Kotverhalen: Hoe een kot een bisjaar kan veroorzaken

zaterdag 4 augustus 2007 10u46 | San | 6 reacties
.

Toen ik in de zomer van 1988 naar Gent kwam om een kot te zoeken liep ik, zoals zo velen een beetje verloren: waar beginnen? In welke buurt? Hoe alles organiseren? In gezelschap van mijn mama kwam ik naar Gent en we begonnen gewoon langs de straten rond de universiteitsgebouwen te lopen in de hoop zo een kot te vinden. Van enige structuur was helemaal geen sprake. Van enige voorbereiding nog minder.

Na een paar uur rondgedoold te hebben en enkele telefoonnummers te hebben genoteerd, maar nog altijd geen enkel kot gezien te hebben, kwamen we een vriendelijke man tegen die ons aansprak. Of we een kot zochten? Ja? Wel, hij had het ideale kot voor ons. In een proper gebouw, niet al te duur (4.000 BEF – ongeveer €100 – incl. EGW) en zeer gezellig en strategisch.

Moe gezocht en gelopen zijn we meegewandeld met de vriendelijke man en hebben zo goed als ter plaatse het huurcontract getekend. Mijn eerste kot, 4m op 3m, een betonnen cel in een rustige straat: Korianderstraat 4.

Van gezelligheid was er evenwel geen sprake. Het hele gebouw bestond uit van die betonnen cellen waar er hier en daar een tussen zat die marginaal groter was dan mijn kot van 3 op 4. Er zat niets van karakter in de cellen: stuk voor stuk waren ze koud en met flutmeubilair bemeubeld. Er waren meer dan 30 koten en je kon je buur bijna horen ademen. Privacy ontbrak dus ook.

Zeer strategisch was het wel. Op studiegebied want tussen de twee universiteitsgebouwen gelegen die ik het meest zou (moeten) bezoeken: de Blandijnberg en de Universiteitstraat. Op (studenten)etensvlak want vlakbij de studentenrestaurants Sint-Jansvest en de Brug en vlakbij broodjeszaak (toen nog) Het Geniep. Op uitgangsvlak want vlak bij Het Hof van Beroep, hét studentencafé van de rechten, bijna buur van De Ploeg (onze zondagavondse afspraakplaats) en op een steenworp van de Overpoort. Strategie was dus geen probleem.

Gezelschap, dat was ook geen probleem. Niet dat ik al mijn kotgenoten heb leren kennen, daarvoor waren er te veel, maar ik herinner me dat vooral het eerste en derde verdiep veel contact hadden en een paar daarvan zijn echte vrienden geworden. Wekelijks kwamen we dan met de hele bende samen op mijn kot waar ik voor iedereen had gekookt. Ik had nl. zo’n mini kookvuurtje met twee platen en een gasbonbonneke waarop ik probeerde de nodige heksentoeren uit te halen om voor tien man (tegen kostprijs) iets klaar te maken. Zeer gezellig maar niet echt praktisch.

En er was een conciërge die, als je het haar liet weten, voor je kookte aan studententarief. Gilberte (als ik mij niet vergis) was nieuwsgierig maar gelukkig niet bemoeiziek. Haar kookkunst was niet hoogstaand, maar wel eetbaar.

Het grote nadeel van de ongezelligheid was dat ik de kamer zelf zo veel mogelijk ontvluchtte. Het was alsof de muren op mij afkwamen en elk excuus om weg te gaan nam ik met beide handen aan. En excuses waren er voldoende.

Elke zondagavond werd afgesproken met de kotgenoten in De Ploeg, waar we meestal tot een gat in de nacht bleven plakken. Het was geen uitzondering om rechtstreeks van De Ploeg (of van het volgende café) naar de les te gaan op maandagochtend.

Na enkele weken had ik een aantal vrienden gemaakt in de studierichting waar ook veel en regelmatig mee werd afgesproken. Meestal was de ontmoetingsplaats dan Het Hof om vandaaruit te vertrekken naar andere oorden en vooral: oorden die langer openbleven.

