Lucienne Herman-Michielsensstraat
Bijna een jaar geleden startte een reeks over Gentse vrouwen vertrekkende van de vaststelling dat van de vele honderden straten in Gent er slechts een dertigtal zijn die naar een vrouw zijn genoemd, heiligen buiten beschouwing gelaten. Laat ik de draad weer opnemen met een liberale dame die van wanten wist. Dank aan Arthur De Decker die met zijn zoektocht naar de langste straatnaam in Gent de inspiratie bood en collega Veerle voor de interessante biografie van vijf liberale vrouwen (Bart D’hondt).
De Lucienne Herman-Michielsensstraat telt maar liefst 30 letters en een liggend streepje. Ik zou het niet graag op allerlei formulieren moeten invullen als mijn adres, maar het moet er wel mooi en rustig wonen zijn op wandelafstand van de Bourgoyen.
Belangrijker nog is de vraag: wie was deze vrouw?
Lucienne Michielsens werd geboren te Gent op 13 maart 1926 als enig kind van Gaston Michielsens en Adeline Mielecam. Ze groeide op in een liberale familie. Ze studeerde voor onderwijzeres, voor ze zich aan de rechtenfaculteit inschreef. In 1950 behaalde ze het licentiaatsdiploma in de criminologie. Tijdens haar studententijd raakte ze voor het eerst betrokken bij het liberale verenigingsleven. Zo was ze ondervoorzitster van het Liberaal Vlaams Studentenverbond, redactielid van het studententijdschrift Neohumanisme en lid van het Liberaal Vlaams Verbond. In 1951 studeerde ze af als doctor in de rechten. Datzelfde jaar huwde ze Jacques Herman. Haar echtgenoot was geneesheer en omwille van zijn onregelmatige uren borg ze haar carrièreplannen als advocate aan de balie of als journaliste op en besloot ze voor de overheid te gaan werken. Het was ook het einde van haar politiek engagement. Niet meteen het toonbeeld van feminisme. Toch is Lucienne Herman-Michielsens uitgegroeid tot een groot voorvechtster van gelijke rechten voor mannen en vrouwen, en abortus.
In 1965 werd ze gecontacteerd door Willy De Clercq, die ze kende van haar engagement tijdens haar studententijd. Willy De Clercq was op zoek naar een nieuwe voorzitster voor de juridische commissie van de PVV-Vrouwen. Deze vereniging had gedurende lange tijd een belangrijke emancipatorische rol in de liberale beweging gespeeld, maar had haar politieke weerbaarheid op dat moment wat verloren. “Een politiek combattieve vrouw met een Vlaamse reflex” zoals De Clercq haar omschreef kon het tij keren. Ze zou de commissie leiden tot 1970. En zoals wel vaker met de politieke microbe, breidde die zich uit: ze werd ook lid van de Liberale Kring van de Heuvelpoort en engageerde zich in de lokale liberale volksvereniging Help U Zelf. In 1968 werd ze bestuurslid van de PVV-Vrouwen van Groot-Gent. en in 1970 werd ze verkozen tot voorzitster van de nationale federatie van PVV-Vrouwen. Ze probeerde de taalkundige splitsing van de PVV-vrouwen tegen te houden door meer bevoegdheden aan de taalgroepen toe te kennen. De splitsing was echter onvermijdelijk en in 1978 richtte ze de Federatie van Vlaamse PVV-Vrouwen op, waarvan ze tot 1980 voorzitster en tot aan haar overlijden lid van het dagelijks bestuur bleef.
Maar haar engagement bleef niet beperkt tot de PVV-vrouwen. Gedurende dertig jaar was ze ook lid van het nationaal bestuur van de PVV. Ze werd lid van het partijbureau in 1966 en op het stichtingscongres van de Vlaamse PVV in 1972 te Blankenberge zat ze de Commissie Statuut van de Vrouw en Abortus voor. Onder haar voorzitterschap werd toen een intussen klassieke lijst opgemaakt van situaties waarin de liberalisering van abortus noodzakelijk zou zijn en hoe de procedure zou moeten verlopen. Haar aanzien binnen de partij nam toe, van 1973 tot 1977 was ze samen met Herman De Croo ondervoorzitter van de PVV. Tot 1991 bleef ze lid van het partijbureau, waar ze een heel nauwe relatie opbouwde met Guy Verhofstadt.
In 1970 kon ze zich kandidaat stellen voor de Gentse gemeenteraadsverkiezingen. Ze werd verkozen en bleef gemeenteraadslid tot 1988. Ondanks haar plaats op de Senaatslijsten van 1971 en 1974 moest ze tot 1977 wachten om als senator gecoöpteerd te worden. In 1983 werd ze fractievoorzitter. Ze bleef senator tot 24 november 1991, toen ze om gezondheidsredenen ontslag nam. In 1980 was Lucienne Herman-Michielsens kort staatssecretaris voor de Vlaamse Gemeenschap.
