Gentse mokken

vrijdag 22 juli 2011 23u55 | Tim F. Van der Mensbrugghe | reageer
Trefwoorden: , .

De rookmachine doet z’n werk op de dj-toren op de Vlasmarkt: de stinkende lelijkaards verdwijnen in het verborgene, proper gewassen dames blijven zichtbaar.De mooiste nachten zijn die waarvan je het nooit zou verwachten. Zomerse warmte zorgt níét voor meer ambiance. Op de Vlasmarkt danst het volk liever in de gietende regen.

“Ey, ga je mij naar huis voeren?”, vraagt een West-Vlaamse jongevrouw die op weg naar huis wil vertrekken met haar fiets. “Je mag vanachter zitten.”

No can do. Ik moet naar de Vlasmarkt.”

“Pfff, ‘t is daar toch al gedaan.”

“Maar neen, het moet daar nog beginnen!”, weet ik. Hoe kan het feest op de Vlasmarkt thans al gedaan zijn als het daglicht zich nog niet heeft kunnen manifesteren? Ik vervolg goedschiks mijn weg naar het heilige plein.

Daar ontmoet ik Wouter, die in het verleden al opdaagde als nevenpersonage. Wouter maakt er ieder jaar een sport van om de evangelische christenen onder de kasseien te praten die rondgaan met het Woord Gods en bekertjes koffie. Eén keer ging dat net iets vlotter dan anders. “Achteraf bleek er maar één conclusie mogelijk: iemand had voor de lol MDMA in de koffie van die christenen opgelost”, redeneert Wouter. “Ik heb een etmaal nodig gehad om me weer normaal te voelen na dat gesprek.”

In de gietende regen kijken we uit over de Vlasmarkt. Ik herken helaas weinig van m’n vaste personages. Om maar niet te zeggen geen. Kevin heeft zich allicht laten wegregenen en David Van Belleghem zal zich uit voorzienigheid niet eens buiten gewaagd hebben. Zodoende moet ik het met Wouter stellen. Die vestigt mijn aandacht op Schopenhauer. “Eadem, sed aliter. Hetzelfde, maar anders. Dat is wat de Vlasmarkt is. Je kunt hier elke dag staan, het is hier elke dag hetzelfde, maar toch keer je telkens naar huis met een ander verhaal”, analyseert deze filosoof.

Opeens vliegt er beker bier tegen ons. Wouter en ik draaien ons om. Een dronken heerschap kijkt ons aan alsof er niets gebeurd is. “Hebt gij dat bier tegen ons gesmeten?”, vraagt Wouter met z’n raspende stem.

Met het bier dat we in het Westen weggooien zouden we in de derde wereld nogal wat mensen zat kunnen voeren. De dronkelap wijst naar een vuilbak op een meter van ons. “Ik heb mijn beker daarnaar gesmeten.”

“Dan is het u verdomme toch niet goed gelukt om te mikken”, merkt Wouter op.

“Uw beker is ontegensprekelijk tegen ons gevlogen”, voeg ik eraan toe.

“Draait ulder om of ik sla op uw muil”, repliceert de zatte aap.

Ai, denk ik, arme sukkelaar, nu zijt ge zeker een halfuur van uw leven kwijt. Inderdaad: Wouter neemt de handschoen op en begint op de hem eigen wijze te discussiëren met de dronken man. Die slaat uiteraard niet op Wouters bek, maar ziet wel kostbare seconden van zijn leven wegtikken terwijl Wouter hem verbaal in de grond stampt.

Vanuit de dj-toren zie ik opeens Edmond Cocquyt Jr. naar mij wijzen. Hij doet teken dat ik naar boven moeten komen. Waarom ook niet, in de vipruimte van de Vlasmarkt kan een mens genieten van beschutting tegen de regen. Maar tegelijk moet ik erkennen dat het er behoorlijk saai is. Iedereen staat maar wat op elkaar gepakt en de pintjes zijn op.

Niet veel later sta ik weer tussen het plebs. De zon is ondertussen al op. Tim Struyven komt in mijn beeld gelopen – hij is een vast gezicht van deze editie. “De regen heeft het kaf van het koren gescheiden. En wij zijn het koren”, legt Tim uit. Ik feliciteer hem met zijn opmerking en vertrouw ze toe aan het papier.

