Einde van een onderweg
Cirkulerend in Gent, studenten verhalen over hun stad (3)
Zelfs de kleinste steen kan een wateroppervlak doen rimpelen, zelfs de kleinste aanraking van een hand brengt een plas in beroering. Hoe groter de steen, hoe intenser de shock die het water moet verwerken. Hoe langer de aanraking, hoe meer tijd het vergt voor het water om zijn natuurlijke perfectie terug te vinden. Een ontmoeting van tegengestelden, die soms zo ingrijpend kan zijn, dat het water blijft woelen, het zichzelf niet meer terugvindt en ternauwernood blijft stromen, naar zee, naar land, naar zijn lot. Zo’n ontmoeting kan plots gebeuren, onverwacht, en kan létterlijk adembenemend zijn. Een vreemd iemand in de bus wiens lach je niet meer loslaat, een lang vergeten vriend net in de straat waar je al jaren woont, een huis in het midden van een woestijn.
Ik herinner me perfect de dag waarop ik Gent heb ontmoet. Exact een jaar geleden, toen ik al vier jaar binnen haar muren leefde en haar wegen meer dan kende. De ontmoeting was een ommekeer, haar vriendschap mijn redding. De steen die zo bruusk in de waterspiegel werd geworpen, brak me in duizend scherven, en liet zien dat er onder de spiegel nog water lag. Gent was mijn steen, mijn aanraking. En nooit zal ik mezelf nog terugvinden, want ik zoek mezelf niet meer, niet in haar steegjes, niet in haar cafés, niet in haar eenzaamheid. Ik heb gevonden wà à r ik zocht. Maar na iedere ontmoeting volgt een afscheid, na ieder afscheid komt er een nieuwe route en net zoals de ontmoeting tussen mij en Gent een gevolg was van een afscheid, zo zou ook ons afscheid misschien leiden tot een ontmoeting. Het is net die aaneenschakeling die maakt dat wij vooruitgaan, altijd moeten vooruitgaan. Iedereen is altijd onderweg… al heel mijn leven ben ik onderweg. Onderweg naar een doel dat ik niet ken, naar een weg die ik niet weet liggen en met pauzes waarvan ik niet weet wanneer ze zullen komen.
Ik kan niet bepalen wie ik nog zal ontmoeten, ik kan niet weten wanneer het afscheid volgt. Maar één ding staat toch vast, van haar zal ik nooit afscheid nemen. Ik zal me te rusten leggen in haar schoot en slapen, doezelen, dromen. Ik zal dromen van haar lange blauwe haren, die zich onbesuisd over haar hele lichaam storten. Lopen langs de Coupure en praten tegen de eenden, die zich afvragen waarom net zij mijn verhaal moeten aanhoren. De bomen langs de leien omhelzen en hun energie door mijn aderen voelen stromen. Verrast worden door de bruggen, die telkens weer als duiveltjes uit veel te lage doosjes opspringen. Behaaglijk zal ik weer wakker worden en verder doezelen in haar handen, die zoveel mensen van alle rassen, soorten, hoogtes en laagtes een thuis hebben gegeven, steen per steen, huis per huis. Door haar geschiedenis zal ik blijven wandelen en versteld staan van het vakmanschap, de kennis, de muzikaliteit van hen die onder haar gesternte waren geboren. Maar het meest van al zal ik verdwalen in haar groene ogen, die de gave hebben opnieuw ademruimte te schenken aan de gelukkige die erin durft te kijken. En ik zal me afkeren van het grauwe beton, de metalen kisten, de glazen kastelen en me verblind door de zon onder één van haar bomen nestelen. Het laatste dat ik zal zien door de sluier van mijn wimpers, zal haar man zijn, starend naar de toekomst met opgeheven hoofd en uitgestrekte arm. Ik zal ze volgen, kind van een stad en een man en beseffen dat ik nooit meer afscheid zal hoeven te nemen.
Info
©irkulerend in Gent, Studenten verhalen over hun stad
Hogeschool Gent
2005, p. 15-16
Intro & eerste aflevering
© 2006 GENTBLOGT VZW
heel tof stukje
dergelijek ebslommeringe des hartes en des geestes daar vind ik me wel in