‘Topstuk uit Stadsmuseum Gent niet authentiek’
‘Panoramisch gezicht op Gent. Datering: 1534. Dit is het oudste geschilderde gezicht op Gent.’ De onderschriften klinken alsof het STAM zeker is van zijn zaak. Toch zijn er serieuze twijfels bij André Capiteyn, die bij het Stadsarchief van Gent werkt.
Hij onderwierp het werk aan een uitgebreid bronnenonderzoek en concludeert dat in 1534 wel een schilderij werd gemaakt van het Sint-Baafsdorp en de stad Gent, maar dat is niet het werk dat in het STAM wordt getoond. Integendeel, het Panoramisch gezicht werd gemaakt in de 19de eeuw en is dus een romantisch werk.
Lees meet bij De Standaard
© 2012 GENTBLOGT VZW
Mmm, één van de “bewijzen” volgens de vrt dat het schilderij niet uit 1534 kan zijn is:
De onderzoeker wijst er onder meer op dat de Sint-Baafskathedraal, toen Sint-Janskerk genoemd, voltooid op het doek staat, terwijl “de eerste steen” amper een jaar voor de datering van het schilderij gelegd werd. Of hoe de vrt dus onzin neerschrijft alsof men pas is beginnen bouwen in 1533.
http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/cultuur%2Ben%2Bmedia/kunsten/130322Stam_controverse
De kooromgang en de straalkapellen dateren al uit het begin van de 15de eeuw. Tijdens de tweede bouwfase, van 1462 tot 1538, werd de 89 meter hoge westertoren opgetrokken en in 1533 werd begonnen met de derde fase: de bouw van het schip.
Of de toren stond er al (ze hadden er bijna 80 jaar aan gebouwd) en de schilder zou er dan in 1534 al het geplande dakje naast geschilderd hebben van de bouwwerf…
Capiteyn zegt letterlijk:
Pers kort soms wel eens af. :)
Het dossier van André Capiteyn is te vinden op:
http://www.gent.be/docs/Departement%20Cultuur/Stadsarchief%20-%20De%20Zwarte%20Doos/Panoramisch_gezicht_op_Gent_1534.pdf
Zeer goed gedocumenteerd opzoekingswerk van André Capiteyn.
Het is dus zeker niet het originele werk. Waarom de verantwoordelijken van het STAM dit dan krampachtig trachten op de lange baan schuiven ? Het is helemaal geen schande je fout toe te geven. Integendeel.
Blijft de vraag naar de achtergrond en het ontstaan van het tentoongestelde werk. Het paneel lijkt wel oud te zijn, misschien zelfs uit de 16 de eeuw. Het schilderwerk zelf eerder uit de 19de eeuw.
Zoals vroeger zo vaak gebeurde, werd allicht een oud paneel gerecycleerd. Misschien werd het origineel zelfs overschilderd. Maar dat moet gemakkelijk kunnen aangetoond worden.
Wat jammer is in deze zaak, is dat zonder de inzet en het opzoekingswerk van een gepassioneerd iemand, de verantwoordelijken van het STAM en de experts, zomaar een werk authentiek verklaren, zonder ernstig opzoekingswerk. Het zegt veel over het kunstwereldje.
Het betreft een olieverfschildering op doek.
“Zoals vroeger zo vaak gebeurde, werd allicht een oud paneel gerecycleerd. Misschien werd het origineel zelfs overschilderd. Maar dat moet gemakkelijk kunnen aangetoond worden.”
Afgaande op de titel zou je denken dat Gent niet authentiek is. Want werd Gent destijds niet aangekondigd als het topstuk van het STAM? ?
De studie van André Capiteyn houdt mijn inziens steek. Plan 1534 wordt zo gedateerd omdat er centraal een cartouche op staat, rechtgehouden door twee engeltjes, met daarin dat jaartal. Toen het plan nog privébezit was van Pierre Goetghebuer werd er voor de betere burger in 1825 een gravure van gemaakt. Op die zeer gedetailleerde gravure, die flink werd verkocht, ontbreekt de cartouche met engeltjes, maar prijkt er een langwerpige banderolle met daarin een tekst die verwijst naar 1534. De enige reden om op de gravure niet de “engeltjescartouche” met het jaartal 1534 over te nemen, is dat ze niet op het schilderij stond.
