Sporen
Cirkulerend in Gent, studenten verhalen over hun stad (16)
Een alarmsignaal scherpte de pijn in zijn hoofd aan. Hij gaf een korte ruk aan de lijn zodat zijn hond de treden ophupte. Sissend en met een harde klap sloten de treindeuren zich achter hem. Perre slaakte een diepe zucht, overzag de wagon en liep door, gevolgd door de hond die snuffelde aan de benen en tassen van de reizigers. Hij liet zijn gitaarzak van zijn schouder glijden, ritste zijn versleten jas uit en ging aan een raam zitten. Hij verspreidde een verschaalde sigarettengeur. Het was stikdonker buiten. De oude hond Sep drukte zijn dikke neus tegen de hand van zijn baasje en werd beloond met een aai die zijn oren naar achter platstreek. Sep jankte zachtjes en kwispelde. Perre tuurde afwezig door het raam. De trein kwam log en moeizaam in beweging, net zoals de medereiziger met de hond zich bewoog door zijn leven. De intercom kraakte en een opgewekte vrouwenstem heette de reizigers welkom op de trein met eindbestemming Gent, Sint-Pieters.
Zijn hoofdpijn werd steeds erger en zijn handen beefden. Hij had dringend geld nodig voor nieuw spul. De laatste shot had hij uren geleden gezet en die was al uitgewerkt. Alle spieren van zijn magere lijf begonnen pijn te doen. Hij zag flarden van voorbijflitsende straatlichten en probeerde vormen in het landschap te onderscheiden. Perre staarde door de reflectie van zijn eigen gelaat. Hij tuurde naar zijn staalblauwe ogen die treurig terugkeken naar iemand die hij ooit was geweest, in een ver verleden. Sep sperde zijn muil open, strekte zijn voorpoten en ging liggen op de trillende vloer.
Een snerpend en tegelijk ritmisch geluid vulde Arnes slaapkamer. Hij woonde in een moderne studio met grote ramen waar het eerste zonlicht doorheen priemde. Het vertrek was ingericht met dure meubels uit het fijnste leder. Hoewel zijn ouders het idee om te gaan samenwonen met zijn vriendin Bo eerst hadden afgekeurd, waren ze bijgedraaid zodra Bo meldde dat ze geneeskunde zou studeren. Voor hun zoon was enkel het beste goed genoeg. Op zijn twintigste verjaardag gaven ze Arne een studio in de buurt van de Graslei cadeau.
Bo haalde haar hart op aan de Graslei, waar Gent door de Leie doormidden wordt gesneden. Ze hield ervan haar lange benen te laten bungelen boven het water, haar gelaat met volle donkere lippen naar de zon gewend. Ze genoot van de sfeer die er heerste en haar hart bonsde mee op het ritme van de djembees, bespeeld door de rastajongeren die er verzamelden.
Een verwarde kreun ontsnapte uit Arnes keel. Er kwam een tastende hand onder de verkreukelde lakens uit, zoekend naar een kussen. Arne trok het kussen over zijn hoofd in de hoop het zeurende wekkergeluid te dempen. Zijn hoofd voelde aan als beton. Hij werd zich met gesloten ogen bewust van de lege kant van het bed. Hij vroeg zich af waar haar warme zachte lichaam gebleven was en wanneer ze zich zuchtend zou omdraaien om met haar handen onder de lakens te glijden. Hij voelde haar zo goed aan. Hij kende haar manier van ontwaken. Ze zou half slapend zijn middel omarmen en haar borsten tegen zijn rug drukken en een vluchtig kusje geven op zijn schouder. Haar reactie bleef uit.
Met een schok veerde hij overeind en hij zag dat ze niet naast hem lag. Zijn mond was droog en plakte. Hij blies in zijn handen en rook de geur van alcohol. Duistere flarden en beelden flitsten door zijn hoofd. Beelden van een film die hij niet kon plaatsen. Hij keek naar zijn handen en zag dikke bruine korsten. Zijn vingernagels waren gescheurd en er zaten schrammen op zijn armen. Een koude rilling liep over zijn rug. Hij huiverde, kreeg kippenvel en werd door angst overvallen. Hij schreeuwde en hoopte dat het een kwade droom was.
Sep trippelde over de gladde ronde kasseien, op zijn hoede om zijn pootjes niet te snijden aan de tramrails. Het beest had er vorige winter eens een lelijke jaap aan overgehouden toen het over een halfbevroren rail uitgegleden was. In de Veldstraat, een druk bezochte Gentse winkelstraat, spreidde Perre een oud ruitjesdeken open op het trottoir. Hij plaatste er een bekertje op waarin hij met stramme vingers zijn laatste muntstukjes stopte. Hij had ooit eens gelezen dat mensen vlugger iets toestopten als ze de centjes zagen van eerdere schenkers. Als dat hen werkelijk gunstiger stemde, was het op zijn minst het proberen waard. Hij ging zitten tegen een pilaar van het winkelcentrum.
