Van walsites en speelhoven
Op zekere dag, in de loop van het jaar 1618, kreeg Jacques Horenbault, kaartmaker en telg uit een bekende familie van schilders, landmeters en vervaardigers van figuratieve kaarten, een opdracht van de stad Gent. Er was ergens een conflict gerezen over de Rietgracht die het stedelijke rechtsgebied afbakende en de schepenen wilden de grenzen van die stedelijke jurisdictie vastgelegd zien. Jacques Horenbault kreeg dus de opdracht om een figuratieve kaart te vervaardigen van de stede van Ghendt met alle haere ghelegentheden soo van speelhoven, huysen, keercken ende anderssins.
Dit resulteerde in een geschilderd plan op papier van 1.70 m bij 2 m waarop enerzijds Gent binnen de stadsmuren en anderzijds het omgevende buitengebied – in totaal een oppervlakte van ca 66 km² – zeer gedetailleerd staat afgebeeld: boten op de waterlopen, bomen, grachten, verschillende gewassen op de velden, boerderijen, molens, kasteeltjes, poortgebouwen (met te onderscheiden materialen zoals hout, steen, schaliedaken, …), enz. De grens van de jurisdictie, grotendeels gevormd door die Rietgracht, werd aangeduid door een gouden lijn (die op de foto echter niet zichtbaar is). Op de kaart is het noorden ook niet bovenaan, zoals we dat nu gewoon zijn, maar rechts (het westen ligt naar boven gericht).
Horenbault was landmeter en paste de principes van de wetenschappelijke landmeetkunde toe, maar hij was ook een kind van zijn tijd (barokperiode) en werkte nog in de traditie van de geschilderde panoramische gezichten. Ook de overvloedige decoratie getuigt daarvan, zoals de cartouche met de Maagd van Gent, de wapenschilden van de schepenen Philips van Steelant en Jan-Baptist de Rodoan als vertegenwoordigers van het stadsbestuur als opdrachtgever, of het wapenschild van hoogbaljuw Karel van Bourgondië als vertegenwoordiger van de aartshertogen Albrecht en Isabella.
De kaart draagt het jaartal 1619, werd ingelijst en opgehangen in het stadhuis, waar ze nog tot ver in de negentiende eeuw geconsulteerd werd. Later werd ze overgebracht naar het Stadsarchief, en sinds de verhuizing naar de Zwarte Doos kreeg ze een publiek toegankelijke plaats in de leeszaal. Desondanks is het niet evident om de kaart te raadplegen. Vooreerst is er natuurlijk de omvang en het feit dat ze achter spiegelend glas was ingelijst, maar ook de materiële staat van de kaart zelf is slecht en ze is dringend aan restauratie toe. Het kleurenpalet is heel donker geworden, o.m. door vernis en verzuring, hier en daar ontbreken stukjes, het papier vertoont scheurtjes en barstjes, enz.
Om het belang van deze kaart voor het historisch onderzoek te onderstrepen, publiceerde het Stadsarchief Van walsites en speelhoven. Het Vrije van Gent bij Jacques Horenbault (1619), geschreven door Leen Charles, Marie Christine Laleman, Daniel Lievois en Peter Steurbaut. Het boek werd vorige week voorgesteld in aanwezigheid van schepen van Cultuur, Lieven de Caluwe.
Aangezien het met de beschikbare mensen, tijd en middelen onmogelijk was om alle mogelijke aspecten te bestuderen, moest een keuze gemaakt worden. Daarbij werd geopteerd voor een onderwerp buiten de veel meer bekende en bestudeerde stedelijke kern. De onderzoekers raakten gefascineerd door de afbeelding van het grote aantal walsites – niet minder dan vijfenzestig – en besloten dit gegeven van naderbij te bekijken. Het begrip walsite wordt hier in een ruime context gebruikt en slaat op een structuur omgeven door een wal, die zowel een gracht als een muur kan zijn.