Vrouwenemancipatie was een thema dat haar na aan het hart lag. Ze spaarde haar kritiek voor de toenmalige CVP en de Kerk niet. In 1973 en 1974 maakte ze deel uit van de Belgische delegatie in de Commissie voor het Statuut van de Vrouw binnen de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waar het huwelijksrecht de belangrijkste discussiestof leverde. Terug in België werd ze een ardente voorstander van het wetsvoorstel tot hervorming van het huwelijksgoederenrecht, ingediend door Herman De Croo, August De Winter en Marie-Thérèse Godinache.
De abortusproblematiek was het meest opvallende thema waarvoor ze zich engageerde. Tijdens haar studies criminologie bracht ze een bezoek aan de autopsiezaal van het academisch ziekenhuis waar onder meer de slachtoffers lagen van de engeltjesmaaksters die de illegale abortussen uitvoerden. Doorheen de jaren groeide dan ook haar overtuiging dat een aantal wetswijzigingen noodzakelijk waren. Ze streefde naar de depenalisatie van abortus en zag die beperkt tot een gerechtvaardigde noodoplossing in bepaalde omstandigheden en gekoppeld aan een preventiebeleid, inclusief een functionele voorlichtingscampagne en een liberalisering van de verkoop van voorbehoedsmiddelen. Bovendien mocht abortus niet het voorrecht van de rijkere klassen blijven.
Als adjunct-kabinetschef van justitieminister Herman Vanderpoorten werd ze in 1973 betrokken bij de voorbereiding van een reeks wetsvoorstellen, onder meer over de vrije verkoop van anticonceptiva, de gelijkheid van man en vrouw binnen het huwelijk, de strafbaarheid van overspel en de versoepeling van de echtscheidingsprocedure, en abortus. In 1978 diende ze in de Senaat het eerste wetsvoorstel in om abortus uit de strafwetgeving te halen. Het werd het eerste van een reeks wetsvoorstellen, wat uitgroeide tot een echte abortusstrijd met aan de ene kant de Kerk, Pro Vita, CVP en later ook het Vlaams Blok, en aan de andere kant de wisselmeerderheid van de andere politieke partijen. Voor de katholieken was zij de ‘antichrist’. De abortuswet wordt uiteindelijk goedgekeurd op 29 maart 1990 en verschijnt in het Staatsblad op 5 april 1990. De ondertekening ervan gaf aanleiding tot de mini-koningskwestie: de koning werd ‘in gewetensnood’ gebracht zodat hij tijdelijk onbekwaam om te regeren verklaard moest worden. Op die manier kon omzeild worden dat hij de wet moest ondertekenen.
Behalve voor de gelijkheid van man en vrouw, heeft Lucienne Herman-Michielsens ook gestreden om het levensbeschouwelijke pluralisme door de wet te laten ondersteunen.
Tegen het einde van de jaren tachtig bereikte Lucienne het hoogtepunt van haar publieke bekendheid. Ze ontving meerdere prijzen en werd door feministisch en vrijzinnig Vlaanderen gevierd. In 1989 werd ze op voorstel van de Franstalige sectie van de Nationale Vrouwenraad verkozen tot Vrouw van het Jaar, nog datzelfde jaar kozen ook de lezers van de tijdschriften Knack, Humo en Panorama/De Post haar tot Man (of Vrouw) van het Jaar. In 1991 ontving ze de vijfde driejaarlijkse Geuzenprijs van ‘t Zal Wel Gaan en de tweejaarlijkse Prijs Vrijzinnig Humanisme van het Humanistisch Verbond.
Ze overleed te Gent op 22 januari 1995.
© 2008 GENTBLOGT VZW
Helemaal akkoord. Vrouwen met lef moeten blijvend aanwezig zijn in een stad. Lucienne HM was een sterke persoonlijkheid, een vrouw met principes en overtuigingen. Ze heeft ontzettend veel betekend in de ontvoogding van de Belgische vrouw. Haar een straatnaam geven is toch veel waardevoller en zinvoller dan straatnamen van kolonels, generaals, pastoors? avw
ondanks het feit dat ik er verschillende keren mee in botsing ben gekomen, een dame waar ik mijn hoed voor af doe. vrijzinnig, vrouwen-rechten verdedigend, gewoon klasse. ik wou in de tijd dat ze bij ons was. maar ja, iets te hoge drempels.