Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (71) Museum Stenen Voorwerpen
In deel 46 toonde Arthur De Decker hier reeds enkele postkaarten uit de serie 1 van de handelaar Albert Sugg over de gewezen Sint-Baafsabdij in de wijk Macharius tijdens La Belle Epoque. Vandaag worden nog 4 postkaarten uit deze serie besproken over dezelfde boeiende locatie en meer bepaald over het daar gevestigde Museum voor Stenen Voorwerpen. Jos Tavernier fotografeerde zoveel mogelijk diezelfde onderwerpen nu, aangevuld met foto’s van Arthur zelf.
Zoals iedereen weet kwamen de Gentenaars in 1539 in opstand tegen keizer Karel V en betekende dit het einde van de eeuwenoude Sint-Baafsabdij. De misnoegde keizer besliste immers een dwangbucht te bouwen in het Sint-Baafsdorp om zo het opstandige Gent te temmen. In 1540 werd er de eerste steen gelegd van een bolwerk  dat door de Gentenaars het Spanjaardenkasteel werd genoemd. Talrijke huizen van het Sint-Baafsdorp , de parochiekerk Sint-Salvator en de abdijkerk werden gesloopt. De meeste abdijgebouwen werden ingericht tot kazerne. De monniken van de Sint-Baafsabdij werden met de waardigheid van kanunnik overgeplaatst naar de Sint-Janskerk die later de Sint-Baafskathedraal werd. In de loop der eeuwen verloor het Spanjaardenkasteel zijn militair belang, vooral door de bouw van de nieuwe Citadel, naar ontwerp van Gey Pittius, waarmee in 1822 werd begonnen op de plaats van het huidige Citadelpark (zie delen 2, 8, 38, 39 en 47 in het archief van Gentblogt). Het Spanjaardenkasteel bleef tot het begin van de 19de eeuw als garnizoenplaats dienst doen en de abdijruïnes bleven in deze periode verder gebruikt als arsenaal en poedermagazijnen. Het Spanjaardenkasteel werd in de jaren 1827-1834 afgebroken. Door de bemoeiingen van de Commissie voor Monumenten (opgericht in 1823) en de oudheidkundige August Van Lokeren (1799-1872) werden de ruïnes van de Sint-Baafsabdij gered. In 1834 kreeg deze stedelijke commissie het beheer over het grootste deel van deze staatseigendommen, met uitzondering van de refter die sinds de 16de eeuw was ingericht als kapel, toen als opslagplaats fungeerde en  in 1835 als Sint-Machariuskerk, succursale van de Sint-Jacobskerk, in gebruik werd genomen.  Vanaf 1882, na het bouwen van de neogotische Sint-Machariuskerk op het terrein naast de Sint-Baafsabdij, kwam de monumentale refter vrij. Het ministerie besliste in 1886 alle abdijgebouwen gratis over te dragen aan de stad Gent onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de Stad volledig zou instaan voor de restauratie en de conservatie van de gebouwen evenals voor het inrichten van een “musée specialement affecté à la sculpture monumentale et aux arts divers.†Dit werd bekrachtigd op 7 mei 1887. Het is pas na de voltooiing van de restauratie van de refter tussen 1891 en 1896 dat men kon overgaan tot de definitieve oprichting van het “Museum voor Stenen Voorwerpenâ€. Voorheen werden de ruïnes, door gebrek aan een lokaal, wel reeds gebruikt voor het opslaan van monumentale sculpturen, architectonische fragmenten en versieringen die men in de stad tijdens het afbreken van oude gebouwen had kunnen recupereren of die tijdens het uitvoeren van openbare werken aan het licht kwamen. In ’t Frans noemde men dit “Le musée lapidaireâ€. “Lapidair†betekent volgens de dikke Van Dale “in steen gehouwenâ€.
