Vergeten schrijvers: Simone Bergmans (1)

woensdag 12 augustus 2009 9u36 | Daniël van Ryssel | reageer
Trefwoorden: , .

Daniël van Ryssel, lange tijd redacteur van het tijdschrift Yang, is voor ons in zijn uitgebreide archieven gedoken. Hij heeft een reeks mooie stukjes geschreven over literaire figuren die op de achtergrond zijn geraakt, maar ooit een rol van enige betekenis hebben gespeeld.
Simone Bergmans is de volgende in een rij vergeten schrijvers die weer voor het voetlicht worden gebracht.

aaaa Simone Bergmans werd geboren te Gent in 1892. Gent: Merelbekestraat 2 en Smidsestraat 35. In 1953 vertrokken naar Knokke en in 1962 naar Brussel. Dochter van Paul (1868-1935), hoogleraar muziekgeschiedenis en hoofdbibliothecaris van de RUG. Zus van Jacques (1891-1959), een pittoresk plein-airschilder die ook wel eens de laatste stadsschilder werd genoemd.
Ze bleef ongehuwd. In 1976 overleden te Sint-Lambrechts-Woluwe.
Zelf werd ze opgeleid voor een muzikale loopbaan en ze behaalde aan het conservatorium te Gent eerste prijzen voor piano, kamermuziek, harmonie, contrapunt en fuga. Maar haar ziekte (coxitis) en haar bijna levenslang “plaasteren korset” sloten haar voor altijd uit voor het beroep van pianiste. Ze studeerde kunstgeschiedenis en archeologie aan de RUG (1923) en behaalde twee jaar later een doctoraat in dezelfde discipline. Van 1921 tot 1937 gaf ze les aan het Lyceum te Gent, kunstgeschiedenis aan de École des Hautes Études en, na de dood van haar vader, geschiedenis van de muziek aan de RUG. In 1937 werd ze wegens ziekte op non-actief gesteld. Dit heeft haar niet belet nog talloze buitenlandse (studie)reizen te maken en nog jarenlang heeft ze bij haar thuis, uitgestrekt en bijna onbeweeglijk in een zetel liggend, privé-lessen kunstgeschiedenis gegeven.

Nagenoeg heel het leven van Simone Bergmans is verlopen in perioden van absolute immobiliteit en momenten van halve vrijheid. Om een roman te schrijven heb je enkel een schrift en een potlood nodig en je kunt liggend schrijven; voor kunstgeschiedenis moet je kunnen werken in bibliotheken en tonnen boeken raadplegen, je moet dus kunnen rechtop staan en bewegen. Daarom dat ze haar leven afwisselend aan kunstgeschiedenis en de romankunst heeft gewijd.
Vanaf 1928 publiceerde ze bijna onophoudelijk studies over kunstgeschiedenis, kunstkritieken, monografieën en biografische nota’s in de Biographie Nationale, Revue Belge de Philologie et d’Histoire en het Kunstler Lexicon Thieme-Backer, romans.

Wat de kunstgeschiedenis betreft was ze in het bijzonder geïnteresseerd in de 16e eeuw, die ze wilde laten herleven doorheen religieuze schilderijen en portretten. Ze ontwikkelde daarbij een grondige methode, die ze heeft uiteengezet in één van haar belangrijkste werken La peinture ancienne, ses mystères, ses secrets (1952), een werk waarin ze vijfentwintig jaar studie en geduldig onderzoek samenvat. Verder studies gaan over de Renaissance in Vlaanderen, Rembrandt, Jan Van Amstel, Botticelli, Frans Pourbus Maar ze beperkte zich niet tot het verleden, ook eigentijdse kunstenaars wekten haar belangstelling, met een voorkeur voor Gentse kunstschilders. Zo schreef ze een monografie over Cécile Cauterman (1943), een schilderes die overigens een heel fraai portret van haar maakte. Voor haar wetenschappelijk werk werd ze zowel in België als in Frankrijk herhaaldelijk bekroond.

De romans van Simone Bergmans zijn gedachtenboeken, geen consumptielectuur. Haar roman Moi… ce Malade (1941 ; bekroond door de Académie Royale de Langue et de Littérature française ; meermaals herdrukt), geschreven gedurende een lang verblijf in een kuuroord-sanatorium te Berck in Noord-Frankrijk aan de Atlantische Oceaan, is een zelfportret van een onbeweeglijke zieke, die ze door een les in moed en wijsheid (de hele Griekse mythologie, de kunstgeschiedenis en tal van filosofen en menselijke problemen zoals het verschil in het verdragen van pijn tussen man en vrouw, komen aan bod) uit de schaduw en de eenzaamheid laat treden. Vermits er helemaal niets gebeurt in deze roman, die enkel gedachten en overpeinzingen bevat, heeft een hedendaagse lezer het er tamelijk moeilijk mee.

Verder schreef ze nog de bundel novellen Le Collier d’Épines (1949 ; met 7 tekeningen van C. Cauterman) en de romans Le Patrimoine secret (1947), Faligan (1950) en Sébastien (1959).
Ook Sébastien werd al bij zijn verschijnen tot de “oude literatuur” gerekend. Een Vlaamse kunsthistorica wordt door een familie kunstverzamelaars ter consultatie geroepen naar het Hertogenwald in de Eifel om het enigmatisch portret van de twintig jaar eerder overleden jonge vrouw Mariana te onderzoeken, die in de dood uit het leven zou zijn gevlucht. De kunsthistorca identificeert het geschilderd portret als dat van Mariana de Castro, die gepassioneerd verliefd was op de legendarische Portugese koning Sebastião, die op 21-jarige leeftijd in een kruistocht tegen de Moren sneuvelde. Vier eeuwen later komt haar nakomelinge Mariana d’Eifel door een zelfde gif om het leven. De kunsthistorica die al haar wetenschappelijke kennis aanwendt, neemt de weg terug en ontrafelt de intrige aan de hele familie, op dezelfde gekende wijze als Hercule Poirot pleegt te doen.
Oude literatuur? Gezien de blijvende belangstelling voor de onderzoeksmethode van Poirot, die door miljoenen televisiekijkers met belangstelling wordt gevolgd, kan die bewering moeilijk worden volgehouden.

Alhoewel ze Gent had verlaten om in Brussel te gaan wonen, is deze wetenschapster en artistieke vrouw, gebonden aan haar geboortestad door haar geboorte en jeugd, studie en werk, door haar vader, haar broer en haar vriendschappen altijd Gentse gebleven.

© 2009 GENTBLOGT VZW

Reacties zijn gesloten.