Mong Rosseel: een interview (deel twee)

vrijdag 2 december 2011 10u07 | Gudrun (tekst), Caroline Vincart (beeld) | reageer
Trefwoorden: , , .

Omdat Mong Rosseel, de bezieler van de Vieze Gasten, vijfenzestig wordt en met pensioen gaat, geeft hij dit weekend een groot afscheidsfeest in de Brugse Poort. Ook wij van Gentblogt hebben hem geïnterviewd. Deel één van het gesprek met deze welbespraakte mens kon u hier al lezen. In deel twee komen de twee volgende vragen aan bod.

Mong Rosseel

Vraag 2: Moest je opnieuw kunnen beginnen, zou je dan hetzelfde doen, of op dezelfde manier?
(denkt na, mompelt dan) Goh, dat zijn ambetante vragen! (lacht) Ik ben ergens wel zeer blij met het leven dat ik heb kunnen leiden. In zijn geheel dan toch. Er zijn altijd wel een heleboel dingen waarvan je denkt: ‘Dat had ik niet moeten doen”… Hilde Pauwels heeft me ooit eens geïnterviewd voor De Standaard, ze had een reeks rond ‘Dromen’, en vroeg aan een heleboel mensen: “Zijn uw dromen van vroeger uitgekomen?”. Ik zat met het hele wonderlijke, dat niets van wat ik ooit gedaan heb, iets was waarvan ik als kind of jongere ooit droomde. Ik wilde uit Veurne weg, naar de stad, en ik ben op den buiten terechtgekomen, op een boerderij. Dat was absoluut niet mijn droom, terwijl het een droom geworden is.

Een tweede iets: tot in de retorica, mijn laatste jaar middelbaar, durfde ik met moeite een gedichtje voordragen vooraan in de klas. Maar dan ben ik drummer geworden in een rockgroepje, en dan van drummer ben ik beginnen zingen. En kijk nu: vanaf dan heb ik veertig jaar lang niets anders gedaan dan op een podium gestaan en verteld, en eigenlijk doe ik dat gewoon verschrikkelijk graag! En ik heb dus het geluk dat ik altijd iets heb kunnen doen dat ik graag doe. Toen wij begonnen, waren we rebellen, we zaten in het verzet en al. Maar toen kwamen er mensen van De Nieuwe Scène, en die zeiden: “Jullie doen vormingstheater, en minister De Backer heeft een theaterdecreet en jullie horen daarin thuis, en jullie moeten subsidies aanvragen”. Onze eerste reactie was: “Gulder zijt zot, gij! Voor wat wij doen subsidie vragen!” Maar zij hebben het gedaan voor ons. Onze eerste beheerraad van onze eerste vzw – Fabien en ik zaten daar in, en Magda ook, maar al de rest, dat waren Jef Sleeckx, en Wim Meeuws van De Nieuwe Scène, de mensen van Volkshogeschool Elckerlyc… Wel, zij hebben dat aangevraagd, en we kregen het. Maar als je dat eens bekijkt: van in ’76 zijn wij erkend, en wij zijn nog altijd erkend. Bijna veertig jaar lang, vijfendertig jaar lang heb ik, weliswaar een klein loon, maar heb ik elke maand mijn loon gekregen, om te doen wat ik graag doe. Wie heeft zo’n leven gehad? Als ik dat opnieuw zou kunnen doen… Ik heb dat verhaal al dikwijls verteld: toen wij die voorstelling deden in het buurthuis (in de Sleepstraat, nvdr), op onze verjaardag, was dat een eenmalig iets. Walter De Buck die daar aanwezig was, zei: “Dat kan niet zijn, dat je dat maar één keer doet, dat kan niet!”. En wij zeiden: “Maar allez, Walter, ‘t is voor ‘t buurthuis he!” Het is Walter die ons op sleeptouw heeft genomen. Als hij dat niet had gedaan, dan waren de Vieze Gasten nooit ontstaan!
Dus, achteraf, als je vraagt, zou je dat opnieuw doen? Ik ben er eigenlijk toevallig ingerold. Toeval is iets raars. Aan de ene kant is het toeval, aan de andere kant is het natuurlijk ook wel zo dat je moet openstaan voor dat toeval, je moet het pakken zoals het komt, en dat heb ik gedaan. Ik doe dat eerlijk gezegd nog altijd.