Deze Suggkaart, verstuurd in 1901, toont ons een deel van de westelijke buitentuin van het Museum voor Stenen Voorwerpen, ingericht naast  de ruïnes van de Sint-Baafsabdij.  Op de achtergrond, nauwelijks zichtbaar, staat  de relatief â€nieuwe†parochiekerk van Sint-Macharius gebouwd tussen 1880 en 1882 naar ontwerp van Arthur Verhaegen-Lammens.  Voorheen deed de refter van de Sint-Baafsabdij, rechts op achtergrond, dienst als parochiekerk.
Ten tijde van Sugg stonden in die tuin blijkbaar  toen andere “stenen voorwerpenâ€Â dan nu, waaronder, naast enkele zuilen, het beeld van een vrouw in een nis, waarover noch de Suggkaart, noch de eerste “Gids voor de bezoeker †van het Museum voor Stenen Voorwerpen van 1902, geschreven door de conservator Alfons Van Werveke (1860-1931), iets vertelt. Na enige opzoekingen achterhaalde ik dat dit marmeren beeld een allegorische voorstelling is van de Hoop, één van de drie goddelijke deugden. Dit wordt uitgebeeld door de blik in verzuchting omhoog gericht, de linkerhand op de borst, het symbolisch anker aan haar zijde gedrukt. Dit 155 cm grootte beeld werd (volgens Elisabeth Dhanens in Sint-Baafskathedraal Gent, 1965, p.105) circa 1754 gemaakt door de Antwerpse beeldhouwer Alexander Schobbens (1720-1782) voor de Gentse Sint-Michielskerk. Uit de geschiedenis van deze kerk (zie Berten De Keyser, De Sint-Michielskerk te Gent, 1979, p.46-49)  blijkt namelijk dat er vroeger in die kerk aan de ingang van de Kapel van Het Allerheiligste twee marmeren beelden van de Antwerpse kunstenaar Alexander Schobbens stonden, voorstellende het Geloof en de Hoop. Volgens  Kervyn De Volkaersbeke was er ook nog een ander beeld, voorstellende de Liefde, dat uit 1754 zou dateren. Vermoedelijk ingevolge de geringschatting van Kervyn tijdens de neogotische verbouwing van die kapel rond 1900, naar plannen van architect Modestte de Noyette, werden de beelden verbannen naar  het Museum voor Stenen Voorwerpen, waarvan De Hoop en De Liefde te zien zijn op de Suggkaarten Serie 1 nr. 127 en N 161 (zie verder). Wellicht door tussenkomst van kanunnik G.  van den Gheyn werden de beelden van daar in 1910 naar de Sint-Baafskathedraal over gebracht en geplaatst naast de beelden van Sint-Petrus en Paulus, waar ze nu nog staan. Zie mijn onderstaande recente foto’s.
Het beeld De Hoop staat rechts in de zuidelijke zijnis van het westwaarts vooruitspringend gedeelte van het doksaal van de Sint-Baafskathedraal en De Liefde (zie verder) staat links opgesteld in de noordelijke nis van de westwaarts vooruitspringend gedeelte van het doksaal, dus frontaal rechtover het voornoemde beeld De Hoop. Waar het derde beeld “Het Geloofâ€Â van Schobbens nu staat is mij onbekend. Van dat beeld bestaat ook, voor zo ver ik weet, geen Sugg- of andere postkaart. Misschien dat een lezer dat weet.