Met veel in Het Hof te komen had ik daar ook een bende leren kennen waar ik regelmatig mee weg ging en een beetje later op het jaar stond ik zelfs als vrijwilliger twee halve dagen in de week achter de toog.

U raad het al: als er drie groepen zijn die af en toe wel eens weg gaan, komt het er praktisch op neer dat ik zo goed als geen enkele avond in mijn kot was … en dus eigenlijk niet studeerde.

Ik heb een fantastisch eerste jaar gehad. Alle caféetjes en uitgaansplaatsen in Gent zijn wel eens de revue gepasseerd. Ontelbare fuiven heb ik in gang getrokken (feestbeest nummer één, jawel hoor), zo goed als elke film die maar enigzins interessant was heb ik gezien, zowel in de Decascoop, als de Studioscoop als de Sphinx en er was bijna geen cantus van enige naam waar ik niet op aanwezig was.

Mijn studieresultaten kan u al raden: van de tien vakken was ik er door voor drie, mijn drie rechtsvakken. De rest waren zware buizen (genre 4/20) en pro formas. Ik hoor mijn mama nog schamper zeggen ‘Ge ziet dat ze rechten doet hoor: ze is geslaagd voor haar rechtsvakken’ daarbij hoog haar wenkbrauwen optrekkend.

De tweede zit, daar ben ik aan begonnen maar het bleek hopeloos. Zelfs mijn ouders zagen dat in en hebben me niet meer gedwongen om verder af te gaan en af te zien.

Mijn bisjaar heb ik beter aangepakt. Ik was serieus op zoek gegaan naar een kot waar ik mij wel goed voelde, waar ik op mijn gemak alleen een paar uren en, indien nodig, zelfs dagen zou kunnen slijten. Waar ik niet naar buiten zou vluchten wegens muren die op mij afkwamen. Niet alleen was het groter, het had vooral een heel leuk karakter en was gezellig en ik had fantastische kotgenoten. Vier jaar heb ik versleten in de Savaanstraat 88 (voor een luttele 5.000 BEF – €125 – incl. EGW) en ik heb niet meer gebist (wel nog tweede zit, maar dat lag dan gelukkig niet meer aan het overdadig uitgaan).
Mijn laatste jaar had ik geen eigen kot meer: zowel mijn broer als ikzelf gingen op Erasmus en we hadden dat goed geregeld: hij ging in het eerste trimester, ik vertrok in Februari, en zo konden we één kot delen… het zijne.

Alle kotverhalen zijn nog steeds welkom op het redactie-adres.

© 2007 GENTBLOGT VZW

6 reacties »

  1. Reactie van Sara

    En dan heb je je Finse (?) verhalen nog niet bovengehaald… :)

  2. Reactie van lvb

    Daar heb ik ook op kot gezeten, wel pas vanaf 1990.
    Gilberte was daar idd, maar na een tijdje niet meer. Een jongere vrouw kwam in haar plaats, en haar lief was er één uit het vreemdelingenlegioen. Die had er niet beter op gevonden op een dag (de reden ken ik niet, ik was toen niet aanwezig) met een wapen in het gebouw op de studenten te jagen, no kidding. Eentje sprong uit het raam, van de tweede verdieping, beide voeten gebroken. En nadien heeft die gek de gaskraan in de keuken open gedraaid en een lucifer in gegooid. Bye bye mijn kot, maar allez, ook heel leuke tijden beleefd in mijn studententijd. Het is toch iets dat iedereen zou moeten meemaken he.

  3. Reactie van Eva

    San, dat brengt nogal eens herinneringen naar boven…
    Brieven uit Rovaniemi !
    Raad die goud waard was krijgen in het idd supergezellige kot aan de Savaanstraat…

  4. Reactie van Jean Marie DE WULF

    Hier nog eens het bewijs dat ruimte de mens gelukkig of in de problemen kan sturen. we hebben echt meer ruimte nodig om iets van ons leven te maken.
    Ik heb die koten van de Korianderstraat gekend: het eerste jaar na de verbouwing tot koten heb ik daar tijdens een zomer op wacht gezeten om studenten te ontvangen, en in te schrijven, dat is nu toch wel een veertig jaar geleden.

