Jaap Kruithof: woede en liefde van een verzamelaar van dingen
Wouter Aers en Hendrik Braet schreven samen met onze Teun het magazine “Achter de Gevels”, Volkscafé’s in Gent. Dit boekje is een co-productie van Gentblogt en het Huis van Alijn. Deze keer trok het duo opnieuw naar het vertrouwde museum. Zij bewonderden er de tentoonstelling Jaap Kruithof. Omgaan met de dingen, met de reusachtige verzameling voorwerpen van de moraalfilosoof. Wouter en Hendrik hadden veel waardering voor de man: ze organiseerden mee de Prijs Vrijzinnig Humanisme die in 2007 nog aan Jaap Kruithof werd toegekend. In woord en beeld brachten zij dan ook hulde aan de man die zoveel mensen heeft beroerd en bewogen.
Vandaag is het exact een jaar geleden dat Jaap Kruithof is overleden.
In Het Huis van Alijn in Gent valt een collectie te bewonderen van dingen. Spulletjes. Prullaria. Dingen die de eminente moraalfilosoof Jaap Kruithof gedurende zijn hele leven verzameld heeft. Omgaan met de dingen is zowel een lofzang als een aanklacht. Kruithofs verzamelwoede had beslist een subversief kantje.
De regen valt met bakken uit de hemel terwijl ik mij over de blinkende kasseien van het binnenpleintje van het Gentse Huis van Alijn rep naar de oude kapel, die tegenwoordig dient als expositieruimte. Binnen is het knusser, toch voor wie die omschrijving in overeenstemming kan brengen met het chaotische labyrint dat hier werd opgetrokken uit rekken die werkelijk met de meest onmogelijke prullaria zijn volgestouwd.
Nu een jaar geleden is hij overleden, de geëngageerde moraalfilosoof en notoire dwarsdenker Jaap Kruithof (1929-2009). Hij liet de wereld een reusachtige collectie na van duizenden alledaagse en minder alledaagse voorwerpen. Die stonden netjes volgens thema geordend op maar liefst 125 rekken, verspreid over zijn hele huis, maar vooral toch in zijn kelder. Het Huis van Alijn heeft in de kapel een goede 80 procent van die verzameling, die Kruithof Museum Primrose doopte, minutieus gereconstrueerd. Na afloop van de tentoonstelling zal de collectie definitief verhuizen naar het nieuwe MAS(Museum aan de Stroom) in Antwerpen.
Bizar
Na mij zijn twee dames binnengekomen. Giechelend zoals alleen Kruithof dat kon wanneer hij bezoekers in zijn ‘museum’ rondleidde en de voorwerpen kinderlijk opgetogen van uitleg voorzag, monsteren ze verrukt de uitgebreide verzameling miniatuurtreintjes, -huisjes en -bootjes. Aan een van de twintig luisterposten zal ik Kruithof later de voor verzamelaars niet onbelangrijke kunst van het combineren horen toelichten: “Op zichzelf is het allemaal wat onnozel: het gaat over de juiste combinaties.â€
Juist. Die theorie wordt hier op onnavolgbare wijze gedemonstreerd: een van de kleurrijke treintjes vervoert in zijn open wagonnetjes een hele resem mini-sneeuwmannen. De ars combinatoria, een aloud en gerespecteerd filosofisch metier. Een van de vrouwen legt meteen de vinger op de wonde van de (waan)zin van Kruithofs onderneming: “Bizar hoor… Het was nochtans een heel verstandig man.†Alsof humor geen voorwaarde van intelligentie is.
Faliekante zelfdestructie
Ik begrijp de – goedbedoelde – verbazing wel. De uitgebreidheid en inhoud van de verzameling zijn immers ronduit indrukwekkend. In ’73 werd de filosoof door de dood van zijn vader geconfronteerd met de vraag of hij diens spullen al dan niet zou bewaren, en ik kan me moeilijk van de indruk ontdoen dat hij toentertijd niet goed besefte waartoe zijn beslissing zou leiden. Want wat begon met het bewaren van kleine dingen van zijn vader werd al snel het leeghalen van de vuilnisbakken van zijn ‘geachte buren’, om uiteindelijk over te gaan in een nooit eindigende odyssee langs rommelmarkten en kringloopwinkels.