Op deze recente foto van mij zien we achterraan  de toren van de neogotische Sint-Machariuskerk van 1880-1882 en rechts het dak boven de eetzaal van de Romaanse eetzaal waarover ik het  hier boven reeds had en later op terug kom. In de westelijke buitentuin, op de plek waar vroeger o.a. het voornoemde beeld “De Hoop†van Schobbens stond, kwamen later andere â€stenen voorwerpenâ€. Dit blijkt o.a. uit de “Gids voor de bezoeker†van 1912 geschreven door conservator A. Van Werveke (76 blz.) en die tot 1950 ongewijzigd herdrukt werd, alsook uit de recentere gidsen van 1987 en 1993 van de hand van A. Van Den Kerkhove en J. Baldewijns (104 blz). In deze westelijke kloostertuin zijn nu in hoofdzaak architectonische overblijfselen en decoratieve motieven opgesteld die afkomstig zijn van afgebroken Gentse gebouwen. Het betreft bijvoorbeeld de kop van een stroomgod afkomstig van de Verloren Kostbrug gebouwd in 1898-99 en opgeblazen tijdens WO II (zie deel 61); een poortomlijsting van het meisjesweeshuis uit de vroege renaissance; een halfverheven beeldwerk uit het oud Jongensweeshuis met de Maagd van Gent in haar tuin tussen 2 weesjongens in hun 17de eeuws kulderpak (zie deel 62); overblijfselen van het Pakhuis uit 1718 -1725 (waaronder grote siervaas) op de Korenmarkt en er in 1897 afgebroken om plaats te maken voor het Postgebouw (zie deel 21); 16de eeuwse bekroning wonderdoende put van de H. Macharius die hier in 1897-98 werd gereconstrueerd en die oorspronkelijk stond op de plaats waar in 1882 de voornoemde parochiale Sint-Machariuskerk werd opgetrokken (zie deel 46) alsook zuilen, kolommen en grenspalen uit diverse eeuwen.
Ik kan deze Suggkaart niet exact lokaliseren in de Sint-Baafsabdij. U wel? Vermoedelijk is het te situeren in dezelfde westelijke buitentuin als de vorige Suggkaart want het beeld in de nis past bij het vorige beeld.Het is dankzij het bijschrift bij deze Suggkaart N 161 dat ik heb kunnen achterhalen dat het wit marmeren  beeld “De Liefdeâ€, in 1754 vervaardigd door de Antwerpse beeldhouwer Alexander Schobbens voor de Gentse Sint-Michielskerk en rond 1901 in een nis stond in het Museum voor Stenen Voorwerpen, in 1910 werd over gebracht naar de Sint-Baafskathedraal. Daar staat dat 160 cm hoge beeld  nu nog links opgesteld in de noordelijke nis van de westwaarts vooruitspringend gedeelte van het doksaal in de Sint-Baafskathedraal, dus frontaal rechtover het voornoemde beeld De Hoop. Zie mijn recente foto hier onder:
De maker en de geschiedenis van dit beeld “De Liefdeâ€zijn dus dezelfde als deze hierboven vermeld bij het beeld “De Hoopâ€. “De Liefde†wordt hier allegorisch voorgesteld onder de vorm van een vrouwenfiguur met een kindje op haar rechterarm en een ander omhoogklauterend kind aan haar voeten. Dit is  geen Mariabeeld of Madonna zoals dikwijls wordt beweerd. Het symboliseert op traditionele wijze “de liefdeâ€, de Amor Divinus, door de liefde van de moeder tot haar kinderen. De vrouwenfiguur heeft inderdaad twee kinderen bij zich, eentje te veel voor een Maria. Als men dit marmeren beeld nu vergelijkt met de recente onderstaande foto van Jos Tavernier van de terracottabeelden uit 1661 in het Museum voor Stenen Voorwerpen ziet men goed de gelijkenis en dat het er een spiegelbeeld van is.
Elisabeth Dhanens, in Sint-Baafskathedraal Gent, 1965, p. 105, merkt bij dit beeld op : “Kunsthistorisch merkwaardig omwille van de interpretatie, op bijna twee eeuwen afstand, van de Caritas door Giovanni Bologna te Florence en Genua.†De Vlaamse beeldhouwer Giovanni da Bologna was geboren als Jean Boulogne, werd ook Giambologna genoemd, en leefde van 1529 tot 1608. Zie: https://www.scultura-italiana.com/Galleria/Giambologna/imagepages/image12.html . Het is overduidelijk dat de onderscheiden kunstenaars zich inspireerden op hun voorgangers.
