Prinsenhoffeesten 2007
Het gebeurde om vier uur in een prille ochtend der maand februari van het jaar 1500, toen de stad Gent nog sliep. In het Prinsenhof, een groot kasteel waar de Graven van Vlaanderen gaarne verbleven weerklonk de eerste schreeuw van de laatste Keizer van het Bourgondische Rijk.
Dat de Keizer gene cadeau was voor de fiere Gentenaars zou in de loop van de geschiedenis duidelijk worden. In het jaar des Heren 1539 onderwierp hij de rebelse doch verslagen Gentenaars om voor zijne keizerlijkheid te defileren in een vuil hemd en met een strop om de hals. Voor wie van verre komt: daarom noemt men een inwoner van Gent dan ook ‘een stropke’, en heeft Gent een zwembad ‘Het Strop‘, een ‘Stropstraat’ en was het aanvankelijk ook de bedoeling uw dagelijks leesvoer ‘Gentstropt’ te noemen.
Toen de Keizer na 58 jaar moorden en branden de keizerlijke pijp aan maarten gaf brak spontaan een groots volksfeest uit in Gent. De wraaklustige en uitgelaten stedelingen uitten hun gevoelens van woede, frustratie en vreugde door het grote Kasteel, symbool van hun onvrijheid, steen voor steen af te breken om vervolgens met de stenen die ze aldus verzameld hadden een volksbuurt te bouwen die uitsluitend bestond uit kroegen. Nog tot voor dertig jaar was de buurt dan ook gekend omdat de ene staminee de andere belendde. Slechts één stukje van het eeuwenoude Prinsenhof, het Donkere Poortje, bleef bewaard en enkel en alleen opdat de buurtbewoners de mooie jonge meisjes die het waagden door de poort te lopen angst zouden kunnen aanjagen door in het poortje voor hun voeten op te duiken en hen te achtervolgen tot aan de Wondelgemstraat.
De inboedel van de burcht werd op een grote rommelmarkt die alle straten van de buurt besloeg verkocht en met het geld werden massa’s voedsel en drank ingeslagen.
Dat de buurt voor altijd bourgondische trekjes zou blijven hebben was duidelijk, en niemand was dan ook verbaasd bij het uitroepen van een groot jaarlijks feest, een festijn met varkens aan het spit, muziek, cultuur. Een feest dat ook plaats zou bieden voor een grote rommelmarkt, de grootste van Gent om de historische verkoop van de keizerlijke inboedel te herdenken.
Van dit alles is historisch gezien weinig waar, want zelfs de legendarische eerste zin wordt in kringen van historici betwist. Aan u om feiten en fictie te onderscheiden en waar kunt u dat beter dan bij gigantische potten en dito pinten aan den toog van de prinsenhoffeesten, die morgen beginnen met een stoet door de buurt en pas eindigen als de kindertjes al lang in bed liggen aan de vooravond van de eerste schooldag.
Wanneer u frieten met stoofvlees kunt eten, hoe lang de Kip Van Troje voor kinderanimatie zorgt, en wie welke liedjes waar zingt, kunt allemaal lezen op de wijze website van de Dekenij Prinsenhof, maar bij wijze van afsluiter geef ik u graag nog even het volgende mee: wie mij als eerste kan zeggen wie de eerste zin van dit artikel oorspronkelijk uit zijn mouw schudde mag de auteur van dit artikel gedurende de drie dagen op Prinsenhoffeesten aanklampen voor een pint, telkens hij (of zij) ondergetekende in de gaten krijgt.
Wat heb ik nu weer gezegd?
© 2007 GENTBLOGT VZW
Ik had schandalig genoeg nog nooit gehoord van de Prinsenhoffeesten. Ik zal dat dit jaar eens moeten rechtzetten… en ahja …Louis Paul Boon, Het Geuzenboek?
we have a winner! en nu mij nog vinden natuurlijk.
Eve, je hebt bijna even veel verbeelding als Michel de Ghelderode in zijn “L’histoire comique de Keizer Karel”.
Bourgondisch? De grootste frustratie die de beroemde Gentenaar heel zijn leven heeft meegedragen was het verlies van Bourgondië door de “stoutmoedigheid” van zijn in Nancy gesneuvelde overgrootvader, waarvan hij voornaam meekreeg. Het “bourgondische” in Keizer Karel uitte zich in een onvoorstelbare wraatzucht, des te erger omdat hij met zijn misvormde -Habsburgse- kin amper kon smaken en kauwen. Hij leidde daardoor niet alleen een jachtig maar vooral ook een jichtig leven, de laatste drie jaar in een rolstoel in Yuste.
Naast de Donkere Poort waren er tot voor kort nog andere belangrijke restanten van het Prinsenhof. De laatste restant van een ander poort werd samen met het bouwvallig “hotel de Zinzerling” (richting Gewad) op bevel van burgemeester Monsaert gesloopt. Het laatste stukje paleis (Sanderswal) stortte tien jaar geleden in, bij gebrek aan onderhoud.
LPB inderdaad: Google is daarin niet te verslaan. Niet moeilijk te vinden dus, je moet opletten met dat soort vragen :-p
Gentstropt vooral aan de Kunstlaan de laatste tijd …
Ik weet het, het is een spelletje om ter snelst, altijd, maar toch een leerrijk spelletje, spreekt de preker in mij
Geloof of geloof het niet, maar die foto van de affiche van de Prinsenhoffeesten kan ik niet situeren, tenzij het de tuin van de paters Carmelieten is, of dan de tuin van de berg van Barmhartigheid.
en dat alleman zijn auto thuislaat en de buurt niet inpalmt! vorig weekend met de begijnhoffeesten was een ramp: elke vrije vierkante meter was ingenomen door geparkeerde auto’s. Ik heb auto’s zich zien wringen tussen twee andere met een bots langs voor en bots langs achter…
Situering
http://www.freewebs.com/gent_fotos/Prinsenhof%20Kluizenhof.JPG
http://www.freewebs.com/gent_fotos/Situering%20van%20het%20Prinsenhof.JPG
en aldus wordt deze voorbeschouwing een onverwachte komkommer?
Beste Maybee, ik vermoed dat het ergens op dat plan ligt, maar concreet waar, in welk hoekje? het is niet zichtbaar vanop den openbare weg, hoe kunnen we het dan ooit gezien hebben, tenzij we ergens binnenmochten?
Wat is nu het antwoord?
Het gebouwtje staat in de grote tuin van de paters Karmelieten. Het is de zogenaamde “Kluis” waar de paters, of desnoods ook hun buren, de Arme Klaren (Rabotstraat) zich kunnen afzonderen. Over dit gebouw bestaat een postkaart in de reeks die de Karmelieten aanbieden over hun prachtig klooster in de Burgstraat.
In ieder geval, voor mij is het Prinsenhof de mooiste plaats van Gent, en ik hecht met plezier geloof aan de burleske versie van de geschiedenis door eve.
Zo veel fantasie, sjiek
Zoals Gudron reeds reveleerde: het is de openingszin van het Geuzeboek van Louis Paul Boon.