Vergeten schrijvers: Daan Boens (1)
Gentblogt pakt uit met zijn eigen literaire lente die meteen het hele jaar doorloopt. Daniël van Ryssel, lange tijd redacteur van het tijdschrift Yang, is voor ons in zijn uitgebreide archieven gedoken. Hij heeft een reeks mooie stukjes geschreven over literaire figuren die op de achtergrond zijn geraakt, maar ooit een rol van enige betekenis hebben gespeeld.
Daan Boens is de volgende in een rij vergeten schrijvers die weer voor het voetlicht worden gebracht.
Ik heb Daan Boens enkel tijdens zijn laatste tien levensjaren gekend. Hij was toen een gezette zeventiger, eerder klein van gestalte, het gelaat van een rustig en wijs man, een sympathieke glimlach, gecultiveerd, een vlotte prater, een charmante heer. Ik herinner me ook zijn jongere, heel mooie vrouw Hilda Reichardt. Toen we af en toe contact hadden en ik hem een paar keer heb opgezocht, woonde hij in de Sint-Niklaasstraat 56. Zijn woning een waar museum met werken van Spilliaert, Servaes, Verdegem, Vanaise, Baertsoen en talloos veel anderen. Hij werkte mee aan mijn verzamelbundel opstellen Rondom Richard Minne (1971) en hij publiceerde in de Yang Poëziereeks zijn laatste gedichtenbundel Kwatrijnen integraal (1973). Hij heeft niet meer de gelegenheid gehad mee te werken aan de Artistieke Aperitieven tijdens de Gentse feesten, maar ik heb dat een paar jaar later goedgemaakt met een middag over Minne, Mussche, Rogghé en Boens.
Daan Boens is geboren te Oostende in 1893. Zijn vader was bakker en de zoon van een molenaar; zijn moeder was de dochter van een zeeman. In 1929 verhuisde hij naar Gent, waar hij tot zijn dood in 1976 is blijven wonen. Hij overleed in het hospitaal “Institut Moderneâ€. Misschien was hij wel ongeneeslijk ziek, maar misschien is het gas van 1918 hem uiteindelijk fataal geworden.
Daan Boens heeft een verscheiden, druk en gepassioneerd leven geleid. Hij studeerde aan de Luikse universiteit -omdat alleen daar archeologie werd gedoceerd- wijsbegeerte en archeologie. Tegelijk was hij er ook student aan de Academie. Van 1914 tot 1918 stond hij in de loopgraven van het IJzerfront, waar hij, gelukkig voor hem,ongedeerd van terugkeerde, al werd hij in 1918, bij een van de laatste tegenaanvallen van de Duitsers, door gas bevangen. Alhoewel verschillende politieke partijen hem vroegen, koos hij, in overeenstemming met zijn pacifistische overtuiging, voor de socialistische partij en stelde hij in 1921 zijn kandidatuur voor de provincieraadsverkiezing en in 1925 voor de Kamer. Hij werd telkens verkozen.
Eenmaal verhuisd naar Gent werd hij lid van de Raad van Beheer van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, het Museum voor Schone Kunsten en de Commissie van het Oudheidkundig Museum. In 1929 trok hij zich terug uit de actieve politiek. Hij wijdde zich nu hoofdzakelijk aan de journalistiek: redacteur en redactiesecretaris van Vooruit, directeur van het dagblad Vooruit en beheerder van SM Het Licht. In 1935 was hij medeoprichter van Radio Vlaanderen en in 1938 medestichter (samen met J. Daisne, A. Herckenradt, P. Rogghé en M. Deruelle) van het tijdschrift Pan. Omdat hij ook wel zag dat de redactie dringend aan vernieuwing toe was, bombardeerde hij me in 1974 prompt tot redacteur. In 1940, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, werd hij publiciteitsagent en makelaar in onroerende goederen. In 1952, na een incident bij Vooruit, werd hij bibliothecaris en adviseur van de Centrale der Liberale Vakbonden.