Ik vestig er de aandacht op dat de voornoemde besproken beelden op de Suggkaarten niet mogen verward worden met de 3 originele terracottabeelden die ook de goddelijke deugden (vlnr) hoop, liefde en geloof voorstellen, die in 1661 waarschijnlijk werden vervaardigd door de Gentse beeldhouwer Gery Picq (+1691) en die momenteel op stalen steigers opgesteld staan in het Museum voor Stenen Voorwerpen, onder de refter.
Deze beelden sierden oorspronkelijk de gevel van het huis “De Fluitspelerâ€, ook wel “Den Vlieghenden Hert†genaamd, op de hoek van de Kraanlei 79 en de Rode Koningstraat (zie deel 49 en https://users.telenet.be/gentmijnestad/paginas/kraanlei.htm ). De huidige beelden op dat huis zijn replica’s  die o.l.v. archtect Amand Janssens (1881-1953) door de beeldhouwer Den Doven samen met de firma Helman werden gemaakt voor de restauratie in 1917-1918 of in 1931. De 3 originele beelden waren door luchtvervuiling en klimatologische omstandigheden sterk vervuild. Ze werden in 2002 gerestaureerd met het resultaat te zien op bovenstaande recente foto van Jos Tavernier.
Sinds wanneer juist deze originele 17de eeuws terracotta beelden hier in het museum verzeilden is mij nog niet duidelijk. De bronnen spreken mekaar tegen.
De Suggkaart toont ons de ZW-hoek van de eetzaal waarvan de topgevels op het einde van de 16de eeuw werden verscherpt. Dit is de grootste romaanse zaal van die aard in België en meet 41 op 10,50 meter. Oorspronkelijk lag boven de zaal een platte houtzoldering. Daarboven, onder het dak, was er een zolderruimte. Toen men in 1859 de oude eetzaal in kapel voor het Spanjaardenkasteel veranderde, werd de zoldering weggenomen en de topgevels opgehoogd om het houten gewelf te bouwen dat er nu nog is. Bij het ontstoppen van de vensters in de oostelijke zijgevel in 1890 ontdekte men het oorspronkelijke bezetsel van 1589 met zeldzame muurschilderingen, juist niet zien op de Suggkaart doch die ook nu nog nu zijn te bewonderen, al verdwijnen ze stilaan. De 4 grote heiligenfiguren stellen van links naar rechts voor: Macharius, Amandus, Bricius en Crafahilda, moeder van de voorgaande. De oude eetzaal heeft tot wapenzaal van het Spanjaardenkasteel gediend van 1540 tot 1589. Dan werd ze in kapel veranderd. Van 1834 tot 1882 was er de parochiekerk van Sint-Macharius gevestigd en sedert 1896 was ze ingericht als onderdeel van het Museum van Stenen Voorwerpen. Daar werden de merkwaardigste voorwerpen van de verzameling verenigd.
Rechts onderaan de Suggkaart staat bijvoorbeeld een doopvont van de 12de-eeuw. De laagverheven primitieve beeldwerkfragmenten aan de 4 zijden stellen respectievelijk voor: Adam en Eva in het Aards Paradijs die van de verboden vrucht eten; God de Vader die Adam en Eva uit het Aards Paradijs verjaagt; de 3 koningen uit het oosten bezoeken Maria en het kindeke Jezus in de stal van Bethlehem en de 3 koningen uit het oosten bij Herodes. Deze fragmenten zijn waarschijnlijk afkomstig van de voormalige H. Kerstkerk die binnen het Sint-Baafsdorp was gelegen. Ze werden in 1852 opgedolven tijdens de afbraak van het Spanjaardenkasteel. Deze doopvont bevindt zich nu in het museum onder de refter.