Een andere vraag die zich dan opdringt, is de volgende: hoe hou je dat in hemelsnaam vol? Al die voorstellingen, van het een naar het ander, dat blijvend engagement: het buurthuis, in Zomergem het Senegalproject, de Noord-Zuidraad… Hoe hou je dat vol?

Tgoh… Het een heeft te maken met het ander natuurlijk. Ik ben in Leuven op het spoor gekomen door de plaats waar ik woonde. Je zei het al: je zoekt het toeval op. Het is deels toeval, deels ook niet. Ik ben in Leuven in de studentenvakbond terecht gekomen, met Paul Goossens en Ludo Martens en nog een aantal anderen, en dan begin je zaken te lezen, je begint aan acties mee te doen, en er gaat een nieuwe wereld voor je open. De mensen zeggen soms: “De generatie van ’68, dat zijn allemaal dikke bourgeois geworden”, maar dat is dus niet waar, hé. Er zijn erbij die dikke bourgeois zijn geworden, ja. Maar ik ben geen P.v.d.A., ik ben geen Maoist, ik ben geen communist, ik ben bij de anarchisten terecht gekomen, maar als ik kijk: heel die oude garde is er nog altijd! Het heeft iets te maken met consequent zijn. Je kan toch moeilijk op een podium staan en zeggen: “Dat en dat zou er moeten gebeuren”, en dan thuis komen en dat niet doen? Ik vind wereldwinkels een zeer mooi iets, ook het idee dat erachter steekt, dat je geen liefdadigheid moet geven, maar eerlijke handel. Ik ben een ambetante in de Wereldwinkel: in de discussies regionaal en nationaal kan ik best een dwarsligger zijn, maar dat neemt niet weg dat ik het gegeven van fair trade prachtig vind. 11-11-11, zeker sinds het geëvolueerd is en ook aan politieke lobbywerk doet, die naast het inzamelen van geld ook enorm veel aandacht besteedt aan politiek werk, dat staat me ook verschrikkelijk aan. Die stedenband nu met Senegal, daar lig ik ‘s nachts wakker van, daar droom ik van, en dan wil ik ook wel dat dat lukt, dat dat wérkt!

Dat is zo’n onverwoestbaar engagement dat jij uitstraalt. Een deel van de mensen van toen zijn inderdaad bourgois geworden, mensen die dat engagement op den duur moe worden, omdat ze zeggen dat het toch geen zoden aan de dijk brengt.

(verontwaardigd) Maar dat is dus niet waar hé!

Heb jij het gevoel dat je iets veranderd hebt?

