Het feest is voorbij, de flessen zijn leeg, …
Het feest is voorbij
De flessen zijn leeg
De speeches gegeven
De foto’s genomen
Enkele weken geleden liep het storm voor de heropening van het Museum voor Schone Kunsten, maar wij kozen wijselijk voor een bezoek tijdens een rustiger periode. Pas afgelopen zaterdag gingen wij ook een kijkje nemen, en dat aan de hand van een gids die ons zou inwijden in de geheimen van het gebouw. Geen Bosch, Jordaens of Rubens, maar Van Rysselberghe, Van Biesbroeck en Delvin!
Laat ons eerst even kort de geschiedenis schetsen. De Oostenrijkers en de Fransen hebben heel wat van onze kunstschatten laten verdwijnen naar hun contreien, en zeker toen de Fransen de kloosters afschaften verhuisden veel kerkschatten in de richting van Parijs. Maar blijkbaar hadden ze daar op een bepaald ogenblik plaats tekort, of was de invloed van de onze lokale adel toch groter dan gedacht want de Fransen besluiten om in de hoofdstad van Département de l’Escaut, onze trotse stede dus, een museum op te richten.
Dat museum vindt in eerste instantie onderdak in de lokalen van de Baudelo-abdij en later in de Sint-Pieterskerk. Maar ook die locatie is niet ideaal, en de collectie gaat naar het Augustijnenklooster waar de eerste Stedelijke Academie was gevestigd. Alleen was de beschikbare ruimte veel te klein en onder impuls van de vereniging De vrienden van het Museum wordt aanvang genomen met het bouwen van een nieuw museum. Toenmalig burgemeester Braun staat erop dat de stadsarchitect Charles Van Rysselberghe de opdracht mag uitvoeren, en die kwijt zich heel goed van zijn taak. De inplanting in het Citadelpark, de inval van het zonlicht, de onderkeldering van het gehele gebouw, de toegangen tot de zalen, … Allemaal ideeën die het MSK tot op de dag van vandaag vrij uniek maken.
De inhuldiging van het oorspronkelijke gebouw had plaats in 1904 door koning Leopold II, maar een kleine decennia later is het gebouw al in omvang verdubbeld. Inderdaad, de oorzaak is de wereldtentoonstelling. Gent wil pronken met een prestigieuze tentoonstelling Oude Kunst in Vlaanderen, maar daarvoor is het bestaande gebouw te klein. Van Rysselberghe ontwerpt een U-vormige aanbouw en twee gespiegelde halfcirkelvormige gebouwen en vergroot zo de beschikbare ruimte tot een maximum. Nog steeds geen verdiepingen en uiteraard zoveel mogelijk met invallend natuurlijk licht. Wat voor flexibele openingsuren zorgde, want elektrische verlichting was toen nog maar net aan zijn opmars begonnen…
De recente renovatie heeft de ideeën van Van Rysselberghe zoveel mogelijk gevolgd, en toch het gebouw aangepast aan de noden van onze tijd. Zonnewering en kunstverlichting, doch op een manier dat het niet opvalt bij de bezoekers. Maar ook airconditioning werd er geplaatst en vloerverwarming. En terwijl die vloer er dan toch uit moest konden ze ook alle kabels eronder verwerken, wat het geheel een mooier uitzicht geeft. Geen kabelgoten meer, geen opvallende kabels voor de camera’s meer,… Terug zoals de architect het ooit had voorgesteld, en die was een perfectionist.
Zo maakte hij gebruik van stalen spanten maar wist die toch perfect te verbergen. Want metalen onderdelen in een neoclassistisch gebouw, dat ging niet samen natuurlijk. Hij had ook enkele patio’s voorzien, maar die werden niet echt gebruikt, behalve dan als rokersruimte. Deze tuintjes zijn nu overdekt met glas en bieden mogelijkheden voor bijvoorbeeld kleine tentoonstellingen. Op die manier kan er ook van deze ruimtes optimaal gebruik worden gemaakt, want plaatsgebrek is nog steeds het grootste euvel in het MSK.
Van Rysselberghe zag het museum ook als een tempel. Een tempel ter verheerlijking van de kunst en dat is ook wel heel duidelijk als je voor de ingang staat. De trappen met de ionische zuilen doen je eventjes terugkeren naar het oude Griekenland, en de afbeelding van de Drie Gratiën (schoonheid, bevalligheid en vreugde) boven de ingang geven je nog een extra schop terug naar die tijd.
