Vergeten schrijvers: Paul Rogghé (1)
Gentblogt pakt uit met zijn eigen literaire lente die meteen het hele jaar doorloopt. Daniël van Ryssel, lange tijd redacteur van het tijdschrift Yang, is voor ons in zijn uitgebreide archieven gedoken. Hij heeft een reeks mooie stukjes geschreven over literaire figuren die op de achtergrond zijn geraakt, maar ooit een rol van enige betekenis hebben gespeeld.
Paul Rogghé is de volgende in een rij vergeten schrijvers die weer voor het voetlicht worden gebracht.
Ik heb Paul Rogghé (1904-1974) slechts in zijn laatste vier levensjaren persoonlijk gekend. Strikt genomen hadden we niets met elkaar te maken. Een zekere wederzijdse belangstelling, maar geen affiniteiten. Ik zou hem zeker geen vriend durven te noemen. We schreven allebei poëzie en waren van opleiding historicus. Verder niets. Respect van de jongere voor de leeftijd van de oudere.
Onze allereerste ontmoeting had bij hem thuis plaats in de Vaderlandstraat. En klein kaal mannetje met een bijna gele huidskleur, diepe groeven en harde trekken in het gelaat en een bril met groene glazen. Ik herinner me dat hij me zijn werk aanwees in zijn boekenkast: een indrukwekkende rij fraai in leder ingebonden banden/bandjes. (Later heb ik sommige delen ervan in de hand gehad: historische artikels van 10 of 20 blz., aangevuld met blanco papier om ze de nodige omvang te geven om ze te kunnen inbinden.) Hij wist van derden dat ik over enkele weken zou deelnemen aan het examen voor archivaris van het stadsarchief en hij maakte deel uit van de jury. In de loop van de avond zei hij opeens, bijna achteloos, dat hij me op het examen iets zou vragen over munten. Ik had eerlijk gezegd niet zo goed verstaan wat hij precies had gezegd, maar vond het ongepast hem te vragen het nog eens te herhalen. (Ik heb ’s anderendaags opgezocht in wat ik had over munten, maar ik heb geen enkel verband gevonden met wat hij mogelijks had bedoeld.) Om een of andere reden herinner ik me ook het piepkleine asbakje dat hij voor me neerzette.
Omdat ik in die dagen bijna dagelijks naar het stadsarchief in de Abrahamstraat ging om me op het examen voor te bereiden, had ik een goed contact met A. Wijffels en de bedienden van de leeszaal. Op een dag had ik een gesprek met een medewerkster en toen Paul Rogghé ter sprake kwam, zei ze me in vertrouwen dat hij die oude geschriften niet kon lezen en dat zij alles wat hij nodig had voor hem in leesbaar schrift moest omzetten.
Na het verschijnen heb ik Paul Rogghé een exemplaar van mijn gedichtenbundel God voor gevorderden (1970) toegestuurd. Hij heeft me een kaartje teruggestuurd: “Niet alleen is de titel een buitengewone vondst maar ook de gedichten zijn praegnant, tijdsgebonden, scherp tekenend en veropenbaren een weldadig ethisch geëngageerd-zijn waarin de oprechtheid, de zuiverheid en de raakheid die treffen en verblijden. Vlaanderen heeft een pamfletdichter van envergure en adem meer!â€
Toen ik in 1976 bezig was met een monografie over Paul Rogghé heb ik in de universiteitsbibliotheek een map handschriften ingekeken, waarin zijn beoordeling als jurylid stak (najaar 1973) van de bundel die ik had ingestuurd voor de Literaire Prijs van de stad Gent: “De auteur geeft bewijzen van een merkwaardige zin voor waarnemingen maar van waarachtige poëzie is in dit werk geen sprake. Men kan van hem met moeite getuigen dat hij poëtisch proza schrijft. Zijn stijl is droog en dof. Zijn taal is weinig doortastend, eerder saai en zeker onaantrekkelijk. In de poësis van menig kollege of atheneum schrijven jonge talenten met wat aanmoedigingen dergelijke prozaïsche, futloze gedichten.†Zelfs had hij toen nog geleefd, had ik hem daar nooit over aangesproken. Te mooi om wat ik wist niet voor mezelf te houden.
In 1970 verscheen de roman “De kleine God†van Fernand Handtpoorter. Een schoolroman met als hoofdfiguur Paul Rogghé, die toen studieprefect was van het atheneum te Eeklo. Het boek geeft een weinig genuanceerd beeld van de stugheid en de dubbelzinnigheid van de man. Andere getuigen en leraars uit die periode hebben me nog merkwaardiger en soms pijnlijker details verteld.
Toen ik in 1977 een oud-leraar van het atheneum op straat ontmoette, kwam het gesprek op Paul Rogghé. Ze hadden in dezelfde klas de Grieks-Latijnse humaniora van het Sint-Lievenscollege doorlopen. Hij trok een bedenkelijk gezicht, maar zweeg, wou daar verder niets over kwijt.
© 2008 GENTBLOGT VZW
Paul Rogghé was mijn studieprefect in het KA Eeklo. Een stug en zeer zwijgzaam man. De titel van het boek “De Kleine God” is zeer treffend. We gingen een gang om om hem niet te ontmoeten, al kwam hij heel zelden uit zijn “ivoren toren”, zijnde zijn bureel.
Ah, Gent is klein (enfin Gent en Eeklo zijn klein)
Leuke karakterschets, maar wat heeft de man zoal gepubliceerd?
Dat komt nog…’t is deel 1!
Hazo, ik dacht gewoon deel 1 van de reeks “vergeten schrijvers”.
oh, nee, wij zijn de tel al een beetje kwijtgeraakt:
http://www.gentblogt.be/tag/literaire-lente
Aan zijn portret te zien was het echt ‘giene giestige meuleneire’!
Wel J.M., zo zag hij er dagelijks uit …. geen wonder dat w’er schrik van hadden.