Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (16): Groentemarkt en Pensmarkt
Elke week overloopt Gentblogt Albert Sugg’s Série 1-postkaarten van Gent tijdens de Belle époque. Deze keer komen twee centrumpleinen aan bod, zoals ze door Albert Sugg ongeveer een eeuw geleden zijn vastgelegd. Arthur De Decker geeft enige duiding en Jos Tavernier bezocht deze locaties nu. De vorige 15 afleveringen staan in het archief van Gentblogt.
Zo’n drukte als tijdens de Belle Epoque is er nu niet meer op de Groentenmarkt. Wat er wel nog staat, is het Vleeshuis en de monumentale pomp.
De markt was achtereenvolgens veemarkt, vismarkt (1366-1689) en sedert de 18de eeuw groenselmarkt. In goed Nederlands heet dat tegenwoordig Groentemarkt.
In de vorige eeuwen vervulde deze markt een belangrijke functie als executieplaats: misdadigers werden gestraft op de pijnbank, waarvan de haken en balksleutels bewaard zijn in het “Galgenhuysekenâ€, dat reeds bestond in de middeleeuwen, doch in 1783 als herberg werd uitgebreid. Een galg heeft er echter nooit gestaan!
Voor 1483 was een deel van deze marktplaats afgebakend door vier houten staken. Dit tolrecht “van ser Wasselin†was toegekend aan deze heer en eigenaar van dit stuk grond en dateerde van voor 1100. Het was in voege tot het einde van het Ancien Régime. Het bepaalde welke belasting verschuldigd was bij handel in de afgebakende zone. Deze pilaren werden eveneens “kolommen van gerechtigheid†genoemd, omdat misdadigers er met één oor aan vastgenageld werden.
In 1483 werden deze vier versleten houten staken vervangen door vier stenen exemplaren (gebeiteld door Steven Pauwels volgens de tekening van Augustinus De Brune). “Op elke kolom zag men eenen Leeuw , houdende eene banier of wapen: die van Gend, Vlaenderen, Bourgondie en Oostenrijk. Deze pilaren had den heer van Maldeghem er in 1483 opgerigt, tot openbare boete, omdat hy de privilegien der stad Gend geschonden had.†Schrijft J.J. Steyaert in 1838. In 1782 werden deze stenen kolommen verwijderd en niet meer vervangen.
In de gemeenteraad van 24 februari 1913 besprak men het voorstel om de vier kolommen te herbouwen (die in de 1640 reeds een keer werden afgebroken doch toen vervangen “door andere, in den smaak van den tijd†in blauwe hardsteen maar zonder leeuwen). Dankzij een tekening van Sanderus bleef echter de herinnering aan de eerste versiering bewaard. Het is deze renaissanceversie die model zou staan voor de vier zuilen, die beeldhouwer Oscar Sinia (1877-1956) wilde hermaken voor de som van 12.000 fr, waarvan 4.000 fr ten laste zou worden genomen door Het Comiteit der Wereldtentoonstelling.
Dit voorstel werd echter toen verworpen met 25 stemmen tegen 10 . Eén kolom werd wel op de markt in Oud Vlaendren op de Wereldtentoonstelling geplaatst. Sedertdien is er geen enkel ernstige poging meer geweest om die pilaren terug te zetten op de Groentemarkt. Spijtig. In 1926 werd wel midden op het Sint-Veerleplein de uit Oud Vlaenderen gerecupereerde zuil opgericht als monument ter herinnering aan de Gentse Wereldtentoonstelling van 1913, doch daarover meer in een van de volgende afleveringen.
In 1812 werd een arduinen pomp in de vorm van een obelisk in het midden van het plein opgericht. De 8 meter hoge pomp in empirestijl is een werk van Jean-Baptiste vande Capelle, naar tekeningen van de stadsarchitect Pierre-Jean de Broe. Bij het graven van de pompput werd een stuk kaaimuur gevonden, wat er op wijst dat er vroeger met een boot kon aangelegd worden midden op het plein, dat via een kanaaltje, dat onder het vleeshuis liep, in verbinding stond met de Leie achter het Vleeshuis.
