Vergeten schrijvers: Pliet van Lishout (2)
Gentblogt pakt uit met zijn eigen literaire lente die meteen in de zomer doorloopt. Daniël van Ryssel, lange tijd redacteur van het tijdschrift Yang, is voor ons in zijn uitgebreide archieven gedoken. Hij heeft een reeks mooie stukjes geschreven over literaire figuren die op de achtergrond zijn geraakt, maar ooit een rol van enige betekenis hebben gespeeld.
Pliet van Lishout is de vijfde in een rij vergeten schrijvers die weer voor het voetlicht worden gebracht. In dit tweede stukje brengen we een voorbeeld uit zijn journalistieke werk.
In de periode 1946-1958 had Het Laatste Nieuws een rubriek “Gentse kanttekening†waarin o.a. Pliet Van Lishout af en toe bijdragen schreef, niet over literatuur maar over sociale en algemeen culturele onderwerpen uit Gent en Oost-Vlaanderen: Kunstwerken in Zuid-Vlaanderen, Het Meetjesland, Het Museum Vanderhaeghen, Biogeografisch Instituut der Rijksuniversiteit, enz.
Als voorbeeld van de journalistieke schrijfstijl van Pliet van Lishout het volgende artikel van 3 juni 1951:
Jongenshaard
Een tehuis
De vereniging zonder winstbejag “Jongenshaard†die onlangs te Gent werd opgericht, heeft tot doel toevluchtsoorden op te richten voor jonge lieden van 14 tot 21 jaar, die haar toevertrouwd werden ingevolge de wet op de kinderbescherming of die door hun ouders verwaarloosd worden.
Het vraagstuk van de verlopen of verlaten jeugd krijgt thans een dringende betekenis. De oorlog en de onrustige tijden hebben vele huiskringen uit hun evenwicht gebracht of ontredderd. Talrijke kinderen, voornamelijk uit de minder gegoede standen, hebben geleefd in een atmosfeer, die een nadelige invloed uitgeoefend heeft op hun zedelijk oordeel en hun gedrag. Dikwijls vragen de ouders zelf de plaatsing van hun lastige kinderen in een wederopvoedingsinstelling.
Dit was het geval geweest voor André De Groof en Bruno Doevenspeck, die zo pas te Gent terechtstonden wegens de moord op een bewaker van het gesticht te Eke. Het gebeurt zelfs dat ouders de opneming vragen van hun kinderen in een tuchtschool, eenvoudig om redenen die achteraf ongegrond blijken.
Het vraagstuk der tuchtscholen vertoont dus verscheidene pijnlijke zijden vooral voor kinderen, die wegens kleine vergrijpen ter beschikking van de kinderrechter gesteld worden en soms langer in een gesticht blijven dan wenselijk is.
Ten einde een zo doeltreffend en tevens zo menslievend mogelijke oplossing aan het vraagstuk te geven en ook om tegemoet te komen aan de wens van zekere gerechtelijke overheidspersonen werd “Jongenshaard†opgericht. De knapen die er opgenomen worden leven er in omstandigheden, die zo dicht mogelijk de atmosfeer van de familiekring, die zij zo zeer missen, benaderen.
Beperkte vrijheid
Kinderrechter Butaye die het initiatief nam tot oprichting van “Jongenshaard†had de overtuiging opgedaan dat een stelsel van beperkte vrijheid onder begrijpend toezicht, de gunstigste gevolgen heeft op de verdere ontwikkeling van de beschermelingen.
In het begin werden in “Jongenshaard†meest jongens opgenomen die uit gestichten kwamen. Thans verblijven er alleen maar de “lichte gevallenâ€, jongelieden die van de kinderrechter langs een korte observatieperiode te Mol onmiddellijk naar “Jongenshaard†komen.
Iedere dag kunnen de jongens die in het tehuis verblijven, naar hun werk gaan zoals alle andere jonge arbeiders. Dit werk wordt hun trouwens veelal bezorgd door “Jongenshaard†zelf. Voor en na hun werk kunnen zij zich in “Jongenshaard†bezighouden met hun liefhebberijen. Reeds beschikt het tehuis over een speelzaal en er is ook begonnen met de aanleg van een bibliotheek, die totnogtoe alleen uit giften van de beschermers bestaat.
De jongens mogen ook lid zijn van een sportclub en verscheidenen oefenen zich druk in het basket-balspel. s’ Zondags zijn de jongens de ganse dag vrij. Om de week krijgen zij, volgens hun leeftijd voldoende zakgeld, doch het overige van hun loon wordt op hun spaarboekje gestort, zodat zij de gelegenheid krijgen zo veel mogelijk zelf hun klederen aan te kopen volgens eigen smaak. Bij het verlaten van het tehuis blijft dan nog een spaarpotje over.
Het spreekt vanzelf dat de bestuurder, de h. Van Mossevelde, een begrijpend man die veel van jonge mensen houdt, en zijn medewerkers het niet steeds gemakkelijk hebben met een dertigtal jongelingen van de meest verscheidene geaardheid.
De bestuurder en de toezichters zijn evenwel, en terecht, heel verheugd wanneer zij zien hoe hun opvoedingsstelsel later vruchten afwerpt. Niet zelden komen jongelingen die “Jongenshaard†verlaten hebben om te huwen of in het leger te gaan, later nog hun vrije tijd doorbrengen in de woning Struyfstraat 7 te Gent, die zij als hun ware tehuis zijn gaan beschouwen.
“Jongenshaard†is totnogtoe enig in Vlaanderen. Men moet hopen dat weldra ook in andere steden dergelijke instellingen zullen geopend worden, opdat op grote schaal zou kunnen gewerkt worden aan de opvoeding van de verlaten jeugd.
Pliet Van Lishout
© 2007 GENTBLOGT VZW