We hebben daarnet al gezegd dat de wereld zo enorm veranderd is op die veertig jaar dat we bestaan. Niet dat ík dat gedaan heb, maar we hebben daar een rol in gespeeld: de scholen zijn veranderd, de manier van opvoeden van jongeren is veranderd, we hebben intussen een abortuswetgeving, we hebben een euthanasiewetgeving, we hebben een totaal andere houding tegenover seksualiteit, noem maar op. Er is op dat vlak ongelófelijk veel veranderd. Maar we zijn er nog niet, he, er moet nog zoveel gebeuren. Qua duurzaamheid zijn we nog nergens, wat ecologie betreft zijn we nog maar aan het begin van het begin, en op wereldschaal moet er nog zo verschrikkelijk veel gebeuren. Maar juist daarom: het zal maar gebeuren, als we door doen. Je moet maar eens bedenken: de eerste Wereldwinkels zijn even oud als de Vieze Gasten. Dat is begonnen met één wereldwinkeltje in Antwerpen, nu is dat in het hele land: Wallonië, Vlaanderen, en niet alleen bij ons. En iedereen kent het, dat is een fenomeen. En zo is dat met alles. Met andere woorden: de wereld verandert dus wél! Kijk maar naar Gent: Gent is veranderd van een autoritaire, conservatieve CVP-stad naar een bloeiende stad met toch een vrij open geest. Er gebeuren een hoop dingen, en daarom moeten we waakzaam blijven, voortdurend, als er iets fout gaat. En vandaag mag je dat ook zeggen, vandaag mag ik naar Daniël (Termont, onze burgemeester, nvdr.) stappen, dat zijn verdomme allemaal mensen die je kent! Weet je, wij hebben eens een groep uit Lyon gehad, een straattheatergroep die tijdens de Gentse Feesten bij ons zat, en die wilden aanvankelijk niet geloven dat, op zaterdag, de man die daar passeerde met zijn fiets en overal stopte om met de mensen te babbelen, dat dat de burgemeester was. Dat was Frank Beke, en die wilden dat eerst niet geloven!
Victor uit Senegal is bij mij, en ik moest optreden op het Groenplein in Wondelgem voor een klein buurtfeestje, met misschien honderd mensen. We komen daar toe, en wie staat er daar in zijn korte hemdsmouwen, met een pint in zijn hand? Daniël Termont. Ik had natuurlijk al dikwijls gelold met Victor en hem aan mensen voorgesteld als le président de Sénégal en zo, en hij moest daar altijd vreselijk mee lachen. En ik zeg tegen Victor: “We hebben chance, man, de burgemeester van Gent!”. En die schiet daar nu toch in de lach. En het was pas toen Magda ook zei: “Maar het is echt waar, Victor!” dat hij het wilde geloven. Hij heeft er dan een uur mee staan babbelen, en dan denk je: “Dit is toch zalig?” Er is wel veel veranderd, en dat stimuleert. En dan nog: waar het niet verandert, moeten we blijven vechten. Nu, ik heb ook het geluk – en dat moet ik er toch ook iedere keer bij zeggen – … Kijk, neem in heel ons Senegalproject Staf Laget weg, en ik hou het niet overeind. ‘t Is Staf die het overeind houdt. Alleen… Weet je wat weer de kloterij is? Staf is verdomme de man die al het werk doet, maar op het moment dat er naar buiten moet gekomen worden, ben ik wel weer diegene die door mijn gruute muile en het feit dat ik goed kan vertellen…

Ieder zijn verdienste, Mong!

Allemaal goed en wel, maar soms ga je wel met de pluimen gaan lopen waar eigenlijk iemand anders belangrijk voor is.

Ja, maar als dat project nu juist een grote muil nodig heeft en Staf dat niet heeft, dan zal Staf dat ook niet erg vinden.

Ik zeg niet dat hij dat erg vindt, maar ik bedoel alleen maar: het is onrechtvaardig. Ik heb ook daar weer het geluk: waarom hou ik het vol? Omdat ik eigenlijk altijd kan doen waar ik goed in ben. Ik ben met mijn projecties en mijn foto’s naar de scholen gegaan, en je denkt toch niet dat ik daaraan voorbereid? Ik zet mijn beamer aan, ik laat de foto’s komen, en ik heb de pauzeknop in mijn handen. En iedere keer zeg ik: ‘Oh juist!’ en dan zet ik het op pauze en begin ik te vertellen. Dan stel ik vast dat al die kinderen aan mijn lippen hangen. Ik doe dus gewoon wat ik graag doe, en als ik wegga, dan wil heel de school iets doen. In De Bron in Lovendegem hebben ze meteen een activiteit gepland, ze hebben negenhonderd euro opgehaald waarmee ze ginder nu al een muur rond een schooltje aan het bouwen zijn, dat ze echt nodig hadden. En dan denk ik van (zucht): “Fantastisch hé!”
Ik doe dat graag, dus waarom zou ik dat niet blijven doen?

© 2011 GENTBLOGT VZW

Reacties zijn gesloten.