Als de stad Gent in 1833 overweegt om het werk aan te kopen, is er één van de experten die er op wijst dat hij zich herinnert dat vader Jacques Goetghebuer die het werk ooit had verworven dacht dat het werk ergens uit 1400 was. Totaal onlogisch natuurlijk als er een datum had opgestaan. We mogen er dus van uitgaan dat in elk geval de cartouche met het jaartal (en dus het enige element op het schilderij dat naar 1534 verwijst) een toevoeging is uit het begin van 19de eeuw. Goetghebeur was trouwens een zeer goed tekenaar en schilder en in de collectie Goetghebeur zit een prentje van de cartouche op kalkpapier, maar zonder de engeltjes. Zie afbeeldingen achteraan het dossier van Capiteyn.
Het belangrijkste bewijsstuk is echter de “Codex Iconographicus Flandriae” uit 1562 in de “Bayerische Königliche Hofbibliothek in München (nu Bayerische Staatsbibliothek, Cod.Icon 265)”.
Zeer mooie afbeelding zie http://codicon.digitale-sammlungen.de/Blatt_bsb00001350,00151.html?prozent=1
Op deze ingekleurde tekening zijn alle onbelangrijke details identiek aan Plan 1534: de plaatsing van de knotwilgen, de bootjes, de paarden, de windmolens, etc.
Wat opnieuw ontbreekt is een cartouche of banderolle met de datum 1534. Gelet op alle andere details niet echt logisch.
Het middenstuk wijkt echter zeer zwaar af. De torens van Gent staan niet in “modern” perspectief (zoals op Plan 1534), maar “oud” klassiek naast elkaar geschikt. Men heeft dit steeds afgedaan met de ietwat “onnozele” uitleg dat tekening 1562 een kopie was van Plan 1534, maar dat de “foute torens” het werk waren van iemand die het het perspectief technisch niet meester was. Denk echte rniet dat dit bij kopiëren een rol speelt.
Bij uitvergroten blijk inderdaad dat op de tekening uit 1562 de Sint-Baafskathedraal niet af is. Er is een gat tussen toren en schip. Een correcte weergave want de gotische ombouw van het schip was toen nog niet af. Op Plan 1534 is de kathedraal wel af. Ik meen mij te herinneren dat Johan Decavele, jarenlang de specialist over Plan 1534, zich daar altijd van af heeft gemaakt met de uitleg dat de maker van Plan 1534 gewoon de voltooide kathedraal heeft afgebeeld, omdat hij wist hoe het eindresultaat er ging uitzien. Kwestie van het schilderij niet te “bederven” met iets in aanbouw.
Capiteyn zijn stelling dat tekening 1562 de originele afbeelding is of een waarheidsgetrouwe kopie van een verloren plan 1534 lijkt mij dan ook verdedigbaar. Net zoals het waarschijnlijk is Goetghebuer begin 19de eeuw dit als voorbeeld heeft gebruikt om een discutabel nieuw schilderij te maken met dit keer het “correcte” perspectief van de torens van Gent. Schilderij dat werd aangevuld met een aantal 19de eeuwse romantische toevoegingen. Zo zijn op de Groentenmarkt de vier gerechtszuiltjes te zien (een nagemaakt exemplaar staat nu midden het Veerleplein). Een detail dat voor mensen uit de 16de eeuw totaal onbelangrijk was om op een plan af te beelden. Ook het romantische torenke op de Vrijdagsmarkt heeft men tegen de logica van het perspectief in wat naar links getrokken zodat het niet door de Sint-Jacobskerk zou worden weggestoken.
