Van Crombrugghe’s Genootschap: een eerbiedwaardige oude dame
Gent telt vele verenigingen. Tientallen. Of misschien zelfs honderden, ik heb geen zin om ze allemaal te tellen. Sommige kennen een zeer kort bestaan, andere vieren hun zilveren of gouden jubileum of bereiken zelfs een krasse honderd.
Eind vorig jaar mocht het Van Crombrugghe’s Genootschap zowaar 150 kaarsjes uitblazen. Geef toe, er zijn maar weinig verenigingen die hen daarin evenaren, en daarmee is het genootschap ook één van de oudste socioculturele verenigingen van deze stad.
Stichting
Het begon allemaal op 18 oktober 1857 in de Troonzaal van het stadhuis waar het kersverse genootschap officieel in het leven werd geroepen en de boreling genoemd werd naar Joseph Van Crombrugghe, voormalig burgemeester van Gent, die zich intensief had ingezet voor het kosteloos stedelijk onderwijs. Want het Van Crombrugghe’s Genootschap (verder VCG) werd opgericht om de oud-leerlingen van de Gentse kosteloze stadsscholen bijeen te brengen. Die eerste dagen waren er al 128 leden ingeschreven, voornamelijk ambachtslui, arbeiders en bedienden.
Doelstellingen en Activiteiten
Het VCG wou wel meer zijn dan een gewone oud-leerlingenbond. Uiteraard was verbroedering en het onderhouden van contacten een belangrijk aandachtspunt, maar men wilde naast “beschaving en verlichting der leden†ook de leerlingen die wilden voortstuderen, ondersteunen, en – indien er voldoende financiële middelen waren – hulp bieden aan leden die getroffen werden door een ongeluk of een zware tegenslag. En hoewel dat niet openlijk in de doelstellingen vermeld stond, zagen de stichters in het VCG ook een middel om de lagere volksklassen in te schakelen in de Vlaamse emancipatiestrijd.
Om dat allemaal te realiseren werd in de eerste plaats een bibliotheek opgericht. Daartoe schreef het bestuur o.m. talrijke Vlaamse auteurs aan, met een oproep om gratis boeken en tijdschriften te schenken. Dankzij ook de steun van de regering, van het (liberale) Gentse stadsbestuur en van het studentengenootschap ’t Zal wel gaan, telde de bibliotheek in 1858 reeds 700 titels.
‘Verdienstelijke leerlingen’ die wilden studeren, konden bij het VCG schoolboeken lenen, dit zelfs tot de jaren 1960. Vanaf de jaren 1870 werden er ook studiebeurzen uitgereikt.
Volksopvoeding en sociale ontvoogding waren prioritair voor het VCG (en talrijke andere 19de-eeuwse verenigingen). In een tijdperk zonder televisie en internet waren voordrachten en lezingen daartoe belangrijke instrumenten. Die gingen over uiteenlopende onderwerpen, gaande van kunst en literatuur over geschiedenis tot de Belgische wetgeving, terwijl af en toe ook wetenschappelijke onderwerpen aan bod kwamen. Het VCG kon voor die lezingen regelmatig beroep doen op eminente sprekers, zoals Gustave Rolin-Jaequemyns of Hendrik Conscience. Multatuli vereerde het VCG zelfs tweemaal met een bezoek, in 1867 en in 1869, waarover u hier meer kan lezen.
In de loop der jaren werden binnen het genootschap allerhande afdelingen opgericht: o.m. een kaart-, een zang-, een teerling-, een schutters-, een toneel-, een reis-, een bolders- en een spaarafdeling, alsook diverse jeugdafdelingen. De toneelafdeling, opgericht in 1872, kende een grote bloei en bleef actief tot de jaren 1960. Het gezelschap had een sterke reputatie opgebouwd en won zelfs verschillende keren het Koninklijk Landjuweel.
Maar koken kost geld en om dit alles te kunnen financieren, organiseerde het VCG regelmatig feesten, bals, kinderfeesten, zang-, toneel- en turnvoorstellingen.
Die waaier van afdelingen en activiteiten had zijn weerslag op het ledenaantal: begonnen met 128 leden bij de oprichting, telde het VCG eind 1863 reeds 568 werkende leden, 71 beschermleden en 12 ereleden. In 1882 kon men bogen op 905 werkende en 137 beschermleden en op het einde van de 19de eeuw kende de vereniging haar hoogtepunt met 1.400 leden. Die bloeiende werking bleef behouden gedurende de eerste helft van de 20ste eeuw, waarbij het aandachtsveld reeds lang verruimd was tot een socioculturele vereniging voor werklieden.
