Nostalgie in Glazen Bokalen
Zelf herinner ik me nog goed het moment na de zondagsmis in Adinkerke. Hoe we het dan op een lopen zetten richting bakker. Om ‘spekken’ te kopen. In West-Vlaanderen zeggen ze ‘spekken’ tegen sneukelgoed. Voor twee frank had je een heel zakje vol. Ik koos dan altijd resoluut voor ‘negerinnentetten’ en ‘nunnenbillen’, enkele ‘muilentrekkers’ en een sliert zwarte nestels. Die snoepveters kon je ook kopen in het rood maar ik at liefst de zwarte. Maar bovenal ging mijn liefde uit naar Belgas. Heerlijke vijffrankstukken uit het unitaire België van vóór de Tweede Wereldoorlog. Gegarandeerd kon ik niet meer eten toen ik thuiskwam. En mijn mond plakte aaneen van ‘dien bucht’ zoals mijn moeder snoepgoed bestempelde.
Vroeger aten alleen de rijken ‘suikergoed’. Het voornaamste bestanddeel van hun snoepgoed was suikerriet. Pas na 1747 werd dat anders. Want in dat jaar ontdekte een Duitse apotheker dat men suiker ook uit goedkope bieten suiker kon halen.
Dat zegt Robert Declerck die samen met zijn vrouw Margit Sarbogardi het boek Nog een snoepje schreef. Margit en Robert wonen in Ledeberg. Als gezin kregen ze in 2009 de Samenlevingsprijs van de Stad Gent. En dat vind ik nu eens geheel terecht. Margit is namelijk erg bekend van haar werking met vrouwen in Ledeberg. “Ledeberg is zo divers, zo rijk. Het is een wereldreis op zich, maar we beseffen het te weinig,†zei ze eens aan een lange tafel in een Ledebergs Turks restaurant. Ik heb het onthouden.
Margit over haar missie: “Ik begon zowat 2 jaar geleden met lessen Nederlands en Algemene Ontwikkeling voor Turkse vrouwen. Omdat we veel contacten hebben met Turkse mensen was het niet moeilijk vast te stellen dat een aanzienlijk aantal onder hen, ook jongeren, weinig of geen kennis had van het Nederlands. Meestal ging het om vrouwen die hier terechtkwamen door hun huwelijk met een in Gent opgegroeide man. Onder de deelnemers zijn er ook die hier al tien of vijftien jaar of langer zijn, maar door omstandigheden nooit Nederlands leerden.
Het aantal aanwezigen schommelt meestal tussen 10 en 20, maar de samenstelling van de groep verandert: diegenen die al wat Nederlands opgestoken hadden, verlieten de groep, bijvoorbeeld omdat ze werk vonden, anderen kwamen in de plaats. Momenteel zijn er in de lessen (telkens op maandagnamiddag en dinsdagvoormiddag in Buurtcentrum Ledeberg) nog steeds overwegend Turkse vrouwen, maar ook vrouwen van Marokkaanse, Algerijnse, Koerdische en zelfs Slovaakse herkomst zijn al geweest. De lessen draaien meestal rond een thema zoals een bepaald feest, het verkeer, eten, geschiedenis en gezondheid. Zo komen zowel Nederlands als de algemene ontwikkeling aan bod. Er is ook al een stadswandeling in Gent geweest en een bezoek aan Woon- & Zorgcentrum De Vijvers. Nog meer bezoeken aan Gent en ook aan Doveninstituut Emmaüs (in Ledeberg) staan nog op het programma.â€
De lessen zijn volkomen gratis, Margit wordt er niet voor betaald en het Buurtcentrum zorgt voor de koffie. De dames zorgen af en toe voor versnaperingen. En daar zal ook wel redelijk gesuikerd goed tussen zitten.
Maar weer naar het snoepgebeuren van bij ons.
Robert trok dus met zijn Margit langs snoepwinkels om van alles te vragen, te noteren en te snoepen. Vervolgens plaatsten ze enkele zoekertjes in diverse kranten. Dames van ruim in de negentig kropen in de pen en schreven hen lange brieven terug over hun zoetgevooisde herinneringen en glazen bokalen vol nostalgie.
Wie kent nog de ‘Mokatine’? Het koffiesnoepje is verpakt in een papiertje met een Arabier erop. Het symbool op de winkel houdt verband met Arabica-koffie. Vroeger kreeg je er een kartonnetje bij. Je kon achteraan aan iets trekken en dan stak de Arabier zijn tong uit.
‘Negerinnentetten’ dat lijkt me duidelijk waarom die zo heten, maar ‘nunnebillen’ waarop slaat dat? Omdat nonnen vlezige witte/roze dijen hebben die de zon nooit zien? Ik weet het niet.
