Schetsen uit het verleden van de Gentse Feesten

dinsdag 12 juli 2011 17u53 | Ruben De Clercq (tekst), Thierry (beeld) | 3 reacties
Trefwoorden: , , .

De Heemkundige Vereniging De Gonde uit Melle organiseerde afgelopen donderdag een ludieke voordracht over de geschiedenis van de wereldberoemde Gentse Feesten, het Vlaamse volksfeest bij uitstek. Xavier Perneel, gids bij ‘Vizit’, entertainde het twintigkoppige publiek anderhalf uur lang met historische plaatjes, frivole gebaren en sappige anekdotes over “de Fieste”. Maar de begenadigd verteller vindt de huidige Feesten wel wat te veel van het goede.
De leden van de Heemkundige Vereniging De Gonde bliezen verzamelen in de gezellige gemeentebibliotheek van Melle in de Kruisstraat.

Voorzitter Daniël Lemmens verwelkomde de aanwezigen en gaf een woordje uitleg over de komende activiteiten van de vereniging. Vervolgens nam Xavier Perneel van ‘Vizit’, een collectief dat originele stadswandelingen, fietstochten en citytrips organiseert, het woord met een bijzonder schreeuwerige maar erg gesmaakte intro. “De Gentse Feesten vonden hun oorsprong in 1838, toen het stadsbestuur op zoek was naar manieren om meer toeristen naar Gent te lokken. Veel mensen schrijven de Feesten nochtans toe aan de Gentse volksfiguur en zanger Walter De Buck, maar dat is slechts gedeeltelijk waar.”

“In die tijd vonden er in de Arteveldestad verschillende buurtkermissen plaats”, aldus Xavier Perneel. “Daardoor bleven er heel wat fabrieksarbeiders dagenlang afwezig. Om dat te vermijden, besloot katoenfabrikant Ferdinand Lousberg in 1843 één groot en gemeenschappelijk feest in het leven te roepen: de Gemeentefeesten. Klokke Roeland luidde die de laatste week van juni voor het eerst in. De rijke burgerij zakte af naar de paardenwedrennen in deelgemeente Sint-Denijs-Westrem, terwijl de herbergen de hele nacht open waren voor het proletariaat.”

Volksbal en -spelen
“De ‘Gazette van Gent’, de historische voorloper van de huidige krant ‘De Gentenaar’, schreef pagina’s vol over het volksbal op de feeëriek verlichte Kouter. Die was in twee stukken opgedeeld: de aangestampte aarde was voor het gewone volk, de geplaveide ondergrond voor de rijken, die uit de casino’s aan de Coupure kwamen. Maar doorheen de jaren keerde het dagblad zich tegen het feestgebeuren, naar eigen zeggen omdat ‘de Kouter veranderde in een bacchanaal met te veel kinderen en jongeren die al in hun bed moesten liggen’. Ook de katholieke politici waren er niet over te spreken, hoewel Gent natuurlijk nooit een christelijk machtscentrum is geweest.”

“Na de Tweede Wereldoorlog kenden de Gentse Feesten een terugval waar ze met mondjesmaat van herstelden. Er waren niet alleen de vele oorlogsslachtoffers, maar ook de opkomst van de televisie en de cinemazalen en de invoering van het betaald verlof. De mensen konden zich dus al eens wat meer permitteren. Vanaf het begin van de twintigste eeuw waren vooral de volksspelen erg in trek. Zo was er bijvoorbeeld ‘Wit en Zwart’, een spel waarbij de deelnemer over een balk moest lopen met daaronder aan de ene kant bloem en aan de andere roet. Afhankelijk van waar hij eventueel ten val kwam, kleurde de ongelukkige volledig wit of zwart. Ook heel populair waren zaklopen, de ezelskoers, schuifelen, muilen trekken en zo snel mogelijk met een kruiwagen met een kikker erin een parcours afleggen. In het Huis van Alijn waren er oogverblindend mooie poppenspelen.”