De eerste stap in het onderzoek bestond natuurlijk uit het lokaliseren en identificeren van deze walsites. Daartoe werd gebruik gemaakt van de hedendaagse informaticatechnieken en konden ze precies gelokaliseerd worden op de hedendaagse kaarten. De volgende stap was de prospectie, waarbij twee doelstellngen voorop stonden: enerzijds registreren wat in situ nog bewaard bleef, en anderzijds nagaan welke mogelijkheden nog beschikbaar zijn voor terreinonderzoek, voor toekomstige studie en voor het behoud ervan. De kaart werd eveneens volledig gedigitaliseerd.
Aan de hand van archeologisch én archiefonderzoek, werd per walsite getracht de historiek ervan te schetsen, waarbij men zich zeker niet beperkte tot de zeventiende-eeuwse situatie. Zo bleken heel wat sites een eeuwenlange geschiedenis te hebben en verkreeg men ook informatie over landheren en bewoners, over bouwtechnieken en de betekenis van buitenhuizen.
Van sommige sites zijn alle sporen verdwenen, andere leven alleen nog voort in bv. de straatnaam, zoals Hof ter Mere achter het Sint-Pietersstation, nog andere zijn nog steeds bekend zoals het Kollekasteel, Kasteel Ter Beken, Kasteel Claeys Bouüaert, buitengoed Les Cygnes of Les Fougères (bij sommige lezers wellicht beter bekend als de site van het Parkkaffee), Braemkasteel, en zo kan ik nog wel even doorgaan.
In de eerste hoofdstukken van het boek wordt dieper ingegaan op de kaart zelf en op de familie Horenbault. Het volgende hoofdstuk is gewijd aan het begrip walsites. De eigenlijke inventaris van de walsites vormt vanzelfsprekend de hoofdmoot van deze publicatie, waarbij telkens het desbetreffende fragment van de kaart wordt weergegeven, en indien mogelijk, een beeld van de huidige toestand.
Om het onderzoekswerk te systematiseren, werd de kaart opgedeeld in 15 platen. Die werden vooraan in de inventaris toegevoegd, met op de tegenovergestelde pagina telkens het corresponderende deel op de huidige kadasterkaart. Bij het vergelijken van beide kaarten moet u wel even bij de les blijven, en niet doen zoals ik, half afwezig naar beide kaarten kijken en mij ondertussen maar afvragen waar die waterloop toch terug te vinden is. Voor alle duidelijkheid: in 1619 was de Ringvaart nog lang niet gegraven.
Door al die illustraties en informatie is het heerlijk grasduinen in dit boek. Het blijft ontzettend fascinerend om te achterhalen hoe vertrouwde beelden in het landschap van vandaag er vroeger hebben uitgezien. Of om op een oude kaart je eigen woonomgeving terug te vinden. En ik ben zeker niet de enige die dat fascinerend vindt.
Van walsites en speelhoven. Het Vrije van Gent bij Jacques Horenbault (1619) (Leen Charles, Marie Christine Laleman, Daniel Lievois en Peter Steurbaut): 240 p., 280 afbeeldingen, kleurrijk geïllustreerd, 29,7 x 21 cm
Het kost € 20 en is te koop bij:
- De Zwarte Doos, Dulle-Grietlaan 12, 9050 Gentbrugge
- De Stadswinkel, Administratief Centrum, Woodrow Wilsonplein 1, 9000 Gent
© 2008 GENTBLOGT VZW
Een gebied afbakenen en de eigenaar aanduiden: al eeuwen worstelt de maatschappij met dit probleem. Dat maakt van landmeters en het kadaster misschien wel tot het oudste ‘intellectuele’ beroep en bezigheid. Maar vanaf de eerste ‘kadastrale’ kleitabletten tot het moderne digitale kadaster: het blijft een boeiend beroep. Het is fascinerend te weten hoe het belang van een kadastraal plan (dat wat in de middeleeuwen een belangrijk document was voor de eigenaar) uitgroeide onder Napoleon tot de hoeksteen van ons fiscaal systeem. Vóór Napoleon diende het kadaster vooral voor het bewijzen van de eigendom van onroerende goederen. De moderne staat had echter nood aan een bron van informatie: wat zijn de inkomens op deze (dus alle) onroerende goederen. Daardoor kreeg de staat voor de eerste keer de mogelijkheid om snel en zeker belastingen te heffen, jaar na jaar, zonder ooit één cent te missen.