Met de gestadige uitbouw van zijn persoonlijke museum had Kruithof – een beetje zoals in zijn wijsgerige geschriften – een taak van letterlijk kosmische omvang op zich genomen (het oud-Griekse kosmos betekent ‘orde/ordening’): het ordenen van de wereld, het schikken van de dingen en artefacten van de wereld en hun relatie tot de mensen. Twee drijfveren lijken hierbij belangrijk. Om te beginnen is Kruithofs verzameldrift altijd ook echte verzamelwóéde geweest. Woede over de faliekante zelfdestructie van de kapitalistische consumptie- en wegwerpcultuur, waaraan het hele ecosysteem kapotgaat:
In onze tijd is de westerse samenleving uitgegroeid tot een machine die alles wil verbruiken en daarna weggooien. De wegwerpmaatschappij waar zorgeloos wordt geconsumeerd, geprofiteerd en verspild. Door verkwisting van energie en grondstoffen, door vervuiling van lucht, water en bodem – ook een vorm van weggooien – groeit een afvalberg waaronder wij met zijn allen dreigen te verstikken in de letterlijke zin van het woord. […] Ons gedrag zou zich wel eens tegen onszelf kunnen keren, wat zeg ik, het keert zich allang tegen ons, maar wij gaan door omdat wij niet voor rede vatbaar zijn. De uiteindelijk machtige natuur zal zich wreken, ons mores leren met droogte, ontbossing, woestijnvorming, overstromingen en hongersnood. (uit: ‘Omgaan met de dingen. Over het gedrag van de moderne westerling’, Dedalus, 1991, p 29-30)
Bovenstaande profetie declameerde hij in 1990 met de hem kenmerkende vastberadenheid op de radio. Ondertussen is ze pijnlijk genoeg al door de feiten ingehaald. Kruithofs verzamelwoede had dus een subversief kantje. Het was een statement tegen het consumentisme, en dat in de vorm van een museum dat de mogelijkheid moest symboliseren om op een andere manier om te gaan met de dingen. “Wij kunnen er niet omheenâ€, schreef Kruithof in Het Humanisme (2001). “De mens moet intrinsieke waarde toekennen aan het buitenmenselijke, de dieren, planten en anorganische stoffen. Bij conflicten [tussen de mens en het buiten-menselijke] mogen onze baten niet altijd primeren.â€
Subversief eiland van verzet
Al in 1968 had Kruithof in De zingever, een van zijn beste werken, de onontkoombare contextualiteit van de menselijke zingeving benadrukt. De mens geeft betekenis aan de wereld rondom hem, maar kan dat alleen doen omdat hij zelf een deel is van die wereld. Die gedachte zal zich tegen 1985 uitkristalliseren in een doorgedreven ecocentrisme: niet de mens, maar het hele ecosysteem vormt de maat van de dingen. Als mens zijn we op deze aarde weliswaar de enige opmeters van de dingen, dat feit op zich rechtvaardigt nog niet dat de mens daarom ook het enige intrinsiek waardevolle is (zoals het radicale antropocentrisme stelt).
Jaap Kruithof:
‘Ik verzamel de wereld. Tuurlijk: het is een poging om niet dood te gaan. Maar alles gaat dood. En tóch wil ik bewaren. Tja, zo zijn levende wezens. Die willen dus niet doodgaan!’
Maar vormt Kruithofs systeemkritische bevlogenheid een voldoende verklaring voor zijn niet te temperen verzameldrift? Wou hij enkel en alleen een statement maken met die continue arbeid aan een subversief eiland van verzet tegen het losgeslagen consumentisme? In alles wat hij zelf over zijn verzamelen vertelt, blijft immers ook altijd dat andere tragische motief weerklinken: de dood van zijn vader. Dan spreekt niet de woede, maar horen we het existentiële motief van de sensibiliteit en van de zintuiglijke, arbeidende, sterfelijke mens. Het gaat over de cultuur als geheugen dat consolideert maar in eenzelfde beweging de herinnering openbreekt naar een toekomst van nieuwe ervaring. “Ik verzamel de wereldâ€, aldus Kruithof in een van zijn radio-optredens. “Tuurlijk: het is een poging om niet dood te gaan. Maar alles gaat dood. Dus wat ik aan het doen ben, is in contradictie met wat ik weet dat er met de wereld gaat gebeuren. En tóch wil ik bewaren. Tja, zo zijn levende wezens. Die willen dus niet doodgaan!â€
Zakdoekjes
Kruithofs Museum Primrose is zoveel meer dan een aanklacht: het is een opdracht, een getuigenis, een lofzang op onze aarde en de mensen die haar bevolken. “Ik ben uiteindelijk afgestapt van het verzamelen van dingen die ik goed vond naar een tentoonstelling van ‘Zo is de mens’,†vertelde hij ooit. Daarop volgde een enthousiaste uitleg over de vele soorten zakdoekjes die hij had weten te bemachtigen. Het toont hoe Kruithof finaal de mens – dat allesverterende, irrationale wezen waarmee hij niet altijd even hoog opliep – toch boven alles liefhad en bleef liefhebben.
Wanneer ik Het Huis van Alijn verlaat, is het nog altijd aan het regenen. Glimlachend denk ik aan Kruithofs credo: “Ik geloof in het heil van de regen, tegen alle paraplugebruikers in.â€
Oorspronkelijk gepubliceerd op Apache – Voorheen De Werktitel – journalistiek laboratorium
© 2010 GENTBLOGT VZW
Ik denk vaak terug aan die razend interessante vrijdagochtenden in een afgeladen auditorium op de Blandijn. Lichte haarpijn, volgekribbelde banken, een blauwe damp van sigarettenrook (je mocht er roken, stel je voor!).
En dan alle moed bijeenrapen om een briefje met een vraag op zijn katheder te leggen.
Zondag bezocht ik de tentoonstelling met mijn 3-jarige dochter, die natuurlijk meteen wilde spelen met de spulletjes op haar ooghoogte. Toen ik haar aanmaande dat ze niets mocht aanraken, zei de vriendelijke suppooste mij: “Jawel hoor, mevrouw, volgens Jaap Kruithof was het net heel belangrijk de dingen aan te raken.”
Fijne tentoonstelling, bijzondere man.
wat een hoop rommel, vreemd dat daar een volledige expo aan gewijd wordt…
Ik vind dat Wouter en Hendrik alweer iets heel moois gedaan hebben. En nu nog zelf naar de tentoonstellng geraken, want dat wil maar niet lukken!
hmmm… had ik hier niet eerder een comment achtergelaten? of ben ik nu zo mis?
Dit artikel is klasse, foto’s zijn klasse. Net zoals de man zelf: Jaap Kruithof was pure klasse.
thx Tom!
Ik verzamel niks: ik heb al niks uit Albanïe, niks uit Antarctica, niks uit Peru, niks uit Tiroll, niks uit Indonesïe, niks van Birma, etc…
Alle gekheid op een stokje: zijn het niet net die kleine, schijnbaar waardeloze dingetjes die binnen pakweg 1000 jaar als typerend zullen beschouwd worden?