0110 – Wouter Deprez
Ik woon nu een jaar in de Brugse Poort in Gent, in een typisch huisje van die arbeidersbuurt. Eeuwenlang hebben arbeidersvrouwen hier tijdens bevallingen zoveel kinderen gesmeten dat de planken vloeren een halve meter doorhangen. De muren zijn één briekske dik, de buren spreken hier een beurtrol af om te poepen.
Ik mag op donderdagavond, dan gaan mijn linker- en mijn rechterbuur samen badmintonnen.
In de huizen hier komt zo weinig licht binnen dat zelfs een vleermuis zou zeggen: “steek maar een velux”. Je hebt hier een kleinere kans op een tuintje dan op een CO-vergiftiging. Het meest voorkomende huisdier is de kakkerlak, tweede plaats de rat en derde plaats de made. De slums van Gent zou je de Brugse Poort kunnen noemen, ware het niet dat ik sinds mijn bezoek aan Zuid-Afrika ietsje zuiniger ben op dat woord.
Op het WK “verschillende nationaliteiten per vierkante kilometer”, zou de Brugse Poort de finale moeten kunnen halen, op het WK “werkloosheid per vierkante kilometer” ligt een medaille binnen bereik. En op het WK “verschillende indrukken in het hoofd van de bezoeker” draait de Brugse Poort alle concurrenten in de soep.
Krakers met glibberige rastaslierten op hun kop helpen oude beskes oversteken, BMW’s spelen Francorchamps in straten waar sandalendragers op plooifietsen rijden, mensen afkomstig van tegenoverliggende uiteinden van de wereldbol leggen mekaar de route van de bus uit in een hutsepottaaltje van Frans, Engels, Spaans, Nederlands, Duits en enkele ingrediënten die ik niet kan thuisbrengen, en het vortste Gents met de dikste vetrand wordt door jonge gasten gesproken van wie de Marokkaanse moeder maar tien woorden Nederlands spreekt. Die hannekesnest, die potpourri, die flipperkast van impressies drukt op heel verschillende knoppen in het hoofd van mensen, afhankelijk van mens tot mens.
Een paar maanden geleden ging ik in de heerlijke en altijd stampvolle broodjeszaak op de hoek aan tafel zitten bij een tengere vijftiger. Ik vind dat niet altijd makkelijk, om een wildvreemd iemand aan te spreken, maar ik vind het wel goed om te doen en dikwijls ben ik nadien blij dat ik het gedaan heb. De man had niet altijd vooraangestaan in de rij toen de chance werd uitgedeeld, dat bleek uit het gesprek. En de man wist ook niet altijd even goed hoe zich actief te weren tegen die malchance. En die malchance plus daarbovenop nog een aantal dingen die hij niet zelf had meegemaakt, maar had horen zeggen, hadden hem bang gemaakt. Hij zorgde ervoor dat hij elke dag om vier uur in de namiddag thuiskwam, en dan kwam hij de straat niet meer op. Want na vier uur was er in de buurt geen doen meer aan, zei hij, en zijn angstige ogen onderstreepten zijn bewering.
Hij keek even naar zijn horloge, ik ook, en ik zag dat hij nog twee uur kon zitten aftellen. Ik vroeg mij af wie om vier uur het startschot gaf aan de criminelen. Of ze om vier uur hun schoofzak met daarin een pistool en een drugsspuit namen, en zuchtend tegen hun vrouwen zeiden “Bon, we gaan er eens aan beginnen. Tot vannacht, poepke.” De man zei salut, en op het trottoir keek hij voortdurend links en rechts, alsof hij voor een zebrapad stond. Dat moet lastig zijn, dat elke stoeptegel een zebrapad is dat je over moet.
Verder is er ook Francine, een felgemuilde bette van zestig ongeveer. Zij is huiswerkoma. Dat betekent dat kinderen die thuis met teveel in een konijnenkotje wonen om in relatieve stilte huiswerk de baas te kunnen, bij Francine hun sommen en hun zinsontleding kunnen komen doen. Francine heeft ondertussen ongeveer de volledige globe over de vloer gehad en tot vruchtbare huiswerkresultaten geleid. En verder zegt Francine, met een accent dat zeer raszuivere Brugse Poort-wortels bewijst, dat ge met de mensen moet klappen. Als er iets is, dan moet ge dat zeggen, dan moet ge discussiëren en expliceren, en als een kleine iets uitspookt of ambetant is, dan moogt ge die ook op zijn oren geven. Maar als er niets is, zegt Francine, dan moogt ge ook klappen, over koetjes en kalfjes en ditjes en datjes. Francine heeft makkelijk spreken, want zij stond zeker vooraan in de rij toen de stembanden en de tongen werden uitgedeeld.
Maar ze doet het verdomme toch altijd maar weer, uit haar kot komen en met mensen klappen, als het goed gaat en als het minder goed gaat. 0110 is een soort Brugse Poort, met Will Tura naast Sioen en Clouseau naast dEUS. En op die manier is het een invitatie om uit ons kot te komen en te klappen met mekaar, op zijn Francines. DÃ t is het doel, en als daarmee het aantal mensen vermindert dat om vier uur thuis moet zijn, dan is het helemaal geslaagd.
0110 in Gent. Zondag vanaf 14u op NMBS parking aan het St. Pietersstation.