Napoleon was de halfslachtige maatregelen en arbitraire schattingen rond het bepalen van iemands grondbezittingen kotsbeu. Het opstellen van een algemeen kadaster, dat in 1807 van start ging, werd onder Hollands bewind en later door de Jonge Belgische staat zonder onderbreking verder gezet. Veel is te danken aan Philippe Vandermaelen die de kadastrale kaarten gebruikte om vanaf 1846 een ‘Carte topographique de la Belgique au 20.000ième’ aan te maken en te drukken. Hij legde daarmee de verbinding tussen de befaamde Ferraris kaarten van het einde van de 18de eeuw en de nauwkeurige kaarten van de tweede helft van de 19de eeuw, uitgevoerd door het Militair Cartografisch Instituut. België was het eerste land ter wereld dat een kaart op die schaal bezat. De kadastrale informatie is zonder meer een troef geweest bij het doorbreken van de industriële revolutie in ons land.
Op oude kaarten ligt het noorden zelden bovenaan, maar meestal rechts. Weet iemand wanneer dat veranderd is en wat de reden was?
Volkeren hanteerden in het verleden (sommigen zelfs nu nog) de oost-west as. Gewoon omdat deze begrippen veel belangrijker waren dan het onbeduidende noorden. Waar de zon opkomt en ondergaat: dat wat het leven bepaald is belangrijk. Het is pas bij het ontwerpen van navigatiekaarten (zoals bij Mercator) dat men de Poolster begon te gebruiken als oriëntatiepunt. Gewoon omdat de Poolster op zee het belangrijkste oriëntatiepunt was.
In het taalgebruik herken je trouwens in oriëntatie = Oriënt of oosten. De wijzen uit het Oosten, Oost-west, thuis best. Kerken en begraafplaatsen die naar het oosten gericht zijn. Stonehenge als zonneportaal dat bedoeld is om de opkomende zon te schragen. In Romeinse kampen was de Oostelijke as de belangrijkste. Het belang van de begrippen Oost en West kom je vaak tegen in plaatsnaamgeving zoals Ooster- en Westerschelde. De voorkeur voor de vermelding ‘Noord’ is veel recenter.
Waw Guido! Zoveel informatie. Ik sta paf. Maar als licentiaat geschiedenis heeft men mij geleerd kritisch te zijn. Ik had graag uw bronnen gekend, zou dat even kunnen? Dank vooraf.
Dag Jean Paul,
U bent blijkbaar een kritische en wetenschappelijke geest, in bepaalde kringen siert u dit. Jammer dat Gentblogt geen wetenschappelijke publicatie is, eerder een gezellig onderonsje waar men nieuwsjes en weetjes met elkaar deelt.
Als we iedere replay van voetnoten en uitgebreide bibliografie gaan voorzien dan wordt het hier een uiterst saaie bedoening. Geeuw bij voorbaat.
Allez Guido, dat is toch maar een gewone vraag. Het is niet omdat het hier een gezellig onderonsje is dat we geen vragen meer mogen stellen. Voetnoten en uitgebreide bibliografie hoeft echt niet
Een biezonder fraaie schildering van de Maagd van Gent met leeuw, zittend binnenin een gehazelde cirkel. De Maagd zit op de blauwe steen, de gerechtssteen, ” de Steen van de koning”, genoemd in de Lex Ripuaria. De titel pagina van de Costumen en de Wetten van Gent (gedrukt door Petrus de Goesin, 1779) toont eveneens de Maagd met leeuw, de gehazelde cirkel is echter vervangen door een cirkel gevormd door planken.