Het “Groot Vleeshuis†in kalkzandsteen op de achtergrond werd oorspronkelijk ontworpen in de 15de eeuw door stadsbouwmeester Gillis de Suttere ter vervanging van de eerste houten vleeshal. In de 16de eeuw vonden verdere uitbreidingen plaats. Het complex werd meermaals verbouwd. Zo verdwenen in 1744 de dakkapellen. Volgens J.J. Steyaert in 1838 was het Vleeshuis “zeer gerieflyk ingerigt, alwaer men de orde en zindelykheyd bespeurt, welke in soortgelyke gebouwen zoo noodzaekelyk zyn. Daarbinnen was een kapel (of liever eenen altaer) aen St Antonius toegewyd; die in 1828 werd weggebroken.â€
In de 16de eeuw bouwde men 16 z.g. penshuisjes tegen de gevel aan, om ingewanden en ander vleesafval te verkopen. Dit was het enige vlees dat de armen zich konden veroorloven. Ze gingen niet binnen in het vleeshuis zelf, waar de beste stukken verkocht werden.
Voor 1858 mochten Gentse slagers ten huize geen vlees verkopen, ze moesten dit doen in het Vleeshuis van de stad. Nadat de slagers toelating kregen om ook thuis vlees te verkopen, ging die middeleeuwse instelling aan ’t vervallen. Er werden hoe langer hoe minder standen in en aan het Vleeshuis verpacht, tot de gemeenteraad in 1883 besloot definitief het Vleeshuis te sluiten.
De penshuisjes werden gesloopt in 1884 en bij de restauratie van 1912 gedeeltelijk heropgebouwd.
In 1884 werd het gebouw door het stadsbestuur verhuurd aan de post- en telegraafdiensten. Op bovenstaande Suggkaart heeft het nog steeds die postfunctie en zien we hier de toestand voor de restauratie van 1912 o.l.v. Ernest Van Hamme (1856-1932).
Het Vleeshuis is sedert 1943 een beschermd monument. Vanaf 1970 werden er pogingen ondernomen op zondagvoormiddag tijdens de zomermaanden een wekelijkse kunstmarkt in te richten, wat spijtig genoeg niet lang heeft stand gehouden. Recent zijn er terug pogingen in die richting. Het plein werd in 1981 met kasseien en kastanjelaars heraangelegd. Deze paardenkastanjes hadden naar verluidt te lijden onder schimmels en van de bloedingsziekte en werden daarom in juli 2011, nadat deze foto door Jos Tavernier werd genomen, gerooid en vervangen door zes zilverlinden, waarvan men verwacht dat ze even hoog zullen worden als de paardenkastanjes.
Het plein De Groentenmarkt is sedert 1995 een beschermd stadsgezicht. Toen werden ook als monument beschermd: de empirepomp en de (niet op de recente foto te ziene) huizen Groentenmarkt nr. 3 (“A la demie-lune, veuve Tierenteyn-Verlentâ€), nr. 14 (voormalig gildenhuis der visverkopers, nrs. 17-18 (“De Grote Steurâ€) en Kortemunt nr. 5 (“Kantoorboekhandel-Drukkerij-Timmermansâ€). Het huis Kortemunt nr. 3 was reeds sedert 1986 een beschermd monument.
Met uitzondering van de Gentsefeestenperiode is er hier elke vrijdag van 7u30 tot 13u een markt voor biologische voedingsmiddelen en van 1 april t.e.m. 30 september elke zaterdag, zondag en feestdag van 10u tot 18u markt voor â€ambachtelijk vervaardigde producten†zoals dat officieel heet.
