Vergeten schrijvers: Jef Hinderdael (2)

zondag 21 december 2008 12u23 | Daniël van Ryssel | 2 reacties
Trefwoorden: , , .

Bij Gentblogt lappen we de seizoenen aan onze laars: onze literaire lente loopt het hele jaar door. Daniël van Ryssel, lange tijd redacteur van het tijdschrift Yang, is voor ons in zijn uitgebreide archieven gedoken. Hij heeft een reeks mooie stukjes geschreven over literaire figuren die op de achtergrond zijn geraakt, maar ooit een rol van enige betekenis hebben gespeeld.
Jef Hinderdael is de volgende in een rij vergeten schrijvers die weer voor het voetlicht worden gebracht. Voor dit tweede stukje heeft Daniël van Ryssel een brief geselecteerd uit
Brieven van de Lünebruger heide.

HinderdaelBRIEVEN VAN DE LÃœNEBURGER HEIDE

28 september 1938

Ik ben niet naar hier gekomen “om boeken te lezen”, maar om uit te rusten en te genieten van de schoone Stilte van de Lüneburger Heide, ver weg uit den tredmolen der dagelijksche beslommeringen… En ik heb hier, luisterend naar de taal der Wacholder ; naar de verhalen der Hunnegraven ; naar het lied dat God zingt in de boomen, in de luchten en in de wijde horizonten, geleerd, dat boeken gründsätzlich… lapmiddelen zijn: decorum, Erzatz, boerenbedrog, geestelijke krukken, waarop onze innerlijke leegheid voortsukkelt langs de hobbelige wegen van lager-, middelbaar- en hoger onderwijs, over de vlakten en over de bergen, langs de dalen en moerassen der maatschappelijke “betrekkingen” heen, tot aan het graf onzer zelfgenoegzame ijdelheid.

Dat dit beginsel al reeds in zijn begin op… uitzonderingen stuit (om het “op zijn Bollandsch” te zeggen), ontzenuwt niet den Grundsatz, maar wijst heen naar de inconsequentie van de consequentie in de levende, hotsende, botsende werkelijkheid, waarin echter sommige boeken wel als lichtbakens zijn, bronnen van geestelijke verruiming, van verinnering onzer ziel, van veropenbaring van ons diepste Zelf.

Twee zulker krachtbronnen heb ik hier ontdekt en deze ontdekking kon op geen gelegener oogenblik komen noch op een betere plaats, dan hier in de Heide:

“Kriegsbriefe gefallener Studenten en Meister Eckehart: Schriften.

Of er een verband is tusschen deze twee zóó van elkaar verschillende boeken? Ja!

Als mij die werken in handen gekomen waren in Holland, dan ware mij dit verband wellicht ontgaan. Dan hadde ik ze zeker gelezen in het gevoel van persoon tot persoon, van den enkeling tot den enkeling, in die atomistische gesteldheid, zou ik willen zeggen, waarin het intellectualisme ons heeft gedreven. Dan hadde ik waarschijnlijk niet doorleefd de volksverbondenheid welke deze beide boeken kenmerkt, dan hadde ik niet doorvoeld hoe beide werken getuigen van een zelfden oergrond, eenzelfden Germaanschen geest, een zelfde Sehnsucht, een zelfde God-aanvoelen, een zelfde mystiek, waarin de Tijd als ’t ware wegvalt en waaruit de Adem der Eeuwigheid ons toewaait. Zoo in Eckehart als in deze Briefe gefallener Studenten klinkt de stem van das Ewige Deutschtum, dat we het zuiverst kunnen benaderen, als we het ontdoen van zijn staatsbegrippelijk omhulsel en het plaatsen in het licht van zijn wereldbeteekenend wezen, ik schreef haast van zijn Cosmisch Zijn!

Ik weet niet of brieven van Engelsche, Fransche, Belgische gesneuvelde studenten zijn verzameld. Een vergelijking en studie dezer schriften zou wel leerzaam kunnen zijn. Wat de Briefe betreft, getuigen deze van een hoogen levensrenst, een groote menschelijkheid, een open blik voor de werkelijkheid om zich heen, welke eerbied afdwingen en die een kaakslag zijn voor de schaamteloozen en de “geestelijke” dwergen, die den mond steeds vol hebben met “barbaren”.

Deze Briefe mogen in handen komen van velen onzer Vlaamsche jongens: zij zullen er de eigen ziel in vernemen. Of dit ook voor Holland geldt? Ik zou het niet durven beweren. Ik heb soms de indruk dat het “Hollandsche internationalisme” bij de jongeren het schoonste heeft gedood wat een menschenziel bezitten kan: de bewondering die ons zoo heerlijk aandoet bij kinderen, maar waarover wij ons schijnen te schamen op lateren leeftijd. In Vlaanderen leeft ze nog onder het volk, die bewondering, en ze vindt er uiting, ook al geldt het “den vijand”, ook al betreft het “de Duitsche Barbaren”.