Tot slot: op Plan 1534 staat geen enkele afbeelding van een gebouw of brug of poort waarvan begin 19de eeuw geen afbeelding was gekend in stadsarchief, universiteit of privéverzameling (cfr. collectie Goetghebuer). Plan 1534 is voor geen enkel gebouw of brug of poort de enige visuele bron van informatie, maar alles wat men ziet kan door een ander prentje of tekening of plan bevestigd worden. Ongenuanceerd gesteld: het is een zeer volledige collage van alles wat begin 19de eeuw gekend was. Sinds die tijd zijn er echter links en rechts tal van afbeeldingen van gebouwen, bruggen, poorten opgedoken die onbekend waren. Die “nieuwe” visuele informatie ontbreekt echter volledig op Plan 1534.
Waardevolle aanvulling op de studie van Capiteyn.
Fantastische uitleg.
Kunt u een voorbeeld geven van die “nieuwe†visuele informatie die ontbreekt op Plan 1534?
Als de hypothese klopt, blijft het een meesterwerk om in 1825 aan de hand van stadsplannen en bestaande stadsgezichten een verbeterde versie te schilderen van hoe Gent er in 1534 uitzag.
De kopie overtreft het origineel :-)
Dit mag dus zeker een topstuk van het STAM blijven, al moet de uitleg erbij herschreven worden…
Eigenlijk is heel dit verhaal een tentoonstelling op zich waard, inclusief de andere stadsgezichten en verbanden ertussen!
in ” De Gentenaar” lezen wij dat Dhr Capiteyn dit reeds vroeger wist, maar – en steeds volgens de krant- er nu mee naar buiten komt omdat hij einde loopbaan is bij het Stadsarchief, wat het een met het ander te maken heeft is mij een raadsel.
Hij maakt verstandig gebruik van het forum en de autoriteit, die hem momenteel verleend worden door zijn functie. Niets mis mee.
neen, maar die functie en autoriteit had hij vroeger toch ook ?
Omdat hij voortdurend onder druk gezet werd om hiermee niet naar buiten te komen.
Dit zegt vooral iets over diegenen die vanuit een hiërarchische machtspositie menen de waarheid te moeten onderdrukken.
Het is zeker niet zo dat STAM de zaak in de doofpot zou steken:
“Het schilderij werd in 2011 naar het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) te Brussel gebracht waar een team van buitenlandse specialisten het schilderij aan een grondige analyse onderwierp. De restaurateurs van het KIK hadden het schilderij in 1993 al een conservatiebehandeling gegeven.
Voor een analyse van de picturale en adhesieve lagen werden naast de stalen die al in 1993 werden genomen, bijkomende pigmentstalen gelicht. Onderzoek met optische microscoop aangevuld met infrarood-microscopie en Raman-microspectroscopie levert een duidelijke stratigrafie van de picturale lagen en de gebruikte pigmenten. Extra aandacht ging hierbij naar de cartouche bovenaan het schilderij.
Naast de analyse van de picturale materie zijn tevens röntgenopnames en infraroodopnames van het schilderij gemaakt. Daarnaast zullen vergelijkende studies met gelijkaardige 16de-eeuwse schilderijen uitgevoerd worden.
In de huidige stand van het onderzoek sluiten de resultaten uit dat het om een 19de-eeuwse kopie zou gaan.
presentatie van de resultaten
De resultaten van al deze onderzoeken wil het STAM na afronding aan het publiek voorstellen. Daartoe zijn tijdens het onderzoek in het KIK al filmopnames gemaakt van de verschillende aspecten van het onderzoek en kregen de specialisten de mogelijkheid om hun specifieke deel van het onderzoek toe te lichten.”
http://www.stamgent.be/nl/stam-nieuws/p/detail/1534
In De Morgen staat wat meer.
Wordt vervolgd… :-)
“Navraag bij het KIK levert de mededeling op dat zij niet veel kunnen zeggen over het onderzoek, behalve dat het is afgerond, en dat er inderdaad geen aanwijzingen zijn dat het schilderij niet 16de-eeuws zou zijn. Gevolgd door de mysterieuze uitspraak dat daarmee niet gezegd is dat het werk in het STAM ook het werk is zoals het wordt gepresenteerd. ”
http://www.demorgen.be/dm/nl/1006/Kunst-Literatuur/article/detail/1412396/2012/03/22/Topstuk-uit-Gents-Stadsmuseum-niet-authentiek.dhtml
Zoals te verwachten was, wringen het STAM en co zich nu in alle bochten om niet helemaal af te gaan.
