Thuiskomen

zondag 21 mei 2006 14u00 | Ulrike Meurisse | 1 reactie
Trefwoorden: .

Cirkulerend in Gent, studenten verhalen over hun stad (14)

Als een slablaadje in een centrifuge knal ik tegen het raam aan. Heel even blijf ik hangen, maar dan duwt de trambestuurder het rempedaal bruusk in en krabbel ik weer overeind. Piepend schuiven de deuren open en kijk, daar ligt een klein, rood veertje. Een plotselinge windstoot haalt het ding tussen de kasseien vandaan en voert het mee een steegje in. Betoverd door het wonderlijke schouwspel hol ik er achteraan.

Even lijkt het of het zo wel eeuwig door kan gaan, maar dan maakt het een abrupte landing in een warrige haardos. Een man met witte sokken en veel te grote sandalen heeft kennelijk niets in de gaten. Onverstoord schuifelt hij verder, de Wondelgemstraat in. Als ook ik een poosje later de hoofdstraat inwandel, word ik bijna vertrappeld door een gesluierde vrouw die een strijkplank achter zich aan zeult. Ik kijk om. Een klein, donker winkeltje trekt mijn aandacht. ‘Modestoffen’ staat er op de voorgevel te lezen. Ik grinnik. Zou de winkelier ooit al van ironie gehoord hebben?

Aan de overkant schijnt het doffe licht van de Niagarawatervallen. De vergeelde afbeelding in een goudkleurige lijst staat wat verloren tussen klokjes, sponsen, lampen en borstels. Hier vind je ook echt alles! De voorbijgangers blijven even staan als er plots een bestelwagen stopt voor de Turkse slagerij. Ze kijken toe hoe de portieren openzwaaien en stoere mannen de geslachte schapen een voor een op hun schouder de winkel in sleuren.

Daar loopt iemand met een kinderwagen vol flessen limonade. Hé, ik ken die vrouw! Toen we vorig jaar druk in de weer waren met kwasten, stond ze plots in de huiskamer. We begrepen geen jota van wat ze zei, maar uit haar gestes konden we opmaken dat ze even ons werk kwam controleren. Ze maakte het zich gemakkelijk en keek stilzwijgend toe. Pas een hele tijd later stapte ze weer op. De normaalste zaak van de wereld eigenlijk, hier tenminste.

Net als ik voor de kerk op een trede wil gaan zitten, zie ik Sylvain de straat inrijden. Wel, zo noemen wij hem toch. De man in de rolstoel met het geruite dekentje op zijn schoot raast voorbij. Zo te zien is het eten al klaar. Ik staar maar wat in het rond. In de hele buurt worden vandaag tapijten geschrobd – inderdaad met water én zeep. Tussen alle roze en groene ligt er ook een grijze. Ooit de mijne. Een tijdje geleden legden we het versleten ding voor de deur met een briefje: ‘Om gratis mee te nemen.’ Toen we even later door het raam naar buiten keken, konden we nog net vier voeten zien wegsluipen. Ik vraag me af hoe er in de petieterige arbeidershuisjes van deze buurt in godsnaam plaats is voor tien mensen, want zoveel bewoners telt een gemiddeld huisje hier wel. En ik bedenk hoe goed ik het hier als student wel heb.

In de Maria-Theresiastraat is het weer zover… Daar wordt de eerste sofa de deur uitgezwierd, gevolgd door een stofzuiger en een koelkast. Een verklaring voor dit toch wel vreemde ritueel heb ik nog steeds niet gevonden. Om de een of andere reden wil iedereen zo snel mogelijk en tegelijk van zijn inboedel af. Het lijkt wel of het om een algemene meubelruil gaat. Uiteindelijk gaat toch iedereen met de sofa van zijn buurman aan de haal. Zelfs de baas van Ayyildiz heeft gisteren beslist om die rotstoelen dan eindelijk uit zijn café te bannen.

Twee huizen verder hebben ze het anders aangepakt. Op een vergeeld papiertje dat scheef op de garagedeur geprikt zit, staat te lezen: ‘Kast 15 euro, tafel 25 euro.’ Tussen alle rotzooi in liggen weggewaaide kranten, plastic tassen, papiertjes, mandarijnenschillen en ander afval. In de week fungeren de straten als ‘interimvuilnisbakken’. Maar op vrijdag halen alle vrouwen hun borstels boven en wordt er ijverig schoongemaakt. Plots word ik bekogeld met propjes papier. Ik zie de twee kleine daders vanachter een muurtje tevoorschijn komen. Gillend rennen ze de hoek om. Ik sta op en voor ik de Kwakkelstraat inloop, ga ik nog snel bij de Turkse bakker langs. In mijn keurigste Nederlands vraag ik een klein bruin broodje. De man lacht erg vriendelijk en geeft mij een groot wit. “Astoewblift,” zegt hij trots. Ik draai de sleutel in het slot. Hier is thuiskomen altijd wel een beetje reizen.

©irkulerend in Gent, Studenten verhalen over hun stad, Hogeschool Gent
2005, p. 40-41. Intro & eerste aflevering

© 2006 GENTBLOGT VZW

Eén reactie op Thuiskomen

  1. Reactie van cathy

    charmante beschrijving van multicultureel samen leven in Gent!