Onder nummer 117 bestaat ook een Suggpostkaart met als onderwerp de Vlaanderenstraat, die later aan bod zal komen. Bovenstaande kaart geeft een zicht op de Vleeshuisbrug richting Gravensteen. Links zien we het galgenhuisje (in het Frans “café de la Potenceâ€) uitgebaat door Pierre De Vos op de hoek met het vleeshuis. Achteraan, voorbij de trams, staat het Gravensteen. Dit noemt men een postkaart met veel animatie. Wat een drukte!
Naast het galgenhuisje zien we in het midden van de kaart de korte voorgevel met hoge traptop. Centraal is een gotische beeldnis uitgespaard met het vermaarde gotische beeld van “O.L.V. met de inktpot†waarvan reeds sprake in de 15de eeuw. Het huidige beeld dateert echter van 1814. Op de top ontbreekt het leeuwtje dat er nu op staat. In de 19de eeuw werd de trapgeveltop namelijk bekroond met één der leeuwen die vroeger de pilaren op de Groentenmarkt versierden en waarover we het reeds hier boven hadden.
Nadat het Ministerie zijn huurcontract voor de posterijen had opgezegd in 1920, werd het vleeshuis een markt voor fruit en groenten. In de jaren ’60 werd het gebouw gedeeltelijk tot autoparking, gedeeltelijk tot vishandel omgevormd. En in de jaren ’70 kreeg het vleeshuis de functie van polyvalente ruimte. De visverkoop bleef behouden.
In 1996 werd een vierde van het Groot Vleeshuisdak gerestaureerd. In deze ruimte van 193 m² werd het vloerniveau met 60 cm verlaagd, naar het oorspronkelijke middeleeuwse peil. In 2000 sloot de Economische Raad voor Oost-Vlaanderen een overeenkomst af met de stad Gent voor het gebruik van het Groot Vleeshuis als permanent promotiecentrum voor Oost-Vlaamse streekproducten. Daarvoor werd in het beschermde monument in 2001 een glazen paviljoen met waterdichte afdekking gebouwd.
We zien de Vleeshuisbrug en daarachter het Groot Vleeshuis. Op de voorgevel daarvan werd toen volop geafficheerd.
Tijdens het ancien regime mocht in Gent niemand het beroep van de vleeshouwer uitoefenen tenzij de afstammelingen van de families Minne, Van Loo, Van Melle en Deynoodt. Zij kregen dit voorrecht van Keizer Karel V. Ze werden prinsenkinderen genoemd en genoten, zoals de visverkopers en de schippers, het recht om bij de inhuldiging van de graven van Vlaanderen tot erewacht te dienen. Zo telde het Groot Vleeshuis in 1752 op een totaal van 116 vleeshouwers 58 van Loos, 28 van Melles, 21 Minnes en 7 Deynoodts.
De Vleeshuisbrug kreeg in de loop der eeuwen menige naam. In 1274 sprak men van ’s Gravenbrug, in 1659 van Kraanbrug, in 1794 van Vleeshouwersbrug of Beenhouwersbrug. Tot in 1754 was ze in steen opgetrokken. In 1754 werd deze vervangen door een logge, smallere houten draaibrug, verbeterd in 1801 en 1876 zoals te zien op deze Suggkaart verstuurd in 1905. In 1986-1988 werd de brug volledig vernieuwd, gelijktijdig met de vier andere Leiebruggen.
Er werden miljoenen franken geïnvesteerd om de Leiebruggen te kunnen open draaien. In de praktijk worden deze echter nooit gedraaid, daar dit naar verluidt het tramverkeer te veel zou hinderen. Boze tongen beweren trouwens dat het draaimechanisme ondertussen zelfs niet meer werkt bij gebrek aan onderhoud.
De Leiegevel van het Vleeshuis werd lang verwaarloosd. In 1996 werd een vierde van het dak gerestaureerd. Er was serieuze waterinsijpeling. Meer dan 16 jaar gebeurde er niets. Onlangs werd aan de waterkant eindelijk de begroeiing verwijderd en werd het voegwerk vernieuwd. Een grondige dakrestauratie wordt voorzien binnen de twee jaar. De kosten daaraan verbonden worden op 4,5 miljoen euro geraamd!