Vreemde figuren
“Toch was niet altijd alles rozengeur en maneschijn. De kritiek dat het geld van de rijken, die de Gemeentefeesten financieel ondersteunden, meteen weer terugvloeide naar waar het vandaan kwam, was niet uit de lucht gegrepen. In 1845 maakten de Gentenaars voor het eerst kennis met het spektakel van vuurwerk en luchtballonnen, en tien jaar later schreeuwde de ‘Gazette van Gent’ moord en brand over een weerloos hondje dat door een kapotte parachute te pletter was gestort. Het brandende Belfort waar de toeschouwers zich tijdens het recente Gentse Lichtfestival aan vergaapten en de brandweer liefst 43 meldingen aan te danken had, was trouwens allesbehalve een primeur: in 1855 werd de toren een eerste keer in lichterlaaie gezet.”

“De Gentse Feesten stonden bol van soms vreemde maar vaak knotsgekke figuren die het publiek entertainden en fascineerden. Zo was er ooit een man die dertien uur, dertien minuten en dertien seconden aan een stuk een robot imiteerde, en dat op een dieet van brood, rozijnen en pruimen. Stuntman John Massis presteerde het om op de Korenmarkt een tram van twintig ton met enkel zijn tanden vooruit te trekken. Boeienkoning Joe Alcatraz bevrijdde zichzelf meermaals uit de greep van kettingen en een andere rare snuiter had er niets beters op gevonden dan onder meer een fiets en een rekenmachine op te eten. In 1978 kropen enkele studenten in het bekende kanon ‘Dulle Griet’ aan de Vrijdagsmarkt, goed voor een record. De student die er het eerste in verdween, moest het stellen met de vijftien centimeter grote kruitkamer.”

Walter De Buck
Walter De Buck“In 1968 was Herman Van Hecke naarstig op zoek naar geld om zijn trip naar India te bekostigen. Toen kwam zijn goede vriend Walter De Buck op het idee om van café naar café te trekken en er, met de pet in de hand, liedjes te zingen. Ook Wannes Van de Velde deed mee. De reis was een succes, de traditie bleef, Roland Van Campenhout voegde zich bij het gezelschap en op het einde van de avond werd het ingezamelde geld eerlijk verdeeld. Maar de plaatselijke middenstand was niet tevreden met die groep muzikale nomaden en daarom besliste het stadsbestuur De Buck en co te verbannen naar Sint-Jacobs. Ze kregen zelfs twintigduizend frank subsidie toegestopt, om er toch maar zeker van te zijn dat niemand nog last van hen zou ondervinden.”

“Het was diezelfde Walter De Buck die de Gentse Feesten terug op het niveau van de beginjaren wilde krijgen. De man achter de overigens erg dubbelzinnige song ”t Vliegerke’ staat vandaag nog steeds symbool met de revival van ‘de Fieste’ bij Sint-Jacobs. De verhalen over de primitieve drank- en geluidsinstallaties en de buschauffeurs die met hun tot de nok gevulde voertuig aan het podium bleven staan, zijn legendarisch. Vandaag ben ik een beetje bang van het feestgedruis: ik woon in het Patershol en tien dagen per jaar ontvlucht ik de stad, want het is gewoon te veel geworden. Het is jammer dat een mega-evenement als Polé Polé op de Gras- en Korenlei de Dag van de Lege Portemonnees naar de Ajuinlei heeft verdrongen. Voortaan delen de marktkramers daar geldbeugels uit, met misschien een briefje erin.”

© 2011 GENTBLOGT VZW

3 reacties »

  1. Reactie van jos tavernier

    Deze versie geeft een nogal eenzijdig beeld van de Gentse Feesten, maar op één punt ben ik met de Xavier Perneel eens, het Polé polé gedoe op de Graslei is een schandvlek op de feesten en het commercieel aspect ervan stuit tegen de borst van de echte Gentenaar.Geef ons de feesten terug op maat van Gent.

  2. Reactie van Roland

    Persoonlijk vind ik ook dat Polé-Polé niet past op de Gentse Feesten en in het geheel, niet past in de binnenstad.

  3. Reactie van Ron Verhelst

    De student die als eerste in de dulle griet kroop en het moest stellen met 15cm kruitruimte was ik. Hebben jullie daar toevallig meer over (Foto’s bv)? Ik weet dat het toen gefilmd werd door daskasfilms en Dirk Dauw (toen reporter bij de gentenaar) daar een mooi artikel over schreef.