Kijken naar de toekomst
Vanaf de jaren 1950, 1960 begon het succes, net zoals bij talrijke andere verenigingen, te tanen, om een absoluut dieptepunt te bereiken in het begin van de jaren 1980. Dat had natuurlijk alles te maken met de grote maatschappelijke veranderingen in die periode: door de grote democratiseringsgolf stond de overheid zelf in voor bv. openbare bibliotheken, culturele centra, avondlessen. Ook de impact van nieuwe media als televisie was niet te onderschatten: mensen bleven meer en meer thuis voor de buis. Bovendien werden de doelstellingen van verenigingen als het VCG als te paternalistisch beschouwd.
Het VCG echter is niet alleen een eerbiedwaardige, maar ook een taaie oude dame en niet zo gemakkelijk klein te krijgen: met de viering van hun 130ste verjaardag werden alle zeilen bijgezet en het VCG herpakte zich met geactualiseerde doelstellingen: “het stimuleren van het officieel onderwijs in het algemeen en het stedelijk onderwijs in het bijzonder, het bijdragen tot het vrijzinnig verenigingsleven en het VCG zijn vroegere uitstraling als vooruitstrevend en vrijzinnig centrum teruggevenâ€. Ook wordt er regelmatig samengewerkt met gelijkgestemde verenigingen, zoals het Willemsfonds, het Vermeylenfonds en het Multatulitheater. Zo kon het VCG met veel vertrouwen in de toekomst haar 150ste verjaardag vieren.
Het gebouw
Tot slot kan ik natuurlijk niet over het VCG schrijven zonder het gebouw te vermelden. Bij de stichting had het een onderkomen gevonden in de Van Caeneghemstraat en vanaf 1892 in de Huidevetterskaai nr. 8. Maar sinds 1924 is het VCG gehuisvest in de toen aangekochte gebouwen aan de Huidevetterskaai nr. 39.
Door de crisis in de vereniging zag het VCG zich genoodzaakt een deel van hun gebouw, zoals bv. de toneelzaal, te verhuren aan verschillende organisaties zoals Teater Vertikaal en het Gents Amusement Theater. Ook café De Grote Avond, waar menig Gentenaar ooit wel eens een pint gepakt heeft, huurde een deel van het pand. Inmiddels raakte het gebouw, ondanks noodzakelijke instandhoudingswerken, almaar meer verkommerd zodat drastische maatregelen zich opdrongen: ofwel verkopen en elders een onderkomen zoeken, ofwel restaureren. In de jaren 1990 koos men voor deze laatste optie omdat het VCG oordeelde dat het patrimonium een belangrijke maatschappelijke meerwaarde heeft. De permanente zorg voor dit patrimonium werd trouwens recent vastgelegd in de statuten. Men slaagde erin om de nodige financiële middelen bijeen te krijgen en in het voorjaar van 2005 kon na de voltooiing van de restauratie het gebouw weer in al zijn glorie voor het publiek opengesteld worden. Dat publiek kan er zelfs gebruik van maken, want enkele lokalen worden verhuurd voor feestjes, vergaderingen, recepties, e.d. Meer info daarover vind je hier.
Informatie
Dit overzicht over het VCG belicht uiteraard slechts enkele facetten uit de heel rijke geschiedenis van de vereniging. Bent u nieuwsgierig geworden en wil u meer weten, of wil u zelf gaan grasduinen in het uitgebreide archief van het VCG, dan kan dit. Want in de voorbije decennia werd het archief (inmiddels zo’n 17,2 strekkende meter) geschonken aan het Liberaal Archief, dat zorgde voor een uitgebreide inventaris. Die vindt u hier, hier en hier.
Over de beginjaren schreef Dominique Verkinderen het boek Het Van Crombrugghe’s Genootschap van 1857 tot 1875, in 1988 uitgegeven door het Liberaal Archief, en daar nog steeds te verkrijgen.
Zeer recent gaf het VCG de brochure Van Crombrugghe’s Genootschap uit. Die is op eenvoudige aanvraag te bekomen op het nummer 09/233.90.08 of per mail naar info@vcg.be.
Daar kan u ook terecht als u meer inlichtingen wenst over de werking van het Genootschap.
