969) en twee jaar later Tempera in de Yang Poëziereeks. Daarin komt al enigszins de thematiek aan bod, die hij vanaf het midden van de jaren zeventig in zijn romans zal uitwerken. Ook in zijn volgende bundels tot en met Retrogradus (1997, nog door Jos samengesteld en van een inleiding voorzien, maar door zijn echtgenote postuum uitgegeven) is de bittere ondertoon nooit ver weg. Nog afgezien van de vele onderwerpen die me absoluut niet liggen, zou ik het grootste deel van de woorden die Jos in zijn gedichten gebruikt (bijvoorbeeld: nihil, zich afsluiten, sterfelijk, bobijn is af, lijklucht, katabolisme, verpulveren, spuwen, hel, roosteren, vloeken… in één gedicht!) zelf nooit gebruiken: té weinig poëtisch geladen en opgetild, té ongenuanceerd en onverguld sarcastisch of pessimistisch, té negatief.
In 1967 had Jos de provinciale prijs voor letterkunde (debuutroman Tantalus) van Oost-Vlaanderen gekregen, maar van zijn proza is vooral de matrimoniale trilogie Weekends zonder woorden (1974), Het bad van de waterman (1975) en De Brusselse bijzit (1976) te onthouden. Piet van Aken noemde het “De kroniek van een familiale schipbreukâ€. Literatuur of journalistiek proza waarin Murez te weinig afstand weet te scheppen tussen de auteur en het onderwerp. Toch werden die boeken zowel in Vlaanderen als in Nederland gunstig tot zelfs enthousiast door de kritiek onthaald.
De Zwevende Galblaas (1979) en Schampere verhalen (1986) zijn overwegend eigen belevenissen en maatschappijkritiek die in een gedoseerde ironische stijl doen glimlachen en grimlachen.
Misschien komt Jos Murez wel het sterkst uit de verf in zijn essayistisch en kunstkritisch werk over plastische kunstenaars. Dat was ook het milieu waar hij zich het best op zijn gemak voelde. Of hij er ook vrienden had? Dat bleek al met zijn tijdschrift Het Antenneke, waarin de plastische kunsten evenveel aandacht kregen als het literair werk. Hij was een bekwaam, gewaardeerd en vaak gevraagd spreker op vernissages en retrospectieven, die zijn voorliefde voor het surrealisme en meer in het bijzonder voor de kunstschilders Bert De Clerck en Jos Trotteyn niet onder stoelen of banken stak. Dat bleek ook al uit Universeel surrealisme (1972): het surrealisme is geen inhoudloze spielerei ; het surrealisme is een geladenheid en een levenshouding die complementair kan zijn voor de alledaagse werkelijkheid.
Zijn kunstkritisch en essayistisch werk ligt, wat persoonlijke visie en inleving betreft, duidelijk in het verlengde van zijn eigen creatief werk. Toen ik jaren nadat hij overleden was, een bezoek bracht aan Rosanne, zijn weduwe, lag daar voor mij op tafel een groot uitstalraamkarton met foto’s (1975) van vijf Gentse schrijvers: Prosper De Smet, Frans Sierens, Jos Murez, Claude van de Berge en Daniël Van Ryssel. Ik had er geen flauw idee van wat het verband was tussen die vijf. Gent misschien? Maar drie van hen zijn zelfs niet in Gent geboren. Zou Jos wel een verband hebben gezien? Dat hield hij allemaal bij voor je kunt maar nooit weten. Van die vijf zijn alleen de onderste twee nu (2007) nog in leven is. Jos overleed te Gent in 1996.
© 2007 GENTBLOGT VZW
Een interssante site is ook ” gent literair”
Fijn initiatief.
Er zijn ook een pak actuele Gentse – in Gent wonende – schrijvers, ben daar eigenlijk mss. nog meer benieuwd naar.
Sorry, ook voor Eva: de juiste naam van de site is eigenlijk “literair gent”. Deze handelt over dat punt waar Gent en literatuur elkaar ontmoeten.