Even binnenpiepen in Hotel d’Hane Steenhuyse
We kennen allemaal de Veldstraat, waar je op een zonnige zaterdagnamiddag over de koppen kan lopen. Zeg winkelstraat en je zegt Veldstraat, en dat is zeker al zo sinds het einde van de 18de eeuw. Maar dan loop je zo gezellig ‘vitrines te lekken’ (wat is het Gents toch een plastische taal) en ineens, oeps, geen etalages meer. Enkel een tientallen meters lange natuurstenen plint, met erboven een reeks ramen met gesloten luiken, waar je gewoon aan voorbij loopt want op ooghoogte is er absoluut niets dat de aandacht trekt. Ik heb het uiteraard over het Hotel d’Hane Steenhuyse en het loont meer dan de moeite om wél eens de aandacht op dit gebouw te vestigen. Want de Veldstraat is/was meer dan alleen een winkelstraat. In de voorbije eeuwen waren er immers heel wat vooraanstaande families gevestigd, wat zich weerspiegelde in de imposante hotels (in de oude betekenis van stadswoonhuis) die er werden opgetrokken, zoals het Hotel d’Alcantara (waar nu o.m. tabakhandelaar Caron gevestigd is), het Hotel Clemmen (het huidige Museum Arnold Vander Haeghen) en dus ook het Hotel d’Hane Steenhuyse (waar nu de Dienst Monumentenzorg gehuisvest is).
De familie d’Hane kocht op het einde van de 17de eeuw in de Veldstraat enkele huizen die reeds teruggingen op een middeleeuws steen. Ook toen was duidelijk al sprake van Vlamingen en hun baksteen, want het was het startsein van meerdere en grondige verbouwingswerken, getuige bv. het rococotrappenhuis uit 1761. In de loop van de 18de eeuw kocht Emmanuel Ignace d’Hane (1702-1771) nog enkele huizen, en liet in 1768 alle panden samenvoegen tot één geheel. Tegelijk werd een nieuwe voorgevel opgetrokken in late rococostijl (Louis XV), bestaande uit 13 traveeën en een vooruitspringend middengedeelte dat veel rijker versierd is. Algemeen wordt aangenomen dat deze gevel ontworpen werd door David ‘t Kindt (de architect van o.m. het hoger vernoemde Hotel Clemmen, het Kraankindershuis, de Hoofdwacht (de huidige Handelsbeurs) en de Stadsgevangenis of “Mammelokker”). In die periode werd ook de grote achthoekige hal aangelegd, die de vestibule verlengde tot aan de koetsdoorrit.
Ook opvolger Pierre Emmanuel d’Hane (1729-1786), die in 1768 door keizerin Maria-Theresia tot graaf werd verheven, had last van de spreekwoordelijke baksteen. Het Hotel was gedurende vele jaren een bouwwerf, en het duurde hem allemaal nogal lang, zo vertrouwde hij ons toe in 1778 (allez, niet echt 1778 natuurlijk, het was tijdens een van de historische evocaties twee jaar geleden). Om te beginnen liet hij in 1771 de indrukwekkende tuingevel bouwen, in classicistische stijl (Louis XVI). Merk op dat het reeds een latere stijl dan de voorgevel betreft, hoewel hij nauwelijks enkele jaren later werd opgetrokken. Ook het interieur liet hij afwerken in dezelfde stijl en de schilderijen in de eetkamer stellen taferelen uit het leven van de familie d’Hane voor.
Maar hét pronkstuk binnen is wel de balzaal, of het “Italiaans salon”, die Pierre Emmanuel liet bouwen. Die balzaal is twee verdiepingen hoog en komt uit op het grote terras aan de tuingevel. Het veelkleurige parket is van de hand van Henri Feylt en werd na vijf jaar arbeid voltooid in 1780. Het parket is gelegd op sparrenhout, bestaat uit vijf soorten hout: ebben-, rozen-, geel-, amarant- en plaanhout en is samengesteld uit kubusmotieven rond een centraal thema.