© 2008 GENTBLOGT VZW
een schitterend gebouw.
Ik heb het voorrecht gehad om er 2 jaar te mogen werken.. Echt super!
En Wim, de beheerder is een schat van een vent! ;o)
het was een fijne samenwerking! Het was zelfs lastig voor mijn toen ik met mijn projecten voor langdurige werkloze jongeren moest verhuizen naar de Jam Club…
Wim rules :-)
Ah tiens, en ik die altijd dacht dat dit iets met een “sossen”-roots te maken had. Weer iets bijgeleerd, merci Veerle!
dierbare huug,
in 1857 bestonden er nog geen sossen.
de liberale beweging is de moeder van ons, socialisten.
even geschiedenis. dat we nadien uit mekaar zijn gegroeid, kan je lezen in honderden geschriften.
zij hebben gekozen voor het paternalisme, wij, voor de de basis. dat is het verschil. en de rest, is evolutie.
je mag van heren of dames van stand niet verwachten dat ze zich aan de verkeersregels houden.
liberaal wil zeggen, in hun ogen toch, wij vrij, de anderen gebonden.
Maar rony toch, tot voor kort was er in mijn club nog een afstammeling van Joseph van Crombrugghe. Hij is zeer oud geworden en wat van hem onthoud: hij was zoals zijn betovergrootvader, een zeer open figuur, die zo liberaal hij steeds bleef, hij het standpunt wilde bekijken van de armere dan hij, en de vergelijking wilde doortrekken, dikwijls kwamen er hevige discussie tegen anderen die eerder eigenzinnig bekeken. Dat waren sociale liberalen, de lijn die ik zeker wil volgen. Het bustebeeld van Joseph van Crombrugghe heeft nog steeds een ereplaats in onze salons.
Interessant artikel
Mochten de gewaardeerde leden het nu nog afleren verkeerd te parkeren voor mijn deur ;)
beste jm., ik heb toch niets anders beweert.
het liberalisme is ontstaan als een beweging tegen de almacht van de kerk, als instituut, zich inlatend met alles en nog wat. niet dat ze daarom “ongelovig” waren, maar de verlichting heeft er wel een rol in gespeelt.
pas jaren nadien zijn mensen tot de conclusie gekomen dat het niet met paternalisme, waar ik het belang niet van onderschat, maar wel vanuit de basis moest komen.
en daar zijn de sossen uit gegroeid.
we hebben meer gemeen dan dat je zou denken.
het is alleen de weg die we willen volgen.
jullie geloven in de vrijheid, blijheid, wij niet. wij denken dat er bepaalde drempels moeten zitten om zij die niet meekunnen in die “rat.race” toch een levenswaardig bestaan moeten hebben.
bij jullie is het “ze mogen al blij zijn dat ze een job hebben”, bij ons “wij gaan uit van recht daarop.”iedereen heeft het recht zijn kinderen groot te brengen, te wonen in een leefbnaar kot” en daar zal de liberale markt geen antwoord op hebben.
pas op, ik wil geen communistische maatschappij, in tegendeel, maar regels om de zwakken onder ons te helpen, dat wel.
en als liberaal kan je daar niets tegen hebben.
Ik stel me nog steeds vragen of in die wereld van onze oude liberalen, rond de jaren 1860-80, mannen als Huet, later François Laurent hun plaats kregen midden hun collega’s industriëlen, of zij met de glimlach naar mekaar keken in de voormiddag. ‘s Avonds waren ze vermoedelijk beter geluimd omdat allen genoten hadden van dezelfde weldaden der natuur. Maar beide strekkingen hebben toch onze maatschappij vooruit geholpen!
natuurlijk, jm., wat ben ik blij met de liberalen uit die tijd.
ze deden het uit patermalisme, niets fout mee, in die tijd. maar ze legden wel de bodem.
ik schoof aan de tafels aan, in smoking, maar mijn hoofd bleef bij mijn leerlingen.
ik geloof echt oprecht dat de liberalen uit die tijd het beste voor hadden. huet is, zelfs voor ons, nog altijd een baken. denk niet dat we dat vergeten zijn.
daems, hetzelfde, het mag dan nog en zwartrok geweest zijn.
vergeet nooit, mijn beste, dat welke wegen we ook bewandelen, het uiteindelijke doel hetzelfde blijft.
een maatschappij waar iedereen zijn plaatsje kan hebben,zonder armoe, uitstoting…