Voor de geschiedenis, de kunstkenners en voor de gewone toeschouwers, is een kopie, al of niet uit de negentiende eeuw, even waardevol en boeiend als een eventueel origineel uit de zestiende eeuw. Het verhaal hoe die kopie tot stand gekomen is, is al een verhaal op zich en zeker ook het onderzoeken waard.
Maar de eigenaar houdt krampachtig vast aan het idee van een origineel werk uit de zestiende eeuw. De mogelijk pecunaire waarde primeert blijkbaar op de geloofwaardigheid.
Het is veel erger dan kopieerwerk. Hoewel de vraag blijft of de maker dit plan geschilderd heeft als vervalsing of als een reconstructie van het 16de eeuwse Gent heeft hij talrijke wetenschappers om de tuin geleid. Te oordelen aan de bronnen die de maker gebruikt heeft, is het waarschijnlijk gemaakt als vervalsing. De auteur inspireerde zich op bestaande originele documenten. Als uitgangspunt nam hij het “Zicht op de St.-Baafsabdij” (Gent, RUG) van Lucas de Heere en creëerde een zicht van Gent gebaseerd op een cadasterplan. De man was tevens zeer goed bekend met het lettertype en de ornamenten uit die periode.
Blijkbaar voor jullie is dit allemaal boeiend. Al die geleerde meneren met hun grote kennis die er in gelopen zijn. Wat betekend dit voor het Gents patrimonium.
Eerst en vooral bemerken bij de ontstaangeschiedenis opnieuw namen als Jean-Baptist Descamps en Theodore Schellinck. Deze mensen waren meester-vervalsers op gebied van documenten. Ongeveer 75 jaar na hun wandaden werden ze ontmaskerd door archivaris Victor Vander Haeghen. Inmiddels waren deze falsificaties doorgedrongen in de wetenschappelijke wereld.Tot op vandaag – bijna 200 jaar later – heeft dit drastische gevolgen. Bijna niemand durft zich nog wagen om een studie te schrijven over Gentse middeleeuwse kunstenaars. Het aantal kunstenaars ging af van het aantal inwoners. In de middeleeuwen was Gent na Parijs de grootste stad ten noorden van de Alpen. Dit betekent dat na Parijs in centraal en Noord-Europa de Arteveldestad de meeste artiesten had. Als we vandaag naar de studie van de Gentse kunstenaars uit de late-middeleeuwen bekijken, dan stellen we vast dat dit onderzoek nog steeds in een beginfase zit. We mogen zeker aanvaarden dat talrijke Gentse gewrochten op naam staan van andere schilderscholen. Gent kent daardoor zijn middeleeuwse kunstgeschiedenis zeer slecht, hoewel er nog andere criteria zijn.
Wat was er gebeurd. Delbecq had het eerste deel van het Gentse schildersboek vanaf de 14de eeuw tot 1545 verwijderd (uitgescheurd). Hij had in het boek nieuwe bladen (zoals oude schutbladen van andere boeken) gevoegd en een volledig nieuw gildeboek geschreven met zeer interessante gegevens, vb. de vader van de gebroeders van Eyck was een Gentenaar ipv een Maaseiker, enz..Inmiddels zijn er een aantal navorsers geweest die opnieuw de bestaande schilders hebben trachtten te achterhalen. Hoe heeft men nu getracht om de namen van de schilders in die periode terug te vinden? Enkele navorsers hebben o.a. de schepenboeken (1 jaar is soms 5 cm. hoog in atlasformaat) gaan uitpluizen naar de verkoopakten van kunstwerken en de betalingen van meesters aan de St.-Lucas- en andere gilde. Je begrijpt dat hierdoor niet alle namen werden teruggevonden. Door het vernietigen van deze gegevens is het onderzoek zeer moeilijk. Tot op vandaag bemerken we in de wetenschappelijke publicaties nog steeds de invloed van deze onverantwoorde ingrepen.
