Debat e-inclusie bevorderen bij moeilijk te bereiken groepen
Op dinsdagnamiddag 18 oktober 2011 vond in de cultuurkapel Sint-Vincent het debat plaats over e-inclusie en hoe moeilijk te bereiken groepen betrokken kunnen worden in het Gentse digitale verhaal.
Naarmate acties ondernomen worden voor meer e-inclusie in Gent, verkleint het aantal offline burgers. Zo beschikte in 2010 73 % van de Belgische gezinnen over toegang tot het wereldwijde web, een cijfer dat in 2006 nog op 54 % lag. Daarmee zit België bij de kop wat Europa betreft.
Het bereiken van de overblijvers wordt echter steeds moeilijker. De redenen hiervoor variëren sterk per individu en dit vergt een innovatieve aanpak. De Stad Gent neemt al een voortrekkersrol op met initiatieven zoals de digitale talentpunten (ongeveer honderd), het opleiden van vrijwilligers in wijkhuizen enzovoort, alsook het openen van dit debat.
Een panel bestaande uit vijf experten zijnde Eric Dirikx (Cel Armoedebestrijding Stad Gent), Luc Mertens (Universiteit van Namen), Veronique De Leener (Maks vzw), Ridvan Can (coördinator Fzo-Vl) en Helena Bex (POD Maatschappelijke Integratie), boog zich vanuit eigen invalshoek over de vragen wie de moeilijk te bereiken groepen zijn, wat de drempels zijn waarmee zij worstelen en wat mogelijke formules van aanpak zijn.
Om te beginnen werd duidelijk gesteld dat het fenomeen zich niet uitsluitend beperkt tot de groep van de kansarmen. De moeilijk te bereiken groepen zijn erg heterogeen.
De cijfers stellen dat 59% van de 65-plussers, 36% van de personen met een lage scholingsgraad en 35% van de personen in gezinnen uit de laagste inkomensklassen nog nooit internet hebben gebruikt.
De heterogene groep van de mensen met een verhoogd risico op armoede lopen ook grote kans om uit de boot te vallen. Het gaat hier onder meer over werkzoekenden, mensen men een beperking, alleenstaande ouders enzovoort. Het gaat om 25.000 Gentenaars, ongeveer 10 % van de totale Gentse bevolking.
En een laatste groep die tevens moeilijk te bereiken blijkt, zijn de etnisch culturele minderheden. Het gaat hier onder meer over tweede en derde generaties Turkse en Noord-Afrikaanse Gentenaars en de intra Europese migranten. Die groepen leunen eveneens dicht aan bij de mensen met een verhoogd risico op armoede, wat het er niet gemakkelijker op maakt.
Naast het niet beschikken over toegang tot het internet, wat benoemd wordt als eerste graad digitale kloof, bestaat er tevens een tweede graad van digitale kloof. Die mensen beschikken wel over toegang tot het internet, maar kennen onvoldoende de mogelijkheden die het biedt. Als voorbeeld gaat men er nogal snel van uit dat jongeren een accurate digitale kennis hebben. Alleen blijkt dit vaak beperkt tot een paar aspecten zoals de sociale media en weten zij beduidend minder af van Excel.
Door die heterogeniteit bestaat dé aanpak niet. Men moet elke groep apart benaderen en kijken welke factoren het betrekken bemoeilijkt. Als drempels werden zaken als interesse, knoppenangst, financiële capaciteit, ervaring en opleidingsniveau aangehaald.
Uit Brusselse good practices valt te leren dat aansluiting vinden op de leefwereld van die groepen loont. Op die manier motiveer je de betrokkenen en is het een kwestie van creativiteit om het digitale aspect daarin te verweven.
Verder blijkt het betrekken, opleiden en inzetten van mensen uit die groepen zelf de toegankelijkheid in de hand te werken.
Bron: persbericht
© 2011 GENTBLOGT VZW