De Zwanenzang van Karel Waeri
… Wel Marie toch, zei de paster, wat verdomme is mij da?
Och meneer ‘t es veur die zwere, hier vanachter op mijn gat…
Zo gaat het laatste refrein dat Waeri zo’n 130 jaar geleden zong in één van zijn ‘Vetjes’, en het waren ook de verzen van Wim Claeys’ bisnummer waarmee in de Minard schouwburg zijn voorstelling over Karelke Waeri afsloot gisterenavond.
Dit was onder daverend applaus en gejuich van het publiek – van wie het merendeel waarschijnlijk ‘echte’ Gentenaars; het Gents dat Wim Claeys klapt en zingt doorheen de voorstelling is wellicht zo goed als onbegrijpelijk voor buitenstaanders…
Wim Claeys is in het vel gekropen van Karelke om diens levensverhaal en carrière als volkszanger door vertellingen en met zijn liedjes indrukwekkend tot leven te brengen.
Veel variatie zit er niet in de melodietjes van Waeri’s liedjes, maar de vertellende liedjesteksten zijn altijd heel vermakelijk of beeldend. Ze gaan over het leven zoals het is van de gewone mensen, de streken en de stommiteiten van jan en alleman. Claeys begeleidt alle liedjes met accordeon of viool net zoals Waeri.
Typisch voor Waeri’s teksten: de kerk wordt niet gespaard en regelmatig verschijnt er één of andere pastoor die niet van de vrouwen kan blijven of die meer aardse kantjes heeft dan mag verwacht worden…
Aan het begin van de voorstelling zie je Karelke ijsberen in de kamer op de eerste verdieping van zijn huis, zijn vrouw Sidonie is de vloer aan het dweilen en daarom heeft ze hem naar boven gejaagd. Hij is aan het piekeren over een nieuw liedje, vandaag lukt het niet zo.
En dan maakt en zingt hij maar een liedje over liedjesschrijven zelf : ‘Hoe rijmt men dat tesaam’…. De toon is gezet voor de rest van de avond.
Heel pakkend is het dramatische lied over de dood van zijn jongere broertje, in de schoot van zijn moeder die heel de nacht zit te wachten op haar vent die weer eens op de lappen is.
Waeri heeft veel miserie meegemaakt en gezien in het arbeidersgezin waarin hij groot werd gebracht, en in de armoedige wijken van Gent waar de textielarbeiders samenleefden.
In veel van zijn liedjes spreekt een sterke sociale bewogenheid en klaagt hij de uitbuiting van de arbeiders aan.
Ongeveer halfweg de voorstelling kan Wim Claeys met trots het originele brilletje van Waeri tevoorschijn halen en tonen aan het publiek. Andere memorabilia over Waeri zoals de dagboeken die hij nauwgezet bijhield zijn te bekijken in de Boekentoren van de universiteit.
Wim Claeys is wervelend in de éénmans-vertolking van Waeri en hij slaagt er in om het publiek een kleine twee uur lang in diens wereld en tijd te verplaatsen en te boeien.
Oh, nog dit als korte nagedachte…
Na de voorstelling sta ik aan het Zuid te wachten op een bus om naar huis te gaan, vlak naast mij zijn er 2 ‘marginalen’ één van de twee poepeloere zat. Mensen kijken laatdunkend terwijl de twee luidruchtig en in ‘plat’ Gents negatief de aandacht trekken.
Dan denk ik aan de taal en de liedjesonderwerpen van Karel Waeri… zouden dit niet precies de typen zijn waartussen hij in zijn tijd leefde, over wie hij zong en waarbij hij zich ook het meest thuis voelde?
Iets wat een middenklasse-publiek bij een voorstelling als ‘De zwanenzang van Karel Waeri’ gemakkelijk zou vergeten…
En als je nieuwsgierig bent naar de rest van de tekst van ‘De Spiegelkas’, waarvan de eindverzen dit verslag begonnen: ze zijn terug te vinden op internet, onder andere in de Gentse zangstonde.
De voorstelling speelt nog vanavond, morgen en dinsdag, telkens van 22.00 tot 23.30u in de Minardschouwburg.
Kaarten zijn op de website van de Minard te verkrijgen (ik heb zelf mijn kaart ter plaatse gekocht net voor de voorstelling, zonder probleem).
© 2013 GENTBLOGT VZW