Zicht op de Hooiaard (vooraan) en de Pensmarkt (achteraan) grenzend aan de Groentenmarkt, met de in 1904-1911 door Ernest Van Hamme ontpleisterde en gerestaureerde romaanse Kleine Spijker. De benaming ‘spijker’ is afgeleid van het Latijnse spicarium wat zoveel betekent als een plaats waar spicae (aren) worden opgeborgen.
Deze Spijker is het oudste burgerlijk gebouw van Gent “alwaer het graen der stad in bewaernis werd geleydâ€. Het privilege van het stapelrecht hield in dat alle schepen, beladen met graan, die Gent doorkruisten op weg naar hun bestemming of Gent zelf als eindpunt hadden, verplicht werden een kwart van hun vracht af te staan en te laten stapelen.
Eenmaal een vierde van de scheepslading was afgemeten (door de korenmeters) en gelost (door de pijnders) mocht de schipper doorvaren of zijn resterende vracht in de stad verkopen. Dit alles werd gecontroleerd door de Stapelheren. Het “onvrij†koren bleef 8 tot 14 dagen op één van de talrijke zolders liggen. Nadien werd het gedurende 8 dagen te koop aangeboden aan de handelaars van de stad. Nadien kregen de andere inwoners de kans om het vrijgegeven graan op de Korenmarkt aan te kopen.
Door dit systeem kon de lokale graanprijs laag gehouden worden. De lokale bevolking kon beroep doen op de graanreserves in tijden van misoogsten, oorlogen en sociale troebelen. Tevens lokte het stapelrecht heel wat handelaars naar de stad zodat ook de lokale handel er wel bij voer.
De oudste vermelding van deze Graanspijker werd teruggevonden in een oorkonde van het godshuis Sint-Jan en Sint-Paulus uit 1396. Dit Gasthuis ter Lazarije was gesticht omstreeks 1146 en bezat het lepelrecht. Hierdoor kreeg de daar gevestigde congregatie van iedere zak graan die er gestapeld werd 3 koperen lepels per mud (1 mud= 633 Ã 643 liter) toegewezen. Daarnaast bezat de leprozerie ook het strekelrecht: al wat van de gevulde maat bij het effenstrijken met de strekel of strijkstok afviel, kwam ten goede aan het Gasthuis. Deze congregatie zette zich in voor het verzorgen van de zieken en het begraven van de doden.
Vanaf de 18de eeuw waren er vier estaminets broederlijk naast mekaar gevestigd in de oude Spijker. In 1904 waren dat: In de stad Leuven, In het Engelsch Paard, In de Pensenmarkt en ’t Gouden Mandeke. Voordien was er een dakkapel boven het derde raam links. Zoals talrijke straten in Gent ontleent de Hooiaard haar naam aan de vroegere functie: aanlegplaats of aard op de Leie, waar het hooi werd aangebracht en verkocht.
Het toponiem Pensmarkt vond rond het midden van de 19de eeuw ingang en verwijst naar de eertijds bloeiende handel in “pens†waarover we het eerder hadden. Op de pensmarkt vand men het “gherief van alle vriendeicke peynsen van curiese calvers, van hamels, van lammers, van ossen, ende van runders elk tot sijnder keure ende apetijtâ€. Men verkocht er ook kalkoenen, poeljen, ganzen enz. (1664).
De Kleine Spijker (Pensmarkt 3,5,7 en 9) is sedert 1 april 1925 een beschermd monument.
De drie huizen links tussen Hooiaard en Grasbrug werden in het kader van de wereldtentoonstelling van 1913 gerestaureerd als conventiegevel.
De begane grond van de oude Spijker, waarin momenteel twee horecazaken zijn ondergebracht (Het Spijker en In ’t Gouden Mandeke), ligt vandaag gedeeltelijk onder het straatniveau.
© 2013 GENTBLOGT VZW
Fijn, weeral veel bijgeleerd, dank je wel!