Foto: Ilse Baetslé
© 2006 GENTBLOGT VZW
Cool, nog van dat. Geweldige tekst (al kan het ook aan het uur liggen). En laat niemand gezegd hebben dat de Gentse volkswijken onleefbaar zijn, want dat zijn ze niet.
heerlijk herkenbaar, hoewel ik mag hopen dat na drie jaar brugse poorten bewonen de ratten kakkerlakken en maden grotendeels vervangen zijn door spinnetjes, muggen en sporadisch verloren gelopen kat.
De brugse poort is de max!
wouter is een zalige kerel ;-)
Wij wonen nu 16 jaar in de Brugse Poort, in een bescheiden rijwoning die grotendeels door de vorige huurder is gerenoveerd, en verder door ons werd afgewerkt volgens eigen behoeften. De muren zijn niet heel dik en overdag hoor ik soms mijn buurman zijn zeskoppige kroost ter orde roepen. Ik kan niet horen of hij reeds een zevende pagadder aan het produceren is, want ik slaap als een roos.
De meeste huisdieren zijn katten en honden. Misschien zitten kakkerlakken in de vervallen krotten die er zich in de buurt nog bevinden, en die hebberige huisjesmelkers aan asielzoekers verhuren, omdat die toch niet durvan reklameren. In tegenstelling met wat men denkt zijn hier nog heel wat huizen die een tuintje hebben. Wijzelf hebben bewust gekozen voor een huis zonder tuin omdat we een hekel hebben aan gras afrijden en onkruid wieden. Op 15 minuten wandelafstand komen we op de Bourgoyen, waar het heerlijk wandelen is, en na 20 minuten stappen genieten we van het centrum van Gent
Mijn dagelijkse tripkes naar de Groendreef met mijn hondje, richting hondentoilet, hebben me een reeks sociale kontakten opgeleverd, en niet alleen van andere hondenliefhebbers. Zo is er de bejaarde Servier die alle dagen zijn krant leest op een bankje, en me vriendelijk “Gut?” vraagt, de conversatie geraakt niet verder, maar hij is blij met een knikje en een gebaar naar de hemel als de zon schijnt. Er is Nico, de kraker met zijn fijne gelaatstrekken, die met zijn beperkte mogelijkheden zijn kraakpand gezellig heeft gemaakt en me fier binnenvraagt om het resultaat van zijn werk te tonen. Van ver al wuift Claudia uit Ghana met een brede glimlach die de straat in volle gloed zet. Mijn Turkse buur is druk in de weer met zijn nieuwgeboren tweeling, soms ziet hij er wat moe uit, als die 2 schatjes hem ‘s nachts hebben wakker gehouden. Hij is werkelijk “een nieuwe man”. Dank zijn de vele winkels van de allochtonen kun je goedkoop aan je dagelijkse levensmiddelen geraken.
De Brugse Poort, de “slums” van Gent? Ze zullen het graag horen, de vele inwoners die zich niet te goed hebben gevoeld om hier een huisje te kopen en op te knappen na hun werkuren, of de vele allochtonen, die met behulp van hun ganse familie van een krot een mooie rijwoning hebben gemaakt. Hier wonen nog hardwerkende mensen, arbeiders, bedienden en zelfstandigen, en dank aan de beenhouwer die een maand zijn zaak heeft gesloten om te renoveren “omdat de buurt het zeker waard is”. Vergeet niet de Kringloopwinkel, waar talrijke vrijwilligers zich dagelijks inzetten, en de bibliotheek waar ondanks de hannekesnest van publiek toch de respectvolle stilte heerst die er moet zijn in elke bibliotheek. Verschillende steegjes werden ingepalmd door studenten, die bij goed weer allen samen pickniken of een partijtje badminton spelen, en zich tevens ontfermen over enkele Roma kinderen.
Natuurlijk zijn er pijnpunten : sluikstortingen en drugs, maar er wordt iets aan gedaan. Zou er meer criminaliteit zijn ? Is het echt gevaarlijk om na 16 uur buiten te lopen ? Letterlijk ziet het er dan zwart van het volk, maar ik heb nog nooit met iemand last gehad. Eén van ons vrienden loopt regelmatig langs de Groendreef na een avondje stappen, maar werd wel afgetuigd op het Veerlepleintje. Ik ga niet betwisten dat er hier ene af en toe ne klop op zijn raap krijgt en zijn GSM wordt afgepakt, maar is het werkelijk zo veel meer dan elders in Gent?
Mijn proza is wel niet zo welluidend dan dat van Wouter, maar ik hou van mijn wijk en het is er fijn wonen.
ik heb 18 jaar van mijn jeugd in de brugse puurte overleeft. Ik heb er veel goeie en nog veel meer slechte woorden voor.
Het stukje tekst dat ik hier gelezen heb kon ik goed smaken, maar het beeld van de Brugse Puurte is een beetje scheefgetrokken. Net als de schrijver zijn vetkuif.. of zoiets.
De brugse puurte, was in tegenstelling tot de Muide, tot de jaren ’80 een mix van goed verdienende arbeiders en Midden-kader. Een waar sociaal integratieproject. In de jaren ’80 kwamen de pittazaken en Turken. 25 jaar geleden spraken de Turken nog geen Vlaams en was er geen vertaling voor het woord “verdraagzaamheid” en “integratie”. De prijs van de pitta is sindsdien drastisch gestegen…
Cheers