Gentse levenswandel

zondag 11 juni 2006 18u48 | Elke Nerinckx | 5 reacties
Trefwoorden: , , , , , , , , .

Cirkulerend in Gent, studenten verhalen over hun stad (15)

Wie Gent ooit heeft gekend, is gedoemd er terug te keren. Als je bovendien, net als ik, het geluk hebt gehad om in haar schoot geboren te zijn, dan voel je een zeker gemis vanaf het moment dat de navelstreng werd doorgeknipt. Gelukkig is er dan het St.-Pietersstation, dat als het ware bloed pompt door dat kluwen van Belgische spoorlijnen. Zo vond ik op de drempel der meerderjarigheid mijn moederstad terug.

Ik gaf me over aan de cadans van het stapvoetse, fietsende of tramgewijze verkeer en ontdekte al gauw dat er altijd wel iemand je de weg wil wijzen: Gent is een echte thuis voor de student.

Niet alleen voor de student trouwens: alle rassen, talen en persoonlijke voorkeuren worden hier aanvaard. Hier zag ik voor het eerst in mijn jonge leven een homokoppeltje hand in hand lopen. Sindsdien word ik telkens weer ontroerd als ik een glimp opvang van de democratische aard van deze stad. En als Brugge het Venetië van het Noorden is, dan is Gent het Parijs van het Noorden, maar dan veel veiliger en gastvrijer.

Ik ga als vanzelf op een bankje zitten aan de rand van het Citadelpark. Niet dat ik moe ben, verre van, maar het valt me plots op dat zelfs de talrijke vogels en eenden hebben begrepen hoe een onzichtbare scheidingslijn het nuttige en het aangename los-koppelt. Of hoe verklaar je anders dat ze perfect weten waar hun territorium ophoudt en de ingeplante rode loper van koning auto zich ontrolt? En toch hebben ze meer bewegingsruimte dan pakweg de vliegtuigjes van Panamarenko in de hal van het SMAK.
In een kunstzinnige bui ga ik op zoek naar de stillevens in de plantentuin van de universiteit. Ik waan mij in het aards paradijs, al heeft dat wel nog minder om het tengere lijf dan mijn studentenhabijt. In plaats van Gentse azalea’s of begonia’s vind je in de warme serres onverhoopt subtropische planten in de warm gestookte serres. Buiten staan verkleumde plantjes die zorgvuldig luisteren naar hun Latijnse namen.

Een studentenmust is natuurlijk de Overpoort. Het is er leeg nu en toch lijken onzichtbare studenten mij na te wijzen: jij hoort hier niet thuis!Aan de Vooruit kijk ik even door het venster en zoals altijd bekruipt me het gevoel dat er in dit gebouw met vreemde voorgevel al zoveel spektakels hebben plaatsgehad, waarvan ik er helaas niet één kan bedenken. Je zult maar als cultuurbarbaar verdwalen in een stad als deze…

Wanneer ik op een bordje ‘Frankrijkplein’ lees, moet ik onwillekeurig denken aan de Franse bourgeoisie die nog steeds in Gent door een enkeling vertegenwoordigd wordt. En dan fluistert Willem Elsschot mij zijn vers ‘Alarm in Gent’ in het oor:

Als zij elkaar op straat ontmoeten
is ‘t een kwelen, is ‘t een groeten:
tiens, monsieur de Dottenijs,
oh, bonjour madame Matthijs…

Wat in de volksmond de ‘Zuid’ heet, mogen ze wat mij betreft het ‘Centrum’ noemen, want alles is er gewoon voorhanden: een reusachtig bibliotheekcomplex, althans voor mensen ‘van den buiten’ en een winkelcentrum voor als je daarna je hersenen wilt trakteren op ontspanning. Wanneer ik door de Keizer Karelstraat wandel, vraag ik me af hoe dat nu juist zat met diens haat-liefdeverhouding met Gent en haar bewoners. Ze hebben toch hun naam van ‘Stroppendragers’ aan hem te danken? Hoewel je het niet echt als een verdienste kunt rekenen om je eigen volk op te knopen. Maar waarom heeft de Gentenaar die naam dan behouden? En prijkt die onder andere op de Gentse mosterd, een van de culinaire specialiteiten naast waterzooi en hutsepot. Trots of onwetendheid?

