Vergeten schrijvers: Geo Bruggen (1)

vrijdag 20 februari 2009 12u22 | Daniël van Ryssel | reageer
Trefwoorden: , , .

Bij Gentblogt lappen we de seizoenen aan onze laars: onze literaire lente loopt het hele jaar door. Daniël van Ryssel, lange tijd redacteur van het tijdschrift Yang, is voor ons in zijn uitgebreide archieven gedoken. Hij heeft een reeks mooie stukjes geschreven over literaire figuren die op de achtergrond zijn geraakt, maar ooit een rol van enige betekenis hebben gespeeld.
Geo Bruggen is de volgende in een rij vergeten schrijvers die weer voor het voetlicht worden gebracht.

Georges Emiel Verbruggen is als enig kind in 1921 geboren te Gent, Snoekstraat 23. Zijn hele leven heeft hij in dezelfde buurt gewoond: Zalmstraat, Schoolkaai, Eendrachtstraat, Lousbergskaai. Zijn vader Edmond Joseph was paswerker bij de Spoorwegen. Georges deed lagere school en lager middelbaar in Sint-Joris, Steendam; hoger middelbaar in Sint-Gregorius te Ledeberg. Studeerde aan de Gentse universiteit voor burgerlijk conducteur, een trapje lager dan ingenieur en hij was zijn leven lang conducteur, later hoofdconducteur van de technische diensten van de haven van Gent. Naast de mathematicus Herwig Hensen is hij wellicht de enige uit de wereld van de wiskunde en de techniek die zich tot poëzie aangetrokken voelt.

Hij begon reeds gedichten te schrijven in het middelbaar onderwijs, vooral beïnvloed door Karel van de Woestijne, Guide Gezelle, Wies Moens en Marnix Gijsen. Toen hij op de Schoolkaai woonde was Paul Rogghé zijn buurman. Die heeft hem geholpen en gestimuleerd verder te doen. Tijdens W.O.II werd hij ook lid van de Faun Groep rond Paul Rogghé en na de oorlog was hij zelfs enige tijd redactiesecretaris van het tijdschrift De Faun. Hij kende tevens Daan Boens. Later zal hij ook contacten onderhouden met Tijd en Mens ((1949-1955) in het bijzonder met Jan Walraevens en Remy C. van de Kerckhove. In 1966 werden 10 gedichten opgenomen in Poëtisch Gastmaal III, een bloemlezing uitgegeven door de Vereniging van Katholieke Oostvlaamse Schrijvers.

Geo Bruggen is in zijn leven in 1948 en 1969 twee keer diep getroffen: door het overlijden van zijn vader -“de goedheid zelf!” – en zijn eerste echtgenote, respectievelijk 53 en 51 jaar, beiden overleden aan kanker na een pijnlijk ziekteproces.

Waarom zijn gedichten zo’n pessimistische, zelfverwijtende en zelfkwellende indruk maken? Hij is van nature aan de zwaarmoedige kant, herinnert zich uit zijn eerder eenzame jeugd vooral het tot mijmering stemmende petroleum- en gaslicht en de stilte van de lange winteravonden. De lectuur van de zwaarmoedige Karel van de Woestijne heeft ook zijn sporen nagelaten.
Waarom hij na zijn laatste bundel, verschenen in 1965, niet meer heeft gepubliceerd? “Als ik de massa poëzie zie die gepubliceerd wordt, heb ik geen behoefte daar nog iets van mezelf aan toe te voegen.” Bovendien zag hij met de Vijftigers de poëzie in een richting evolueren die niet de zijne was. En… een gebrek aan ambitie wellicht. Dat betekent niet dat hij volledig opgehouden is met schrijven. Hij schrijft nog zo’n vijf gedichten per jaar en regelmatig aforismen. Hij hoopt die ooit nog te kunnen bundelen.

In de eerste gedichtenbundel van Geo Bruggen, Het naakte hart, klinkt luid de zelfklacht: “Ik heb ondraaglijk fel geleden / en leef van stoïcijns genot.” De bundel werd in 1946 bekroond met de Letterkundige Prijs van de stad Gent (jury: De Craene, Hegmans, Herckenrath, Minne, Rogghé, Vermeulen), waardoor een eerder aarzelende debutant onmiddellijk veel aandacht kreeg. Het is belijdenislyriek met een klassieke vormgeving en rijmschema.

Pas acht jaar later verschijnt Dans der Bitterheden (1956). In tegenstelling tot de Vijftigers beschouwt hij het traditioneel taalgebruik als hét uitdrukkingsmiddel voor de neerslag van zijn innerlijk leven. Hij is een kwetsbare natuur en bitterheid is een grondtrek van zijn wezen; het liefst verwijlt hij in stilte en afzondering om zich in zijn zelfbelijdenissen te uiten, de eeuwige problemen van leven en dood, van lijden en ontgoocheling in alle eerlijkheid uit te schrijven.

De bundel Variaties verschijnt in 1958. Daarin staat o.a. het gedicht dat aanvangt met: “Ik ben een bitter mens en niemand zal mij loven / omdat ik vroom of vriendelijk kon zijn. / Als ik van liefde spreek zal niemand mij geloven / en minder nog wanneer ik spreek van pijn.”. Over deze bundel schreef Paul De Keyser :”Geo Bruggen is een dichter die zijn menselijkheid in al zijn gedichten drastisch en tevens ontroerend uitstreept. Hij is op-en-top een stadsmens, door zijn beroep een technicus die de machten der vernietiging en der schepping om de beurt verheerlijkt en vervloekt. Hij is elegisch van aard en doorgaans een pessimist, begaan met het lot van de mensen en met zijn lichamelijke en geestelijke onmacht om dit lot te verbeteren. Hij is een waarachtige ‘verbitterde’ Gentenaar, hard en opstandig, maar open tot een boodschap van liefde en opoffering.” Moge die bitterheid al een grondtrek zijn van Gentenaars, Richard Minne reageert daarop met een geest van opstandigheid ; voor Geo Bruggen is het een kwelling, die hij in alle eerlijkheid wil uitschrijven.

In 1964 verscheen Als Vogels op een Dak, een bundel aforismen. Deze aforismen geven, in een tot de essentie herleide formulering, een meer objectieve kijk op het menselijk bestaan. En Geo Bruggen bewijst een sociaal-voelend mens te zijn. Belangrijk: als christen gelovige stelt hij de vrijheid van denken en interpretatie voorop, ook al worden daardoor soms eeuwige waarden aangetast. Eéntje ter illustratie : “Alleen voor wie niets begrijpt, is alles volkomen duidelijk.”

Zijn laatste bundel, In het Kristal der Gestalte (1965) wordt door verschillende critici beschouwd als zijn beste poëtisch werk. Nochtans zijn de onderwerpen die aan bod komen dezelfde gebleven en ook zijn vragen : “Begrijp mij zo gij kunt, begrijp mij zo gij wilt. / Wil ik mij zelf wel steeds begrijpen?” En hij beantwoordt die vraag ook: scheppend wil hij zin geven aan zijn bestaan, zonder zich aan wetten en hun geborgenheid te storen.
Des te verwonderlijker is het dat Geo Bruggen het na die laatste bundel voor bekeken hield, het niet meer de moeite vond zijn stem te laten meeklinken in het Vlaams dichterskoor. Ik denk niet dat ze slecht of vals had geklonken. Wel integendeel.

Bronnen: Boekuiltjes in Vooruit en besprekingen in De Gentenaar.

© 2009 GENTBLOGT VZW

Reacties zijn gesloten.