De Nederlandse fabrikant van ‘negerinnentetten of ‘negerzoenen’ kreeg een proces aan zijn been. Na de beschuldigingen voor racisme aan zijn adres noemde hij ze voortaan gewoon ‘zoenen’. Melo-Cakes is misschien nog de meest correcte naam.
Van het Amerikaanse leger kregen we niet alleen de Bevrijding cadeau maar ook de ‘sjieken’. Snoep die niet ingeslikt moet worden. Je blijft gewoon kauwen tot de smaak weg is. De Amerikanen gebruikten de term ‘chiclets’ en dat werd vervlaamst naar ‘chicletten’ en ‘sjieken’.
Van beertjes word ik gulzig. Je kan ze best wel profijtig in je mond steken, eentje per eentje, maar ik prop er meerdere in één keer naar binnen zonder rekening te houden met kleur of smaak. Feitelijk smaken ze toch allemaal hetzelfde, namelijk naar gelatine (de zachte variant) of Arabische gom (de harde versie). Tenzij je kiest voor een colabeertje of een gezuurd beertje.
Een typisch Gents snoepje is een ‘vuile talure’. Het ziet eruit als een karamel maar in het midden is het plat geduwd gelijk een navel. ‘Vuile talure’ was dan ook in Gent een term voor dames van lichte zeden die met hun navel blootliepen.
En waarom niet zelf je snoepgoed maken? Niet alleen Jeroen Meus zet ons elke dag achter het fornuis. Ook Peter Goossens adviseerde dit weekend in Het Laatste Nieuws om ‘nostalgische snoep’ zelf thuis te maken. Hij gaf meteen een recept voor ‘Guimauve van vanille en aardbei’ mee. Met andere woorden: hoe maak je een ‘nunnebille’. Behalve dat het een echte caloriebom is, lijkt het me een helse onderneming. Met vloeibare glucose, eiwit, gelatine, kristalsuiker, vanillestokken, aardbei-aroma, maizena, bloemsuiker, wat voedselkleurstof en een bakplaat van 40/30. Aldus Goossens. Meer moet dat niet zijn. Precies of we dat allemaal in huis hebben?
Over deze zoete materie schreven Robert Declerck en Margit Sarbogardi het boek Nog een Snoepje? Lekkers uit Grootmoeders tijd, vol geschiedenis, boeiende weetjes, snoeptradities, snoeprecepten en nog veel meer. Het ultieme boek voor snoepers, met foto’s van Jan Crab.
Robert Declerck en Margit Sarbogardi, Nog een Snoepje? Lekkers uit Grootmoeders tijd. Leuven, Davidsfonds, 2010, 146 p., rijk geïllustreerd, € 24,95
© 2010 GENTBLOGT VZW
van die foto met neuzen krijg ik gewoon goesting, mmm
Ik denk dat wij daar vroeger als we klein waren “tsjoepkes” tegen zegden i.pl.v. neuzen
In Aalst noemden we dat tsjoeppeneuzen…
Ook de laatste foto wekt wat heimwee naar de klakkende (en plakkende) doosjes met zwartbruine bolletjes.
In Gent noemen we snoep ook “spekken”. En is een “guimauve” niet iets anders dan een “nonnebille”?
Neuzekes noemen wij in Gent ook “cuberdons”.
guimauve, is dat niet in het gents :”paatjejupe”?
Komende uit het frans Pate de Jujuppe ?
wat hier nunnebillen genoemd wordt, noemen wij in Dendermonde ‘aawoivevliës’
en in Hamme noemen ze nunnebillen ‘slappelurren’
Als nederbelg zijn de Vlaamse benamingen van snoepgoed redelijk verwarrend. Snoep=spekken in het vlaams terwijl in Nederland “spekken” enkel voor de sponsachtige “nunnebillen” achtige snoepwerk gebruikt wordt. Ik heb ook gemerkt dat “guimauve” hier voor een soort wat we in Nederland “schuimpjes” zouden noemen gebruikt wordt. Maar de Nederlandse “schuimpjes” zijn wel harder dan Vlaamse “guimauves”.
Ik vond de duidelijk van het frans afkomstige “guimauve” een interessante naam. Dit blijkt afkomstig van de franse naam van een moerasplant waarvan het slijmerige wortelextract vroeger gebruikt werd om de snoepjes te maken. Tegenwoordig is het vooral maissiroop. Dus “Guimauve”, Nederlandse naam “Heemst” of het engels “Marshmellow” (Althaea officinalis). Dus eigenlijk zijn “nunnebille” en “guimauvekes” toch hetzelfde, of toch niet?
Interessant wat Mellowyellow schrijft ivm guimauve. Dan gebruiken wij de term verkeerd, ttz ik denk bij guimauve aan de typische lievevrouwsnoepjes, en die zijn harder dan de marshmellow-toestanden.
guimauve is inderdaad datgene dat wij kennen als (lievevrouwkes) of (maria’kes).
Weet er iemand welke smaak er in de witte soort zit ?