Het gevolg van dit plan zal zeker zijn, dat de renaissance geschiedenis van de Arteveldestad gedeeltelijk vast zal komen te zitten. Navorsers zullen bang zijn om gegevens die direct of indirect op het plan teruggaan over te nemen.De 16de eeuwse Gentse schildersschool, die het slechtst onderzocht is van alle belangrijke Vlaamse schilderscholen , zal bijna niet meer aan bod komen. Naast het zgn. plezante, dat aanleunt bij het goedkope vermaak en de holle sensatie, is er een wrange naklank.
Rudy van Elslande
Wat hebben Jean-Baptist Descamps en Theodore Schellinck met het panoramisch stadsplan van Gent “1534″ te maken?
Sorry, voor de verwarring. Maar in alle hevigheid heb ik de naam van Jean-Baptiste Descamp verward met Delbecq, de boosdoener die de bladen verwijderde uit het Gents gildeboek der schilders. Gelukkig is dit maar informatief of ik had nu afgedaan.
De relatie tot het plan lees je in het hoger vermeld artikel bij Capiteyn:
†In een toegevoegde nota (24 november 1833) vertelt Jean-Baptiste Delbecq, lid van
de Commissie en oud-leerling bij de Augustijnen, wat hij zich herinnert over de verkoop van de bezittingen van de Augustijnen en het plan 1534: “Le possesseur de ce tableau (= Pierre Jacques Goetghebuer), que je crois bien être celui que j’ai vu (voor 1787) pourrait mieux que
moi rendre compte de ce tableau…
Voor meer informatie over dit en het andere bedenkelijk individu verwijs ik naar VANDER HAEGHEN V., Mémoire sur des documents faux relatifs aux anciens peintres, sculpteurs et graveurs flamands, Gent 1898, blz. 1,2,12,19-23, 27, 28, 30, 75-78, 90, 95, 97-101, 105, 108, 109-121.
Het valse gildeboek was daarvoor reeds een paar keer gepubliceerd door o.a. De Vigne en DE BUSSCHER E., Recherches sur les peintres gantois des XIVe et XV siècles, indices primordiaux de l’emploi de la peinture à l’huile à Gand, Gent 1859; DE BUSSCHER E., Recherches sur les peintres et sculpteurs a Gand aux XVIe, XVIIe et XVIIIe siècles, Gent 1866. Direct of indirect vind je tot op vandaag nog steeds invloed hiervan.
Voor de relatie van het andere individu, een gevaarlijke fantast, verwijs ik graag terug naar Vander Haeghen, maar naar de daarop volgende bladzijden 121-135. Ook hier stellen we vast dat tot op heden zijn falsificaties nog steeds een invloed hebben. Een voorbeeld hiervan is de toeschrijving van de muurschildering in het Groot Vleeshuis te Gent aan Nabur Martin. Deze toekenning is gebaseerd op een geheugen citaat van Schellinck die zo maar uit zijn hoofd een heel document kon opzeggen die hij ooit eens in het archief van Ekkergem had gelezen. Dit document is nadien ondanks onze en anderen grote inspanningen nooit teruggevonden cf. VAN ELSLANDE R., De geboorte van Christus in het Groot Vleeshuis, in: Ghendtsche Tydinghen, 11de jg., 1982, blz. 99-108; VAN ELSLANDE R., Nabur Martins, de belangrijkste Gentse schilder uit het midden der 15de eeuw, in: Ghendtsche Tydinghen, 25ste jg., 1996, blz. 190-202).
Het is algemeen geweten dat dergelijke “aanpassingen” van historische documenten in die tijden een zeer algemeen gebruik was. Het is slechts op het einde van de 19de eeuw dat men echt wetenschappelijk ging omgaan met de archieven. Weet men in die zaak wie de initiatiefnemer was: “kaligrafist” Delbecq of journalist Schellinck.
