Vergeten schrijvers: Achilles Gautier (1)
Gentblogt pakt uit met zijn eigen literaire lente die meteen in de herfst doorloopt. Daniël van Ryssel, lange tijd redacteur van het tijdschrift Yang, is voor ons in zijn uitgebreide archieven gedoken. Hij heeft een reeks mooie stukjes geschreven over literaire figuren die op de achtergrond zijn geraakt, maar ooit een rol van enige betekenis hebben gespeeld.
Achilles Gautier is de volgende in een rij vergeten schrijvers die weer voor het voetlicht worden gebracht.
Ik kende Achilles alleen van ziens. Als leerling van de hogere klassen in het atheneum, later, in de vroege jaren zestig, als trouwe zaterdagse gast van café De Amber in de Sint-Pietersnieuwstraat. Toen hét stamcafé van heel veel studenten. Ik wist ondertussen alleen zijn naam en dat hij ook schreef.
Tot ik hem op een avond in 1976 ontmoette Bij Sint-Jacobs. Ik heb hem aangesproken en uitgenodigd eens bij me langs te komen. Ik woonde toen op de Kromme Wal, hij in Nieuwpoort. Neenee, niet de stad, maar de straat hier om de hoek. Bijna buren. Hij zei dat hij zich mij ook herinnerde als vaste klant van De Amber. Toevallig zat hij er altijd voorin bij de kaarters, ik achterin bij de dansvloer en de kicker. Nooit een woord gewisseld.
’s Anderendaags al is Achilles langs gekomen. Een vlotte, spraakzame en aangename kerel. Intelligent bovendien. Wekte vertrouwen. Leek me een fidele kameraad. De stap naar vriendschap zal een klein pasje zijn. Werkleider in de geologie aan de Sterre, meer in het bijzonder de paleontologie. Bij behoorde zelf top de top van de paleontologen en nam vaak deel aan buitenlandse opgravingen. Hij schreef gedichten en toneel. Hij schilderde ook. In zijn jeugd had hij poppenspel gespeeld; hij stichtte zelfs een eigen marionettentheater, dat Fantasia heette. Hij was gehuwd, maar zijn vrouw Betty woonde in Drongen, waar ze een kledingzaak had. Hij leefde alleen, maar hij was niet eenzaam of ongelukkig. Toen hij jaren geleden aan de Drie Leien in Drongen woonde met Jean Bilquin als buurman, heeft hij een zoontje gehad, maar dat is op vijfjarige leeftijd overleden. Dat is ten andere de reden waarom hij alleen woont. Betty en hij konden niet zo goed de dood van hun kind verwerken. Hij heeft een foto in zijn portefeuille, maar praat daar nooit over. Hij ging regelmatig op bezoek bij zijn moeder die in de buurt van het station in de Prosper Claeysstraat woonde. Hij had een broer en een zus. Het viel me ook dadelijk op dat hij veel en snel kon drinken. Hij rookte niet.
Als het al niet ’s anderendaags was, heeft het zeker niet langer dan twee of drie dagen geduurd tot hij terugkwam. Dankzij de literatuur, Yang, de poëziereeks, de schilderkunst, de universiteit, parallel lopende levensopvattingen, zijn bereidheid te luisteren, zijn kennis van het Gents dialect en heel wat gemeenschappelijke vrienden en kennissen hadden we heel wat raakpunten en viel het gesprek nooit stil. Duurde altijd tot laat in de nacht. Hij kon boeiend over zijn belevenissen in het buitenland vertellen en in zijn verhalen over beentjes, schelpen en de inhoud van afvalputten wist hij de prehistorie tot leven te brengen. Hij had een gezonde en nuchtere mening over heel wat onderwerpen. Een ruime belangstelling. Die regelmatige bezoeken hebben jaren geduurd, alleen af en toe onderbroken door weken afwezigheid als hij weer eens deelnam aan opgravingen. De dag na zijn terugkomst, zagen we hem terug. We hebben verschil van mening maar nooit een woordenwisseling gehad.
Eigenlijk praatte hij heel weinig over literatuur. Hij las vooral de klassieken. Hij schreef alleen als hij iets te zeggen had en niet om bekend te worden, ermee te pronken of in de literatuurgeschiedenis terecht te komen. Had geen hoge dunk van de Vlaamse prozaschrijvers. Net zoals Richard Minne was hij van mening dat er veel wiskesvliegers tussen liepen. Bij mijn weten heeft hij ook zelden aan een literaire avonden deelgenomen.
Tot zolang we Yang zelf hebben afgewerkt, was hij een van de weinige redacteuren die het niet te min vond om uren rond de tafels te lopen om de gedrukte blaadjes tot boekjes samen te leggen, terwijl Julien Vangansbeke samen met mijn vrouw omslagen zat te lijmen. Een steeds weer terugkerende zaterdagse bezigheid.
Zonder het uit te spreken, verweet ik hem soms zijn behoedzaamheid, zijn terughoudendheid, zijn gebrek aan lef om (literaire) initiatieven te nemen, eens een keertje echt enthousiast of uitbundig te zijn.
Op een dag is hij naar Zomergem (de gemeente, niet de straat) verhuisd, waar hij zich drie tot een soortement fermette omgebouwde oude huisjes had gekocht. Aan die huisjes was ook een wei verbonden en op die wei kwam na enige tijd een ezel. Die ezel kreeg de naam Homar, Arabisch voor ezel. Toen we daar op een zomerse dag op bezoek waren, ben ik bij gebrek aan een paard dan maar op zijn rug gaan zitten. Een mediterrane belevenis. Een bijbels figuur of Sancho Panza?
Vandaag (2007) loopt op de wei Homar III. Homar I en later III braken regelmatig uit, tot Achilles prikkeldraad heeft gespannen. Drie keer ging Homar I in de buurt “dienenâ€. Ook bij de baron van Lovendegem, wat aanleiding gaf tot een kleine processie. Vooraan een personeelslid van de baron, dan Achilles met de weinig enthousiaste Homar aan een touw, gevolgd door Betty in de auto met door het raampje een harde bezem, waarmee ze van tijd tot tijd in Homars achterste prikte. Langs de weg een grinnikende landman. Toen Homar in de dreef van het kasteel het ezelinnetje zag, haalde hij dadelijk zijn indrukwekkende roede uit de schede. De barones, die op het bordes de stoet stond op te wachten, sloeg de handen op de borst en riep: “O, que c’est beau, la nature!â€
© 2007 GENTBLOGT VZW
Inderdaad nog steeds een beminnelijk man. Hij schrijft nog steeds, ik heb een paar bundels van hem liggen, en ik heb een paar jaar geleden een hoorspel met hem gebracht. Speciaal man, maar het is een tijdje geleden dat ik hem gezien heb. Hij heeft het druk, geloof ik.