Het was zaterdagmorgen rond tien uur. De Veldstraat begon zich te vullen met koopjesspottende vrouwen en hun mannen. Vele mannen bleven buiten wachten, terwijl hun vrouwen de rekken uitplozen. De heren wisten dat ze overbodig waren, tenzij het op betalen aankwam. Een dikke dame hield haar hoofd schuin toen ze de tonen opving van een oude song. Bij het horen van de trillende snaren, rende Sep tussen de benen van de dame door en ging met gespitste oren en in een haast trotse houding naast zijn trouwe vriend liggen. De dame opende haar portemonnee en gooide een handvol muntstukken in het potje. Perre glimlachte innemend en dankbaar. Ze lachte terug en liep door. Perre speelde nog uren voort tot het niet langer nodig was om in ruil voor een aalmoes de herfstkilte te trotseren. Hij borg zorgvuldig zijn spullen op, gespte zijn hond aan de lijn en vertrok. De stad slokte hem op in haar anonimiteit.
Waterdruppels parelden op de wanden van de douche. Het water spoelde door de afvoer. Zwarte haren zaten op het roostertje samengeklit. Arne waste zijn handen opnieuw en opnieuw, en schrobde zijn huid tot ze er helemaal rood van werd. Door het herhaaldelijk schoonwrijven van zijn huid had hij de schrammen op zijn armen weer opengehaald en straaltjes bloed stroomden met het zeepwater mee. Er hing een lichte zweetgeur in de met waterdamp gevulde douchecel. Hij sloeg met zijn hoofd tegen de zijwand en vloekte. Hij greep zijn hoofd met beide handen vast en masseerde zijn voorhoofd. Zijn nekspieren stonden strak gespannen en een bonzende ader tekende zich paars af net boven zijn slapen. Hij kneep zijn ogen dicht en dompelde zich onder in schuld. Arne was met zijn gedachten bij Bo.
Hij herinnerde zich haar sierlijke lichaam dat zich zwart en slank aftekende, gewikkeld in frisse lakens, verleidelijk slordig gedrapeerd. Hij hoorde haar echoënde schaterlach. Ze lachte met een brede glimlach haar schitterende tanden bloot en sloeg haar hoofd naar achteren. Het was een glimlach die zou bevriezen in amper enkele seconden. Hij zag zichzelf opnieuw staan met zijn rechterhand nog aan de sleutel die in het slot stak van de halfgeopende deur. Een zwarte jongen sprong in het rond met één been in een afgewassen jeans die hij haastig probeerde aan te trekken. Door zijn paniek bleef hij achter de broekspijp haken en strompelde hij in het rond.
Arne draaide de kraan toe, stapte uit de douche en ijsbeerde spiernaakt een paar keer heen en weer in de badkamer waardoor hij een glad waterspoor achterliet. Een badhanddoek kwam onder bloedvegen te zitten toen hij zich afdroogde. IJzig kalm geworden, kleedde hij zich aan en hij keek in de spiegel. Hij waste nogmaals zijn handen en kletste koud water in zijn gezicht. Hij poetste zijn tanden en trok de stad in. Zonder op te kijken dwarste hij de Korenmarkt en stak de tramsporen over. Een remmende tramchauffeur liet de trambel rinkelen. De tram was beschilderd met de reclameslogan ‘inspired by a kiss’ en gevuld met overwegend norse mensen. Arne keek niet om en liep haastig verder. Hij vloekte toen een hond langs zijn benen streek en er zwarte haren en een sliertje kwijl op zijn broekspijp achterbleven.
Herfstbladeren dwarrelden in draaikolken door de lucht. Ze vielen neer op een vochtige ondergrond en geurden. Ze vormden een slordig tapijt als verfklodders op een schilderspalet. Hondengejank vermengde zich met het gegier van de wind zodat het leek of ze samen huilden. De honden in het asiel van het Citadelpark werden gevoerd en reageerden enthousiast en nerveus op deze routineuze aandacht van hun verzorgers. Even voordien werden hun uitwerpselen opgeschept en werd de urine uit hun hokken met een tuinslang naar buiten gespoten. Er hing een vieze geur in de kennel, maar de dieren werden goed verzorgd. Tenminste voor een poos, tot ze een nieuwe baas gevonden hadden die hen niet zou verwaarlozen, of tot ze in slaap gespoten werden omdat ze te oud, te lelijk of gewoon te verknipt waren om opnieuw een warme relatie met een mens aan te gaan. Het zat er vol bastaards, vreemdsoortige kruisingen tussen verschillende rassen, op hun beurt dragers van gemengde genen. Voortplantingsdrang heeft voor een straathond prioriteit, net als het speuren naar eten.