Doch laten we Meister Eckehart niet vergeten, de grootste religieuse redenaar die het Duitsche volk wellicht heeft gehad ; de grootste mysticus, de levende uitdrukking van de Duitsche ziel, gelijk we die in ons eigen kunnen beluisteren, als we ons maar vrij kunnen maken van de “Duitsche nachtmerrie” die ons door de politieke pers van alle kleur in Nederland op het lijf is gejaagd!
Eckehart is voor dezen tijd van scheppingskracht, van moed en durf, van omkeering aller waarden, een geestelijk brandpunt, waarin alle stralen der loderende vlammen sâamlopen. Hij baant ons den weg tot God, daar waar de kerken de rechte weg hebben verlaten, verwaarloosd, laten onderkomen, gebarricadeerd. Hij verheft een verworden, een verloopen Christendom tot de sfeer van het rein-menschelijke. Hij is voor tienduizenden de baanbreker en de leider. Eckehart’s godsdienst is levende religie en geen ophooping van godsdienstige voorschriften. Het zaad dat hij gezaaid heeft, werd door de Kerk platgetrapt en scheen voor het volksleven verloren. Thans schiet het plots in vele plaatsen tegelijk in Duitschland en vindt er de lucht gezuiverd om tot verderen bloei te kunnen gedijen.

Er wordt in dezen tijd veel geschreeuwd over “politieke vrijheid” en als bezetenen huilen linksche en rechtsche democraten tegen kerkvervolging in Duitschland…

Van een kerkvervolging of geloofsvervolging heb ik hier nog niets gemerkt, zelfs niet van gehoord. Wat in Duitschland wél verboden wordt, is de bemoeizucht der kerken met de staatsbelangen.

De kerk kan vrijuit de geestelijke belangen harer volgelingen bevorderen ; maar de Duitsche regeering zorgt er voor dat ieder op zijn eigen manier kan zalig worden. Zoo heeft zij dan ook de mogelijkheid voor het Duitsche volk geschapen, dat zich uit den greep van elke kerkelijke dogmatiek kan losmaken, om terug te keeren tot den onsterfelijken God, de Eeuwigen oergrond van alle Zijn. Die elk volk naar eigen aard heeft geschapen ; die de rassen als pijlers, waarop de koepel van Zijn geestelijken hemel op aarde rust, heeft doen verrijzen ; en die Zijn Werk niet door kerkelijke of wereldlijke politiekers laat verknoeien, maar door mystieke Zieners laat vervolledigen. Tot deze laatsten behoort ook Meister Eckehart, die 650 jaar geleden het zaad heeft gezaaid, dat thans in Duitschland opschiet en dat weldra ook over Nederland en Vlaanderen moge komen, niet om er als een “koopwaar” te worden “geëxploiteerd”, maar om er als levende kern te worden opgevangen in een ontvankelijk gemoed en er de wonderen te verrichten, welke elk religieus mensch kan ervaren als hij maar schouwt en niet napraat.

© 2008 GENTBLOGT VZW

2 reacties »

  1. Reactie van Jean Marie DE WULF

    Uitten zich de Duitscers in die tijden in België anders dan in barbaarsheid?
    Zielige litteratuur ver van zijn volk was hij de lesgever….. Nee hoor, in zo iemand kan ik moeilijk geloven.

  2. Reactie van steven

    Jef Hinderdael was volkomen verblind door zijn eigen idealen. Hij had absoluut geen oog of oor voor de realiteit, wilde die ook niet kennen. Helaas.
    Bovendien kan ik niet begrijpen dat iemand die zich zo verdiept in theosofie en Krishnamurti zich desondanks zo sterk door een ideniteitsgevoel kan laten leiden. Dan heb je ook geen realistisch beeld van jezelf en hoe je bezig bent. Dat zo iemand ‘mysticus’ wordt genoemd is ongehoord en even naief als zijn steun voor de Duitse aanpak van de ‘Eenwording van Europa’.

    Hij gedroeg zich als een waanzinnige die zich verbeeldt een Johannes de Doper te zijn. Welke verlosser kondigde hij aan? Hitler?

    Hij kon het soms erg mooi zeggen, dat wel, maar wat hij precies te vertellen had, dat deugt van geen kant.

    Pijnlijke zaak, al met al, want het heeft erg veel schade en leed voor veel mensen opgeleverd. Ik weet ervan, want ik ben zelf zijn achterkleinzoon.