Alziend
Zoals beloofd ben ik vorige week met mijn hoogst persoonlijk, privé vliegmachine er op uit getrokken om enkele luchtfoto’s te nemen.
Ik heb mijn best gedaan om het stulpje van Jean-Marie terug te vinden maar driewerf helaas, nergens kon ik dat openluchtzwembad met jacuzzi (+ dikke Mercedes voor de oprit) en bijhorend schaars geklede deernes vinden, dus moet ik maar met iets anders op de proppen komen. Het zal te koud geweest zijn zeker? Nochtans kan je een openluchtzwembad tegenwoordig zo verwarmen dat de dampen tot ver in de omtrek te zien zijn. Er zijn geen met geld smijtende, frivole liberalen meer, mijnheer. Eigenaardig… Hoezo, de Belgen kunnen zich tot de rijkste burgers op deze aardbol rekenen? Niets van gemerkt. Geen wolkje stoom. Werken doen ze en hun duurverdiend geld opsparen in beleggingen, hypotheken en aandelen. En vanwaar komt al die rijkdom? Door, zoals eerder geschreven, te gaan werken. En waar? In fabrieken. Zoals deze hier:
Maar waar? En is het nog een fabriek? En als dat niet meer zo zou zijn, wat is het dan geweest?
© 2007 GENTBLOGT VZW
Where the streats have no name?
Aan de bouw te zien (daken) een textielfabriek, vermoedelijk zelfs een weverij (schuine daken).
Maar waar hé ? En wat is het nu ? Dat blijft zoeken.
Ham (links) – Keizer Leopoldstraat (onderaan) – Zonder-Naamstraat (rechts)
Vooraan de katoenspinnerij Dierman-Seth volgens de fantastische architectuur in Gent site.
gasmeterlaan – aan de vormalige gasfabriek – naast de dienst feestelijkheden
Het heeft er nu wel niets mee te maken, maar bij het zoeken naar de plaats via “Life Search Maps” valt mij op hoeveel grote oppervlaktes aan platte daken er in Gent zijn. Nergens enig zonnepaneel te zien! Men zou gans Gent van elektriciteit kunnen voorzien moesten alle platte daken uitgerust worden.
Er zijn nog onnoemelijk veel textielfabriekrestanten in Gent, ik geef het op.
Inderdaad, nog een via de “Map” bekeken. Ik heb nooit gedacht dat er nog zo een groot complex achter die fasade verscholen zit.
En niet alleen de platte daken, ook alle daken die naar het zuiden gericht zijn.
Ik ken de juiste locatie van “het onderwerp” niet, en kan derhalve niet controleren , maar in principe werden dergelijke “zaagtanddaken” toegepast om de lichtinval te vergroten. Aangezien de “zon ” een vijand was werden dergelijke constructies altijd georiënteerd met het glasgedeelte naar het noorden, en het pannengedeelte naar het zuiden.
Dacht ik toch….
Normaal omgekeerd hoor. Dus glas naar het zuiden en pannen naar het noorden.
De zon is geen vijand als ge geen verwarming hebt in uw fabriek en elektrisch licht duur is.
aan m toegiers
Ik denk dat ik het bij het rechte eind had.
probeer eens de link hieronder
http://www.documentatie.org/B/B—-/B—s/Sheddak.htm
Jacques heeft denk ik gelijk. Ik kan zijn link niet openen doch vond elders:
“Ook: zaagdak, soms: sheddak. Een dak dat de vorm heeft van zaagtanden.
Vooral met ramen in de opstaande zijden toegepast bij fabrieksruimten om voor een goede lichtinval te zorgen. Er bestaat ook een vorm met kunststof klikpanelen. Meestal hebben de twee dakvlakken een verschillende helling. De schuine glazen wand, het steilste vlak, werd naar het noorden gericht om de meest gelijkmatige lichtinval te verkrijgen”
Is het dit? (orientatie van het raam is noordelijk)
deze daken werden voornamelijk gebruikt voor weverijen en draadspinners. daarbij is een strooi-licht nodig.
je moet maar eens proberen die draad opnieuw op te leggen, of te knopen, in de blakende zon. je ziet die gewoon niet. het nadeel van die noorderdaken was wel dat in de donkere perioden, bv.’s winters om 6uur, want toen begon men, je helemaal niets zag. men lichte toen bij met noklampen, maar hoe het kon weet ik niet, maar de mensen werkten altijd “in hun licht”, dus de handen in de schaduw van zichzelf. en toch ging dat.
omdat we thuis een drukkerij hadden, moest ik daar dikwijls pakjes gaan afleveren, en was een beetje rondlopen mij toegelaten. ex.schoolvrienden hadden daar dan hun werk, klote job, als je rekent dat ik verder mocht studeren. de eerste van de klas stond roulementen te smeren met zo’n tuitkannetje, en ik als tweede, zat in de latijnse. toen wel een beetje erg rood geworden.
en dat is niet mijn verdienste, maar mijn vader, zo’n blauwe belg, heeft die jongen een studiebeurs gegeven, later ingenieur geworden. nooit meer iets van gehoort.
de pannenkant gaf in de zomer bescherming, zie hoger, maar in de winter toch wat isolatie. vooral in die fabrieken mocht wegens brandgevaar, stof, geen kachel staan. ik heb daar nog de eerste centrale verwarmingen weten leggen.
oh, ja, die bestonden al lang, maar in fabrieken? toch in dat dorp niet.