Ook mensen worden soms door instincten geleid. Sep kwispelde opgewonden en begon te blaffen, hondengepraat tussen oude makkers. Perre riep zijn hond terug, die heen en weer rende, alsof hij even aarzelde om naar het asiel terug te keren. Perre floot krachtig en de hond kwam hem achterna. Sep stak zijn neus in de lucht en snuffelde. Hij bewoog zijn neus in de richting van de wind en spitste zijn oren. Hij snoof diep met herhaalde ritmische tussenpozen, klemde zijn staart tussen zijn achterpoten, begon te janken en schoot er toen als een hazewind vandoor. Perre holde Sep achterna en met een schok bleven ze beiden onder een grotvormige brug pal staan. Ze werden toeschouwers van een bevreemdend tafereel. Ze keken naar het lichaam van een jonge vrouw, haar dode gezicht bedekt met lang ravenzwart haar dat opwaaide in de wind. In haar haren zaten herfstbladeren en de huid onder haar lange nagels kleurde donkerpurper zoals de herfst de dagen kleurde.
Anna stak een lange Marlboro op. Ze had slanke vingers met nagels waar hier en daar de lak van afgesprongen was. Ze inhaleerde diep en blies een dikke blauwe wolk door een geopend raam naar buiten. In het gebouw in de Jozef Kluyskensstraat achter de oude Bijloke heerste sinds kort een strikt rookverbod dat ze maar al te graag met de voeten trad. Ze vond het rookverbod maar niks. Het was een nieuwe modetrend in het kader van een maatschappij die streefde naar lichamelijke gezondheid en tegelijk verwoede pogingen ondernam om haar perversiteit te verbergen.
Ze rookte de sigaret op tot aan de filter en gooide het peukje op straat. Ze haalde een nieuw paar medium sized latex handschoenen uit een kartonnen doos en blies er even in zodat de vingertjes niet meer aaneenplakten. Soms vroeg ze zich af waarom ze deed wat ze deed. Vandaag was zo een dag. Ze moest twee lijkschouwingen doen, hoewel ze aan het werk gewend was, haatte ze het als het jonge mensen betrof die in de greep van de dood gevangen waren geraakt. Mensen die een toekomst hadden, maar toch in een val waren getrapt, deels door zichzelf, al te vaak door toedoen van hun omgeving. Een omgeving die achteraf zelf de rol van slachtoffer zou spelen en dan de schuld bij de dode legde, want doden spreken niet meer tegen.
Ze zou beginnen met het meisje dat vermoord werd teruggevonden in het park. De moordenaar, een welgestelde jongen van een jaar of twintig, had zich aangegeven bij de politie. De moord werd bestempeld als een passioneel drama. Een passie die volgens de dader resulteerde in de wurging van het slachtoffer en het toebrengen van diepe snijwonden met een kapotgeslagen fles. De grote liefde werd uiteengereten omdat zij hem bedrogen had, dus had hij haar van het leven beroofd. Als ze niet van hem kon houden, zou ze nooit meer van een ander houden.
Met de jongen zou Anna minder werk hebben, een duidelijk geval van overdosis. Hij werd gevonden in een leegstaand pand. Voorbijgangers hadden het onophoudelijk gejank van een hond gehoord en waren na enig aarzelen een kijkje gaan nemen. Hij zat dood tegen de muur, in een oud lapjesdeken gewikkeld, met een bebloede naald die uit zijn afgebonden arm stak. De hond wilde niet van zijn zijde wijken, maar nadat de jongen in een lijkzak geritst en afgevoerd werd, had een agent het beest opgehaald en naar het asiel gebracht. Hij had eraan gedacht om hem mee naar huis te nemen, maar de hond liet zijn tanden zien en gromde naar al wie in zijn nabijheid kwam. De man kon het geduld niet opbrengen om de hond van hem te leren houden.
Uren later was de autopsie van beide lichamen afgerond. Anna had haar werkkleren ingeruild voor een versgewassen trainingspak, maar haar huid leek de geur van de dood nog uit te wasemen. Ze ging naar huis en ze glimlachte bij die gedachte. Haar trein reed langzaam het station binnen en kwam schokkend tot stilstand. De deuren klapten open en reizigers stapten langs Anna naar buiten. Haar man en kinderen wachtten op haar. Ze glimlachte, maar er lag iets treurigs om haar mondhoeken. Er waren er die nooit meer zouden thuiskomen…
©irkulerend in Gent, Studenten verhalen over hun stad, Hogeschool Gent
2005, p. 45-50. Intro & eerste aflevering
© 2006 GENTBLOGT VZW
hmm leest als een scenario voor een kortfilm ofzo
schitterend!
mss alleen iets teveel uitgelegd, maar ik kan ‘t zelf niet beter hoor ;-)
Zo dicht bij de werkelijkheid!