Louis Sclavis in De Bijloke
Mijn eerste ‘ontmoeting’ met Louis Sclavis was via de cd Dans la nuit, een stille film van Charles Vanel uit 1929. Dans la nuit was zowat de laatste stille film die werd gemaakt, en Vanel wijzigde zijn rol in de nieuwe cinema van regisseur naar acteur. Hij speelde in films zoals Le salaire de la peur, Les Diaboliques, To Catch a Thief en Du rififi à Tokyo; toen hij in 1989 overleed, had hij in meer dan 150 films geparticipeerd. De score die Sclavis in 2000 op vraag van Bertrand Tavernier voor de gerestaureerde film schreef, bleek achteraf behoorlijk representatief voor de veelzijdigheid van de muzikant-componist. Ik was in volle ontdekkingstocht naar jazz, en was via klassieke muziek en Keith Jarrett bij het ECM label terecht gekomen.
Sclavis had ondertussen reeds de tweede (in de reeks van drie) Afrikaanse albums uitgebracht, samen met kompanen Henri Texier en Aldo Romano (en de foto’s van Guy Le Querrec). Waarmee hij in 2006 tijdens het BNRF in Gent op het podium zou staan. Maar zover was ik nog lang niet. Dans la nuit bracht een mengeling van stijlen, van klassiek of jazz over iets wat naar musette neigde. Zeer intrigerend allemaal. Ik was zodanig onder de indruk van die cd destijds dat ik hem regelmatig cadeau heb gedaan aan vrienden die mij achteraf meewarig bekeken en vertelden dat ze de inblik in mijn muziekkeuze best ‘interessant’ vonden. Juist, ja.
Voor het concert in De Bijloke Muziekcentrum speelde Sclavis in duo met Piet Van Bockstal. Samen met Jef Neve gaf Van Bockstal in maart van dit jaar nog een inspirerend concert, ook al in De Bijloke. Van Bockstal is uitmuntend hoboïst, hij is solist bij een veelvoud van ensembles, zoals Ictus, waarvan hij al lid is sinds het werd opgericht. Beide rietblazers brachten elk een extra muzikant mee naar keuze: Sclavis bracht zijn vaste percussionist François Merville mee, en Van Bockstal introduceerde pianist Thomas Dieltiens.
Wie zich aan (conventionele) jazz verwachtte, was eraan voor de moeite. In plaats daarvan kreeg de luisteraar wel een enorm afwisselend (in stijl, niet in kwaliteit) en onderhoudend luisterspel voorgeschoteld. De composities kwamen van Sclavis zelf, maar ook György Kurtág en György Ligeti kwamen aan de beurt, net zozeer als de akkoordenstudies die Van Bockstal in maart met Neve had gespeeld. Al waren beide versies geheel verschillend. De muzikanten waren subliem. Subliem in hun eigen spel, in de interactie, in de techniek.
Over techniek gesproken, Sclavis heeft herhaaldelijke keren een impressionant staaltje circular breathing ten beste gegeven. Hij blies gedurende lange tijd dezelfde noot constant en loepzuiver aan, schijnbaar zonder opnieuw naar adem te happen. Het concert was veel meer dan techniek natuurlijk. Hoewel de communicatie tussen de groepsleden weinig merkbaar was, was de dynamiek er des te meer aanwezig. De (hedendaags) klassieke muziek werd zonder meer zeer gedreven en betrokken gespeeld, en op geen enkel moment werden de extremere elementen ervaren als overbodig.
De twee heren, die achter mij ietwat bedeesd hadden plaatsgenomen, hadden het bij het begin van het concert wat moeilijk gehad bij de muziek. Het mooiste compliment dat de muzikanten konden krijgen aan het einde van het concert, kwam evenwel –met veel overtuiging– van hen: “wel, in zoiets mogen ze mij nog dumpen, eigenlijk.” De rest van het publiek was het duidelijk met hen eens, want de vraag om een encore was er een die de muzikanten niet zomaar naast hun hadden kunnen neerleggen.
Piet Van Bockstal & Louis Sclavis, gehoord in De Bijloke Muziekcentrum, op 5 december 2007
© 2007 GENTBLOGT VZW