Onder zijn jongste zoon, graaf Jean Baptiste d’Hane (1757-1826), die nog heel wat verfraaiingen liet aanbrengen (o.m. panelen van Pieter Norbert van Reijschoot), kende het Hotel zijn grootste uitstraling. De opeenvolgende generaties d’Hane speelden onder de diverse politieke regimes een belangrijke rol in het politieke en culturele leven van de stad, en graaf Jean Baptiste kon toch wel enkele vooraanstaande figuren onder zijn gasten rekenen: Charles Maurice de Talleyrand, Frans minister van Buitenlandse Zaken (1803), Jérôme Bonaparte, koning van Westfalen (1811), Alexander I, tsaar van Rusland (1814), Willem I, koning van de Nederlanden (1815) en prins Willem van Oranje, de latere koning Willem II (1814, 1815 en 1818). Maar de beroemdste gast was evenwel koning Louis XVIII, die er tijdens de Honderd Dagen van Napoleon onderdak vond. En net zo beroemd is het verhaal van de zwaarlijvige koning en zijn copieuze maaltijden, die de Gentenaars door de openstaande luiken konden gadeslaan, wat hen de meer dan beroemde woordspeling Louis die Zwiet ontlokte. Tja, Gentenaars blijven Gentenaars nietwaar, het hart ligt hen op de tong maar ze bedoelen het absoluut niet kwaad.
In de loop van de 19de eeuw werden de stallingen en een deel van de tuin nog omgevormd tot twee herenhuizen, en toen in 1877 de laatste mannelijke erfgenaam d’Hane overleed, kwam het Hotel in handen van Valerie van Pottelsberghe de la Potterie, de vrouwelijke lijn van de familie, die instond voor de laatste grote verbouwing van het pand. Zij vond het huis veel te groot voor haar en haar dochter en liet een deel van het huis afsplitsen, waardoor de grote trap werd verplaatst en de vestibule een stuk ingekort.
In de loop der jaren geraakte het Hotel in onbruik tot het na de Tweede Wereldoorlog diverse bestemmingen kreeg: in 1949 werd er het Museum van de Honderd Dagen ingericht, een deel werd een tijdlang verhuurd als apotheek, na de aankoop door de stad Gent in 1981 vond het Informatiecentrum Stadscentrum er onderdak en de laatste jaren is de Dienst Monumentenzorg er gehuisvest. Het Hotel is beschermd als monument sinds 13 augustus 1953 en werd sinds de jaren 1990 gerestaureerd. Nog een interessant detail: tijdens die restauratie werden er – soms slechts sporen van – 13 verschillende soorten waardevol 18de- en 19de-eeuws behangpapier aangetroffen (behangpapier was toen trouwens een nieuwigheid in de woondecoratie en werd vervaardigd in vellen, rollen bestonden nog niet), en voor de huidige aankleding liet de stad speciaal met de hand geschilderd papier, ‘le papier paint’, vervaardigen.
Helaas is dit prachtige gebouw zelden te bezichtigen. Onze fotograaf bezocht het tijdens de voorbije Gentse Feesten, en zondag kan u er uitzonderlijk ook terecht, tijdens de Open Monumentendag. Zeker doen!
Uiteraard is er die dag nog veel meer te bezoeken, het volledige – Gentse – programma vindt u op de website.
(Geraadpleegde werken:
Schrans Guy, Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw, Gent, Liberaal Archief, 2009,
831 p.
Decavele Johan, Franse franje naar Gentse maat. De burgerbouwkunst te Gent in de 18de eeuw, Gent, Dienst voor Culturele Zaken, 1984, 175 p.
http://www.gent.be/eCache/THE/1/464.cmVjPTQwMjAx.html
http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/25985)
© 2010 GENTBLOGT VZW
Het is echt bedroevend dat dit prachtig huis slechts met mondjesmaat voor het publiek opengesteld wordt. Als kleine jongen ging ik er regelmatig, en zelfs later had ik vrienden die er werkten voor het huis “Dangotte”.
Wanneer stelt de Stad dit paleis weer open, terug als “museum der 100 dagen”.