Links daarvan staat op de Suggkaart een eenvoudige doopvont uit de 17de eeuw, met ronde geprofileerde kuip. Deze is afkomstig uit de Sint-Pieterskerk te Gent. Waar deze nu staat weet ik niet.
In de hoeken van de refter stonden toen 2 gelijke beelden op een gemetseld verhoog. Links de oorspronkelijke “Man van het Belfort†en rechts het afgietsel daarvan dat te zien is op de Suggkaart. Dit is één van de  4 standbeelden die in 1338 op de hoeken van het Gentse Belfort stond. Het stelt een gewapende poorter voor uit de tijd van Jacob van Artevelde. Het is 2,20m hoog en werd in 1870 naar beneden gehaald ter gelegenheid van de restauratie van het Belfort en toen eerst voorlopig overgebracht naar de oostelijke kruisgang van de Sint-Baafsabdij en na 1896 naar de refter. Dit heldhaftig beeld werd door M.Vuylsteke als volgt beschreven in 1870: “kalm en ernstig, de ogen wijd open en in de verte kijkend, vastberaden en waardige houding; gewapend van top tot teen, de dolk aan de zijde, de twee handen op het heft van het zwaard.†Hij was de enige die 5 eeuwen weerstand geboden had aan de tand des tijds en werd gehouwen te Feluy bij Charleroi. In 1913, bij de bouw van de stenen belforttoren werden 4 nieuwe stenen torenwachters geplaatst op de hoeken van de klokkentoren. Ze werden gebeeldhouwd door A. De Beule en Th. Soudeyns naar model van de enige overgeblevene uit de 14de eeuw en stellen respectievelijk een Sint-Jorisgezel, een Sint-Sebastiaansgezel, een stadstrompetter en een lid van de vleeshouwersnering voor. Deze werden op hun beurt in 1980 gerestaureerd en herschilderd in de oorspronkelijke kleuren van 1913.
Rondom  de refter staan tientallen grafstenen langs de muur opgesteld. Deze zerken werden in de 16de, 17de en de 18de eeuw door kerken en kloosters verkocht aan het gemeentebestur van Gent die ze gebruikte in het stortebed van sluizen en bruggen. Toen deze in de 19de eeuw werden vernieuwd of gesloopt recupereerde men deze grafstenen en bracht men ze hier in de refter en elders in het Stenenmuseum onder. De hier opgestelde grafstenen vormen een bijzonder interssante verzameling. Ze zijn een uitermate belangrijke bron voor de studie van de beeldhouwkunst, de genealogie, de heraldiek, de mode, de wapens en de paleografie van de middeleeuwen te Gent. Jammer genoeg werden veel van deze grafstenen door het hergebruik en het transport sterk beschadigd.
Zoals te zien op deze recente foto van Jos Tavernier staat de “Man van Gentâ€nu  niet meer in het Museum voor Stenen Voorwerpen daar hij werd overgebracht naar het museum in het Belfort waaraan je een virtueel bezoek kunt brengen via https://www.belfortgent.be/nederlands/virtueel.html#5virtuelerondleiding
Op die foto links is op de oostmuur van de refter de grafsteen te zien van Hubrecht van Eyck, de ontwerper van het meesterwerk van de Vlaamse middeleeuwse schilderkunst “De Aanbidding van het Lam Gods†waar hij aan werkte tot zijn overlijden in 1426. Deze zerk stond oorspronkelijk iets meer naar links waardoor hij niet te zien was op de voorgaande Suggkaart. Deze zerk lag oorspronkelijk in de kruisbeuk van Sint-Baafs en is sterk afgesleten door de voetzolen van de gelovigen. Hij had oorspronkelijk een ingelegde witte steen met voorstelling van een geraamte met op de buik een ingelegde koperen plaat en met in elke hand een banderol met inschriften met de volgende tekst (volgens Marcus van Vaernewyck in 1568):
Spieghelt u an my die op my treden
Ich was als ghy, nu benc beneden
Begraven doot, alst is anschyne.