Oei ik krijg zeer veel werk, maar hopelijk een paar leden voor Ghendtsche Tydinghen (Heemkundige & Historische kring Gent). Ik weet dat Delbecq een grote historische kunstcollectie had. Veel van deze zaken kwamen blijkbaar terecht in de verzameling Goetghebuer van het Gentse Stadsarchief. Hij had een grote kennis van paleografie en oude Gentse kunst. Ook in verband met penningkunde heeft hij volgens mij een grondige kennis. Het kost me nu nog uren tijd om te ontkomen aan zijn ingrepen. Het zijn trouwens niet de enigen. Een andere grapjas was Louis Maeterlinck, destijds conservator van het Gents Museum voor schone kunsten, die ons zelfs wil laten geloven dat de miniaturisten de gebroeders van Limburg (ca. 1400) zichten van Gent in Les très Riches Heures du duc de Berry schilderden(MAETERLINCK L., La pénétration française en flandre Une école preeyckienne inconnue, Parijs-Brussel 1925).Het gevolg is…
Een ander probleem is als men een belangrijk document vindt, men telkens moet nagaan of het geen 19de eeuwse bladaanvulling is. De 19de eeuwse gepubliceerde documenten moet men ook telkens nagaan, daar het soms om fragmenten gaat die in het document in een totaal andere context staan. Het zijn trouwens niet de enige grapjassen in dit verband. Om die reden durft jarenlang zich niemand wagen aan de Gentse school.
Ik heb veel hoop op het STAM. Het zijn jonge dynamische mensen, waarin ik geloof. Ze moeten nog wat schaven aan hun PR en management. Het was een stommiteit om bij dit plan reeds een stelling in te nemen. Beter was geweest dat men gereageerd had in de zin van “hé dit is interessant” en geen stelling ingenomen hadden, maar een tento wijden aan dit plan. Het is trouwens niet de enige vervalsing die dit museum bezit. Het Christushoofd dat geplaatst wordt in de navolging van Dirk Bouts is volgens mij niet 15de eeuws, maar 19de eeuws. Een middeleeuwse grafplaat van een Brugs nonnetje blijkt eerder gegoten te zijn, dan gestoken. Let op, dit vind je in elk museum. Het STAM is hierop zeker geen uitzondering. Daarbij kan ik ook mis zijn. We moeten deze zaken grondig durven onderzoeken en van fouten leren.
Ik wil hier duidelijk opmerken dat tijdens de navorsing van mijn artikel VAN ELSLANDE R., De Gentse schildersfamilie Van Herseecke tijdens de barokke periode, in: Genstche Tydinghen,40ste jg. nov.-dec. 2011, nr. 2, blz. 179-188, (over wie nog nooit iets verschenen was) een enorme steun heb gekregen van het STAM. Het zijn mensen die hun zaken kennen, waarin ik geloof en waarvan ik nog veel verwacht. Geef ze een kans.
Ik vind het wel zeer vervelend dat we nu rekening moeten houden met dat plan, dat zo indringend is in de Gentse publicaties.
Rudy, ik beschik over een deel van de biografie van Jean-Baptiste Delbecq. Ik zou die graag nog willen vervolledigen. Als het u interesseert: e-mail: jmdewulf@hotmail.com .
Het STAM heeft kritische opmerkingen genoteerd bij dat bronnenonderzoek. Samenvatting:
“Wat ons betreft bevat deze studie nog te veel
hypotheses om te besluiten dat het schilderij 19de-eeuws is.
De kroniek roept inderdaad een aantal vragen op, maar biedt geen
duidelijke antwoorden.
De vergelijkende studie is nogal eenzijdig gemaakt. De auteur
vertrekt hierbij naar ons gevoel te veel van het idee dat het
schilderij niet origineel is. Een aantal zaken worden hierbij
weggelaten of eenzijdig geïnterpreteerd.
Heel wat hypotheses worden niet gestaafd door materiaaltechnisch
onderzoek. Daarom hebben we bijkomend onderzoek gevraagd aan
het KIK. Dit zal hopelijk meer duidelijkheid brengen.
Het lijkt ook aangewezen om voor de stilistische vergelijking
contact op te nemen met specialisten.”
http://www.stamgent.be/userfiles/files/collectie/Panoramisch_gezicht_op_Gent_1534_met_opmerkingen_STAM.pdf