Voor de bas-reliëfs op de voorgevel deed hij een beroep op Louis van Biesbroeck en op die bas-reliëfs kan je al zien hoe Van Rysselberghe het museum wou inrichten. De benodigdheden zijn namelijk afgebeeld; schilderkunst rechts, beeldhouwkunst links. (Of omgekeerd natuurlijk, zo je wil …)
De fries die het gebouw omhelst is een werk van Jean Delvin dat nu, dank zij de renovatie, heel duidelijk te onderscheiden is en eindelijk terug om zijn pracht kan worden geroemd. De evolutie van de kunst uitgebeeld in een 253 meter lang kunstwerk in Sgraffito-techniek. Een pareltje op zich.
Even gaat onze aandacht natuurlijk ook naar de twee koperen allegorische figuren boven de ingang, waarvan er nu één voorzien is van een omstreden blauw TL-lichtje met de letters MSK. Een 21-eeuws kenmerk aan het gebouw, benieuwd hoeveel eeuwen het zal meegaan.
De twee halfronde gebouwen die er later bijgeplaatst werden, zijn nu volledig opengesteld voor het publiek. Het gipsmodel van de Pietjesbak waarover ik hier al eens schreef, heeft er onder andere zijn plaats gevonden. Wat je er ook kan aanschouwen is een replica van De tempel der driften, een omstreden kunstwerk van Victor Horta en Jef Lambeaux dat in het Jubelpark te Brussel staat. Sterker nog, aangezien er twee zo’n halfronde ruimtes zijn, hebben we ook twee replica’s! En dan te bedenken dat ze in Brussel al meer dan honderd jaar moeilijk doen over ééntje …
Het museum is dus ook leeg, ik bedoel zonder kunstwerken, meer dan de moeite waard. Bekijk het maar eens van dichterbij als u nog eens in de Hofbouwlaan staat aan te schuiven. Maar u kan er natuurlijk ook tijd voor vrijmaken. En het hoeft u niets te kosten, want de Gentse musea zijn altijd gratis voor Gentenaars, en voor iedereen op zondagmorgen van 10 tot 13 uur. Iemand nog een excuus?
© 2007 GENTBLOGT VZW
Dat het Museum van “le Département de l’Escaut” er kwam “onder invloed van de lokale adel” is twijfelachtig. Eén Gentse figuur vooral maakte in de Franse tijd het verschil om “de meubels uit de brand te slepen”: Charles Van Hulthem. Hij redde niet alleen kunstwerken maar ook monumenten (kerken, de beiaard van Baudeloo, enz…). Zijn schitterende boekencollectie vormt nog altijd de basis en de trots van onze Koninklijke Biblioteek (Albertina). De lokale adel bezat toen nog topstukken (onder andere Schamp in de Veldstraat, maar die werden verkocht en verdwenen uit Gent). Het is het lot van veel zorgvuldig opgebouwde verzamelingen. De 18e eeuwse schilder Van Reysschoot had er één die door zijn erfgenamen werd verkocht om zijn schulden te vereffenen. Een eeuw later onderging de ongeëvenaarde verzameling van architect Louis Minard hetzelfde lot, zij het dat veel onschatbare stukken de kern vormen van ons (gesloten) Bijlokemuseum. En vorige eeuw verdween nog een unieke verzameling uit Gent, de oldtimers van Mahy.
Frans, dat van die lokale adel was een beetje ironisch bedoeld. Op een bepaald ogenblik hebben de Fransen beslist om ieder “departement” hun eigen museum te geven. Maar geen idee wat hun motivatie was voor die beslissing.
Bedankt voor uw aanvulling!
het was weeral een leerrijke ervaring, nog van dat!!
Het museum is terug in mijn achting gestegen! Ik raad tenstelligste aan bij een bezoek aan het museum een gids te nemen.
Ik probeer het nog eens.
Wie is dit?
http://www.freewebs.com/gent_fotos/IMG%5F0276%202.JPG
Architect Charles Van Rysselberghe
http://www.freewebs.com/gent_fotos/IMG%5F0260%202.JPG
Ik ben het grondig ééns met jullie inschatting van het MSK in het algemeen. Ik heb alleen een klein beetje moeite met de stelling dat “de Fransen”, “hier” (wanneer?) “onze” kunstschatten zomaar roofden. Kunstroof is natuurlijk helaas van alle tijden, en bezetters voeren altijd propaganda, maar in principe werden kunstwerken toen weggenomen bij privécollecties van de adel en de clerus, om ze te laten zien aan een zo groot mogelijk deel van de bevolking. De Franse revolutie heeft de musea uitgevonden, en al zijn die niet perfect, zullen ze altijd wel voor iemand te duur zijn, ze zijn toch duizend maal beter dan de slaapkamer van moeder overste.