  5. Reactie van rony coekaerts

    43 jaar geleden had ik de keuze, univ. en dan betaalde mijn ouders alles, of st.lucas en moest ik het zelf maar weten, mijn valies stond letterlijk voor de deur.
    je bent 17 jaar, de latijnse gedaan, in parijs op de barrikaden gestaan, met, echt waar, sartre zitten praten.[JM. mijn frans is echt niet slecht] wie doet me iets!
    dus ben ik met mijn brommerke steeds in cirkels rond de zwarte.zusterstraat gereden. in de tinnenpotstraat zag ik iets. een citeetje, zes huizen, een[1] kraan,een[1] toilet voor iedereen en een pissijn. de huisbazin in het prinsenhof was niet zo op jongeren gericht. na veel zagen en alle emoties op tafel te gooien mocht ik er dan wel in. mijn buren waren allemaal minstens 70jaar oud.100Bfr. per maand. ik heb er vijf jaar gewoont. als werkstudent, overdag st.lucas, univ., ergo., agregaat, en van 22u tot 03u achter alle togen van de graslei. ik was de enige in de straat met een auto. een wolsley van 1947. met van die spatborden en grote koplampen.
    mijn buurvrouw was een lieve dame. na dertig jaar afwezigheid, een pakje tabak gaan kopen, was haar man terug thuis gekomen, afasiek, dwz.niet kunnen spreken en slechte motoriek. toen zij een maagbloeding kreeg en die kerel bij mij binnenviel om hortend iets te zeggen, ben ik blij geweest dat ik die wagen had. UZ. heeft haar gered.
    toen mijn lief me eens onverwachts kwam bezoeken, verklaarde ze dooderstig dat die jonge dame in mijn bed haar nicht was die, omdat ik toch werkte, mocht blijven slapen. moest ik een lijst vrijgeven van al diegene die bij mij van bil zijn gegaan…….
    in die tijd was de tinnenpotstraat het onderste. de meeste vrouwen waren alleen met hun kinderen, en bezochten hun man in de nieuwe wandeling. ik zie die dochter van 16 nog staan voor het venster, naakt, om mij, aan mijn tekentafel aan de overkant te verleiden voor een paar franken.
    maar ik weet ook nog de dagen dat ik ziek, wenend van miserie op mijn zolder lag, en ze met soep kwamen.
    dat ze, als ik ‘s nachts buiten, op mijn kolenbak, onder het licht van die ene lantaarn, mijn eindwerk aan het maken was, me koffie brachten. en, toen ik weg ging me een geborduurd tafellaken met servetten hebben gegeven, zelf gemaakt. het ziet er niet uit, maar ik heb het nog. toen ben ik gentenaar geworden. ik ben geboren in scherpenheuvel, heb 10 jaar in keulen gewoont, nadien in hamme, st.niklaas, lokeren, eksaarde, en nog zo’n paar plaatsen, ook buitenland, oxford enz. en nu in china. en elke keer dat ik in gent ben ga ik naar de tinnenpotstraat. het is weg, dat citeetje, het is een soort halve parking geworden. en denken dat ik dat in die tijd voor 200.000bfr had kunnen kopen. twintig maandweddes. niet gedaan. stom.
    het is niet een verhaal van fietsen en gestolen plastieke potjes, maar in mijn leven de herinnering waard.
    ik heb een geluk: ik heb veel meegemaakt. aan tafel zitten met kon.elisabeth, bij de hoeren geweest met Van.d.B., hedendaagse politici nog zat over de grond zien rollen, steeds buitenstaander. zo is ook mijn kottijd in gent geweest. walter d.b., roland, miek en roel, jenny thanghe, kopers met zijn roze poedel, ach zoveel anderen. en daar leef ik nu van. herinneringen.
    niemand zal zich die rony nog herinneren, ik was altijd een onderdeel van het behang. en laat het ook zo zijn.

  6. Reactie van Zanne

    Prachtig stukje, Rony Coekaerts! Je schetst je oprechte herinneringen zeer sfeervol. Bedankt.