Bizar: hoe meer het regent, hoe meer mensen dansen op de Vlasmarkt. Aan de Kinky Star staat Steve te schuilen. Hij heeft ‘t wel gehad met de regen. “Ik kan goed zwemmen, maar het is me nu toch te nat”, schudt hij z’n massieve kop. De meerderheid van de feestvierders geven ‘m ongelijk. Zij staan te dansen op de gladde kasseien, van het hemelwater trekken zij zich weinig aan.

Ik formuleer er een theorie over: meer zon betekent meer mensen en dus minder ruimte om te dansen. Meer regen betekent minder mensen en dus méér plaats om de beentjes te strekken. Ook maandagochtend regende het en stonden de mensen eveneens te dansen. Als je genoeg gedronken hebt, maakt het toch niet uit of je nat dan wel droog bent, dus kun je evengoed swingen in de regen.

Opnieuw kom ik Wouter tegen. Die heeft weinig zin om z’n tronie te lenen voor een fotoportret. “Neen, ge moogt geen foto’s nemen van mij. Fotografeer mij maar zonder toestemming”, stelt hij kordaat. Ik schik me naar zijn wensen.

Ondertussen leer ik Christiane kennen. Zij is de oudste madam op de Vlasmarkt – ik schat haar ergens in de zestig. Haar witte kleed zit onder de vlekken van Irish coffee en ze heeft zo’n onnozele zonnebril met lichtjes erin. Desondanks herken ik in haar een chique dame. “Mijn ouders waren afkomstig van Kortrijk, waar ze fabrieken hadden. Wij spraken Frans en algemeen Nederlands thuis. Mijn vader was boos als ik Gents sprak. Maar ik ben van hier, mijn hart klopt Gents”, zegt ze terwijl ze vastberaden op de Gentse kasseien stampt.

Wouter neemt Christiane in een beschermende omarming. Hij wil haar behoeden voor de elementen. Al veertig jaar woont ze ondertussen in Brussel – soms heeft ze moeite om iets in het Nederlands uitgelegd te krijgen en schakelt ze over op de taal van Voltaire. “Mijn zoon Didier wou vroeger nooit Nederlands spreken, enkel Frans. Maar hij werkt momenteel in Amsterdam, waardoor hij Hollands beginnen te spreken is. Verschrikkelijk!”, lacht Christiane.

Ze controleert mijn leren vest. “Volgens mij is het geen echt leder”, oordeelt ze.

“Volgens mij wel. Tweedehands gekocht en zeiknat, maar het is toch echt leder”, verdedig ik m’n trouwe jas.

“Hmmm, misschien”, zegt ze niet geheel overtuigd. “Maar ik begrijp het wel, hoor. Alles is zo duur tegenwoordig voor jonge mensen. Ze kunnen zich een huis, een tv en een wagen permitteren en daar houdt het op.” Ik erken dat het allemaal niet makkelijk is tegenwoordig.

De muziek is reeds stilgevallen en langzaam loopt het plein leeg, maar evengoed blijven mensen voor de gezelligheid staan, als bevonden zij zich op een aangename netwerkreceptie.

Sfeerbeheerster par excellence Hilde waarschuwt nogmaals voor pickpockets. Die vluchten huilend terug naar hun kraakpanden.Even later zit ik dankzij gunstig toeval samen met Christiane op de tram. Ze heeft net een pakje Cuberdons gekocht op de Groentemarkt en geeft er mij eentje. Ik steek het snoepje zonder veel omhaal in mijn mond, wat op lichte afkeuring van Christiane kan rekenen. “Je moet het topje eraf bijten en eraan zuigen”, doceert ze met haar charmante Gents. Even later biedt ze mij ook een Gentse mok aan, een lekker koekje met anijssmaak. Zoveel gezelligheid heb ik op een tram nog nooit niet mogen meemaken.

Ooit schrijf ik een ode aan de fantastische Gentse mokken, die dat ge kunt opeten, die met hun jonge lijven die staan te dansen op de Vlasmarkt, en die van een schone leeftijd die nog altijd zo jong van geest zijn dat het verouderingsproces u niet kan afschrikken.

© 2011 GENTBLOGT VZW

Reacties zijn gesloten.