Van de Nederpolder klim ik op naar de Hoogpoort. Op het Stadhuis staat een pasgetrouwd koppeltje te poseren voor de prachtige gevel: een mengeling van renaissance, barok en gotiek waaraan gebouwd werd vanaf de vijftiende tot in de negentiende eeuw. Aan het einde van de Lange Munt staat de Dulle Griet, het reuzenkanon, breeduit te grijnzen. Niets doet vermoeden dat er op de gezellige Vrijdagsmarkt ooit folteringen hebben plaatsgehad. De enige associatie die ze tegenwoordig oproept, is die van afgeladen volle terrasjes en winterse pannenkoeken.

Het is nu bijna middag en de Groentemarkt ligt er verlaten bij, op twee halflege kraampjes na. Het Gravensteen doet me even wegdromen. Wat moet dit een prachtige stad zijn geweest in de middeleeuwen! Niet mooier, maar een schoonheid van een andere aard. Naast dit tot de verbeelding sprekende gebouw, brengen vele huisgevels een ode aan het Gentse verleden. Donker en doorleefd zijn ze veel warmer dan om het even welk nieuwbakken huis.

Kuierend over de Korenmarkt kijk ik even op naar het oude Postgebouw: wat vreselijk dat dit nu een winkelcentrum is geworden en dat geen mens nog, bij de aanblik ervan, stilstaat. Want deze aparte gevel schreeuwt gewoon om aandacht! Het geraas van de tram wordt even later geruild voor de tonen van een live concert, gebracht door enkele bezielde gitaristen of panfluitisten aan de Graslei.

Net als iedere andere stad is Gent op haar mooist in de zomer. Dan worden de zandstenen gevels van o.a. het gerechtsgebouw pas echt eer aangedaan. In de week van de Gentse feesten vind je wel eens op een straathoek een mimespeler, goochelaar of vuurspuwer, of word je wel eens ingehaald door een reus van jewelste. De poppen zijn trouwens het hele jaar door aan het dansen in het befaamde poppentheater.

Nadat ik een heel eind naar mijn eigen voeten heb gestaard, hef ik het hoofd en sta voor het standbeeld van de wetenschapper en geneeskundige Jan Palfijn. Hij deed onderzoek op een Siamese tweeling uit de Holstraat. In die tijd was dat natuurlijk een rariteit, maar waar ikzelf meer van opkijk is het verhaal van een meisje dat haar gevangengezette vader in leven hield met borstvoeding. Weliswaar een nobele daad, maar toch bizar.

Zo kom ik op het lumineuze idee om naar De Pintelaan af te zakken. Want daar bevindt zich toch wel een heel bijzonder gebouw dat bij de ene Gentenaar een gevoel van vertedering oproept en de ander onderdompelt in droefenis: het Universitaire Ziekenhuis. Hier is het kloppende hart van Gent, hier komt de Gentenaar tot leven. Ook ik, ooit, maar dan zonder Gentenaar te zijn.

©irkulerend in Gent, Studenten verhalen over hun stad, Hogeschool Gent
2005, p. 42-44. Intro & eerste aflevering

© 2006 GENTBLOGT VZW

5 reacties »

  1. Reactie van petervc

    Zo’n wandeling.. en dat bij zo’n hitte ;-)

  2. Reactie van Cedric

    Aangename lectuur en zeer herkenbaar.

  3. Reactie van jeronimo

    als lofzang op getn kan dit wel tellen ;-)
    heel leuk en onderhoudend geschreven ook bovendien!
    want meestal krijg ik het vliegend schijt van enthousiastelingen.
    lool

    tussennootjes: parijs is absoluut niet zo gastvrij en sociaal zoals men zou denken, heb ik uit bepaalde niet-autochtoon-parijse-bronnen

  4. Reactie van Bertel

    Je kan altijd eens met vrienden de hort op en persoonlijk een privé-rondleiding aanbieden. Onlangs las ik ergens (misschien wel op Gent.Blogt) dat je in Gent over elk gebouw een verhaal kan vertellen. Dat klopt wel ongeveer, en er zitten leuke tussen. Zo vertelde de gids van de Vooruit me ooit dat daar de eerste Gentse WC’s met stromend water geïnstalleerd werden en de bourgeoisie uit de buurt ze verkleed ging uit proberen. Of het waar is, geen idee. Zo zijn er nog tientallen anekdotes.
    Deze dagen niets zo aangenaam om eens rond te kuieren en naar de gevels te turen, de stad te proeven en ze als toerist aan te voelen. Waarom zou ne mens city-trippen?

  5. Reactie van carola

    goed geschreven, La vie en rose???