Zoals het Bijlokemuseum en de St-Baafsabdij waarschijnlijk te « oubollig » om permanent open te houden. Er ontbreekt een gigantische vaas en wc-rol om voorbijgangers te strikken. Lowie die Zwiet, Talleyrand en Chateaubriand, waren dat niet die vraatzuchtige dikzak, die manke duivel en die hautaine pennenlikker die zich in Gent gedurende honderd dagen stierlijk verveelden in afwachting om naar Engeland te vluchten? Er zijn er die voor minder een straatnaam hebben gekregen in onze stad. O ja, die Fransdolle leperds hebben na Waterloo met zijn drieën hun verslagen land bovenop geholpen, maar dat is een detail.
Ja hetzelfde gevoel overvalt me bij de Sint-Baafsabdij. Wat een mooie site om open te stellen, wat een geschiedenis, wat een verhaal! On-be-grij-pe-lijk !
Eind 2009 was ik ook aanwezig in dit statige pand. In nam van de gelegenheid gebruik om een twintigtal foto’s te nemen. Ze zijn terug te vinden via onderstaande link.
Je kan de mensen van Monumentenzorg niet verwijten dat ze niet hun uiterste best doen, maar restauratie van zo een pand is verschrkikkelijk duur, tijdrovend én delicaat. De vraag is dan nog welk tijdvak je wil tonen, het pand bestaat eigenlijk uit drie herenhuizen (die terug gaan tot in de middeleeuwen) en samengevoegd werden. Iedere bewoner heeft dan nog eens zijn eigen stempel op dit prachtige gebouw gedrukt.
http://gentbrugge.blogspot.com/2009/11/tien-jaar-monumentenzorg-en.html
Sorry,maar waar zijn die fotoos dan te zien?
Dag felicia,
Klik eerst op de link, en dat op de foto in het artikel.
Ik ben er enkele jaren terug ook geweest en was echt onder de indruk van zoveel moois in de Veldstraat dan nog wel! Vooral het Japanse behangpapier vond ik subliem. Een Gents pareltje!
Sorry, maar een kleine correctie: het gaat om Chinees behangpapier.
Veerle,
Als ik mij niet vergis, staat dat de kamer met dat behangpapier op foto 8 van de serie die ik daar ter plaatse getrokken heb.
dit openstellen voor publiek gelijk al die kastelen in Vrankrijk (sic de meme) zou een aardige cent opleveren denk ik, ziet er alvast mooi uit
Dat weet ik nog niet. Het fantastisch kasteel van Vaux-le-Vicomte ziet zijn bezoekerscijfers dramatisch dalen, ondanks pogingen zoals “nocturnes” met verkleedpartijen en kaarslicht. Toeristen verkiezen blijkbaar Eurodisney (ook niet goedkoop).
Ik heb jaren met grote nieuwsgierigheid de restauratie van Hotel d’Hane Steenhuyse gevolgd. Een restauratie die met bijzonder veel respect voor de oorspronkelijke technieken en materialen is gebeurd. Deze parel verdient zo veel meer dan die 10 dagen Gentse feesten en een monumentendag. Ik kan niet geloven dat de bezoekers van onze stad niet geboeid zouden zijn door deze pracht en praal. Maar men moet blijkbaar de zaak weten te ‘verkopen’. Inderdaad Frans, soms heb ik de indruk dat bezoeken en rondleidingen maar succesvol zijn tegenwoordig als er iets te eten of te drinken valt, een aperitiefje hier en een voorgerechtje daar…
Trouwens een heel compleet en mooi verslag, Veerle en Max!
Dank u voor het compliment. Doet altijd deugd.
Ik heb gekeken naar de link maar helaas geen fotoos te ontdekken.Jammer
Bijzonder goed nieuws! Ik vernam vandaag via het Design museum dat de Dienst Monumentenzorg overgaat tot een permanente openstelling van Hotel d’Hane Steenhuyse. Het Design museum leverde uit zijn reserves een rijke collectie meubelen om de interieurs te vervolledigen. Dit pand verdient het om gezien te worden!
Dit pand verdient inderdaad om gezien te worden.Maar of je daarvoor vanop de Ajuinlei moet vertrekken over een voetgangersbrug dwars door het hotel Clemmen?