Daan Boens heeft zijn hele leven gedichten geschreven, hoofdzakelijk sonnetten en kwatrijnen maar ook balladen, en hij publiceerde meer dan twintig gedichtenbundels. Zijn eerste bundel Van glorie en lijden (1917), was een bundel sonnetten uit de loopgraven aan de Ijzer. Ook De verrijzenis (1920) bevat oorlogspoëzie. Achilles Mussche noemde hem de oprechtste, persoonlijkste en aangrijpendste oorlogsdichter. Zijn volgende bundels lopen in de lijn van het expressionistisch humanitarisme, deels beïnvloed door Walt Whitman. In latere gedichtenbundels getuigt Daan Boens van zijn geloof in het leven en de liefde en de levenswijsheid die hem toelacht. Hij was goed bevriend met nagenoeg alle literatoren van zijn generatie aan wie hij gedichten als verjaardagsgeschenken uitdeelde, maar hij was tegelijk zeer gevoelig voor de waardering door jongeren: “Ik wens steeds met of naast de laatst gekomene te staan, de jeugd heeft gelijk.†Luwig Alene en ik vielen blijkbaar in zijn smaak. Hij schreef ook de “Jubileumcantate der Gentse socialistische vlasbewerkersvereeniging†en “De man die zijn vrouw verkocht†een treurig spel in drie bedrijven. In 1939 ontving hij de Prijs voor poëzie van de provincie West-Vlaanderen. In 1968 kreeg hij voor zijn poëzie de Letterkundige Prijs van de stad Gent.
Al heel jong bleek ook het talent van Daan Boens voor tekenen. Daarom dat hij als student te Luik ook de lessen aan de Academie heeft gevolgd. Nadien zullen Henri Permeke, de vader van Constant, James Ensor en Leon Spilliaert hem les en raad geven om zijn teken- en schilderkunstig talent te verbeteren. Te Gent was hij goed bevriend met Frits van den Berghe. Daan Boens is tot het einde van zijn leven blijven schilderen (hoofdzakelijk marines, landschappen en stillevens), vooral met pastel. Hij heeft nooit tentoongesteld, maar toch werd zijn werk geregeld geveild en verkocht, o.a. in zaal Campo te Antwerpen.
In 1973 werd Daan Boens 80 jaar. In de reeks VWS-cahiers schreef Raf Seys een nummer over hem en in Gent werd dat door het tijdschrift Pan gevierd met een speciaal aan hem gewijd nummer. Ik werkte er aan mee met vier kwatrijnen, waarvan het eerste als volgt luidde:
De zee zong uw geboortezang,
in Gent volgroeide uw levenslied,
voor wie als u de mens bemint
en ’t leven kunstig weet te leven.
© 2008 GENTBLOGT VZW
Wat vreemd genoeg onvermeld bleef in dit stukje, is het gedicht dat Willem Elsschot aan hem wijdde. (zie ook http://www.literairgent.be):
“Daan Boens werd na de Tweede Wereldoorlog wegens vermeende collaboratie veroordeeld, maar in hoger beroep vrijgesproken. De Gentse bevolking bleef hem echter als zondebok beschouwen.
Korenmarkt en Donkersteeg,
alle straten liepen leeg
om hem niet te moeten groeten.
Eerst zijn zware zonden boeten.
Want al deed hij stout en sterk,
droeg hij niet het schandemerk
als eertijds die Gentsche koppen
hun infame hennepstroppen?
Maar het Krijgshof sprak hem vrij.
Hij alleen was waarlijk blij,
doch de burgers van zijn stede
waren allerminst tevreden.
Dus nog steeds geen vriendengroet,
want dat vergt waarachtig moed.
En is de onschuld al bewezen:
Wie verdacht werd dient misprezen.
Stoor U, vriend, aan dezen niet
die geen vriendenhart U biedt.
Laat hen gerust, met hand- en voeten
heel de dag elkander groeten.”
Heeft U nadere details over de familie van Daan?
Ik ben mijn familiestamboom aan het samenstellen.
Wat leuk om na al die jaren nog over mijn grootvader te lezen. Hartelijk bedankt.
Ik ben aan een studie over Johan Daisne, en vier meteen zijn 100ste verjaardag.
Nu vind ik bij het tijdschrift PAN de namen van Daisne, Rogghe, Boens, Herckenrath en Concron, die mij totaal onbekend is?
Ja, het onbekende lid van het tijdschrift Pan is P. Coudron. Zo gevonden in het studiecentrum.
Raisa Ruttenberg