My ne halp raet, const, noch medicine,
Const, eer, wijsheyt, macht, rijcheyt groot
Is onghespaert als comt die doot.
Hubrecht van Eyck was ich ghenant,
Nu spyse der wormen, voormaels bekant
In schilderye zeer hooghe gheeert:
Cort na was yet, in nieute verkeert.
Â
Int iaer des Heeren, des sijt ghewes,
Duysent vierhondert twintich en zes,
In de maent Septembe,r achtien dagen viel,
Dat ick met pynen God gaf mijn ziel.
Bidt Godt voor my, die Const minnen,
Dat ick zijn aensicht moet ghewinnen
En vliedt zonde, keert u ten besten,
Want ghy my volgen moet ten lesten.
In 1862 kwam deze zerk te voorschijn bij het afbreken van een portaal dat ca. 1769 aan de noordelijk transept van de Sint-Baafskerk was gebouwd geworden. Hij werd in 1894 aan het Museum voor Stenen Voorwerpen geschonken.
Deze Suggkaart werd verstuurd in 1902 en toont ons de NW-hoek van de refter van de Sint-Baafsabdij, gebouwd op het einde van de 12de eeuw, maar tijdens la Belle Epoque ingericht als Museum voor Stenen Voorwerpen. Er werden echter ook enkele houten voorwerpen in onder gebracht. Zo hangt er boven de deur naar de keuken een reusachtige houten calvarie met ontbrekende armen en met aan weerskanten de houten bustes van Maria en van Johannes de Evangelist. Deze  beeldengroep werd in 1610 gemaakt voor de Sint-Baafskathedraal maar in 1899 overgebracht naar de Sint-Baafsabdij.
In het midden vab de refter bemerkt men verschillende gereconstueerde fragmenten van middeleeuwse tegelbevloeringen. Ze zijn afkomstig uit het Alijnsgodshuis (zie deel 49) en de voormalige Gentse Baudeloabdij (zie deel 35).
Op deze recente foto van Jos Tavernier van dezelfde hoek van de refter kan men zien dat er daar in de laatste 100 jaar niet zoveel is veranderd. De reusachtige houten Christusfiguur met ontbrekende armen en met aan weerskanten de houten bustes hangen er nog steeds. Deze calvarie werd recent wel gecontroleerd op structuurproblemen en houtworm. Hij was vervuild door duivenuitwerpselen. De 3 beelden werden gereinigd en kregen een houtwormbehandeling en een beschermlaag van was.
Ook de fragmenten van tegelvloeren liggen nog centraal in de refter. Ze worden regelmatig afgedekt met panelen ten einde er zitplaatsen te kunnen plaatsen voor de publieke optredens die er soms plaatsvinden.
Bij koninklijk besluit van 28 december 1936 werden de ruïnes van de Sint-Baafsabdij beschermd als historisch monument. De romantische ruïnes met het Stenen Beelden Museum worden sinds enkele jaren op vrijdag, zaterdag en zondag van 14u tot 18u opengesteld door een groep vrijwilligers uit de Sint-Machariuswijk. Dit jaar is dit nog het geval tot zondag 2 november. Gratis toegang. Met dit initiatief willen de buurtbewoners niet alleen een vergeten brok erfgoed in de kijker plaatsen, maar ook de sociale contacten in hun wijk verbeteren. Deze groep Buren van de Abdij organiseren er diverse activiteiten.Zie: https://www.burenvandeabdij.be/
Recent heeft er zelfs een imker in de westelijke buitentuin enkele bijenkasten geplaatst als bijkomende attractie.
© 2014 GENTBLOGT VZW
Correctie: ik vernam dat de 12de eeuwse romaanse doopvont uit het Museum voor Stenen Voorwerpen nu staat opgesteld in zaal 1 van het STAM.