Skitelam
De Gentse Feesten zijn een amalgaam van microcosmi die naast elkaar bestaan. Er zijn volgens kenners maar twee manieren om al die verschillende eilandjes met elkaar te verbinden: Jezus of alcohol.
Op weg naar de Vlasmarkt passeer ik talloze groepjes jongemannen die het woord ‘burgerschap’ uit hun woordenboek hebben geschrapt. Ze zijn te dronken om de ochtend af te wachten, maar nog niet zo beschonken dat ze ter plekke in slaap vallen. Ergo: ze zijn lastig. Ze ambeteren vrouwen, ze rukken onschuldige plantjes uit, ze pissen bij voorkeur tegen een voordeur. Zo’n groepje is geen verzameling zelfstandige individuen, maar één wezen, één beest dat leeft voor onmiddellijke lustbevrediging.
De drang tot destructie is een wild monster dat zich bij voorkeur in willoze kuddegeesten nestelt.
Als ik mijn plekje inneem tussen het vreedzame vee op de Vlasmarkt valt het mij op dat de muziek luider staat dan anders. Op de koop toe worden mijn trommelvliezen bestookt met hiphop. “Er is veel hiphop dit jaar”, merkt Chantal op. “Nochtans stelt de hiphop sinds de jaren negentig niets meer voor.”
Dat beaam ik volledig. En vóór 1990 was ik er ook al geen fan van. Al heeft hiphop ondertussen wel de hele wereld veroverd. “Blanke mensen horen niet te rappen, tenzij in hun eigen dialect”, stelt Chantal. “Vlaamse rappers die Amerikaans Engels gebruiken alsof ze uit de Bronx komen, waar slaat dat op? Hiphop draait er net om dat je je eigen taal gebruikt.”
Dieter Claus ergert zich wel aan West-Vlamingen die al tien jaar in Gent wonen, maar bij de bakker of de vleeshouwer nog altijd de allerplatste variant gebruiken van hun eigen taal. “Gent is de hoofdstad van West-Vlaanderen, da’s toch geen probleem?”, zegt een Gentse dame. Ik heb met haar een lange discussie over dialect en taal, meer specifiek over de taal en het dialect van de Gentse Turken. Ik stel dat ik zeer veel Turken ken die perfect Gents spreken, zij betwist dat het er zeer veel kunnen zijn en zegt dat de meeste Turken met moeite één zin Nederlands kunnen uitkramen. Ik stel dat het Gentse dialect mee in leven wordt gehouden door de Turken in de volksbuurten, zij weerlegt dat het dan hoogstens over de tongval kan gaan.
De vrouw heeft natuurlijk ongelijk: professor dialectologie Johan Taeldeman ontdekte wel degelijk dat het Gents van sommige Turken Gentser is dan het Gents van vele Gentenaars. Maar op mijn nieuwe gsm – een HTC Wildfire S – heb ik helaas geen Johan Taeldeman-app waarmee ik mijn stellingen kan onderbouwen. Parate kennis, wat ben je ermee op de Vlasmarkt?
Katrien komt me verlossen van mijn intellectuele kwelling door op mij te leunen. Ze is een aangename last om te ondersteunen. “Bah, ‘t is niet leuk dat de zon opkomt. Veel te vroeg. Ik ben hier niet klaar voor”, zegt ze.
Ik geniet nog even van het gezelschap van de vele vrienden die vandaag voor het eerst hun gezicht laten zien op de Feesten, maar keer hen dan resoluut de rug toe. Dat moet werken, verdomme, al blijft mijn werkterrein gelukkig de Vlasmarkt. Om zeven uur zal er een bende Amerikanen op de Vlasmarkt toestuiken om het Woord Gods te verspreiden. Daar wil ik een reportage over schrijven!
“Yo, ik ben weg, eens gaan zien wat onze gelovige vrienden te zeggen hebben over de Vlasmarkt”, zeg ik tegen een hogergeplaatste collega. Die haalt z’n schouders. “Ik raak wel thuis zonder Jesus“, zegt hij met West-Vlaamse nuchterheid.
John Long, een christelijke Amerikaan die al vier jaar in Gent woont, vertelt me dat hij vroeger ook een zondaar was. Hij dronk en heeft zelfs drugs genomen. Maar toen leerde hij God kennen, en maakte kortstondige happiness plaats voor langdurige joy.
Terwijl John z’n vrome uitleg doet, vleit een jongedame zich enkele meters verder neer op de kasseien, met haar benen wagenwijd open. Ze draagt een te korte rok en beige panty’s met een hoop scheuren in. Scheuren op cruciale plaatsen. Je zou gerust kunnen zeggen dat het meisje daar mee guul eur fuure bluut ligt. Ze heeft ‘t zelf pas in de gaten als er een briesje komt opzetten en slaat dan vlug haar hand op haar kruis. Zedig en vol berouw.
Tegen dat mijn reportage erop zit, is de Vlasmarkt bijkans leeggelopen. Ik kom wel nog Edmond Cocquyt Jr. tegen.
“Soms begrijp ik niet wat hier gebeurt”, zegt hij vertwijfeld. “Kijk naar het Botramkot. Dat was vroeger het centrum van de Vlasmarkt en nu is het opzij gedrumd door de caravan van radio Urgent.fm. Ja, dat is een vernedering.”
Edmond wijst naar David Van Belleghem. “Kent ge David?”, vraagt hij.
“Natuurlijk, ‘t is één van mijn vaste personages.”
“Wel vijf jaar geleden zat hij hier in ‘t midden van de Vlasmarkt te drummen toen de muziek gedaan was. Dat was fantastisch. Hij is één van de beste drummers van Gent.”
“De beste”, corrigeer ik, Davids sets in de White Cat indachtig.
“Vroeger kon alles nog. Maar nu gebeurt zoiets niet meer op de Vlasmarkt”, treurt Edmond.
James en Emma, twee sympathieke West-Vlamingen die hardnekkig blijven staan op het leeglopende plein, hebben een kleine taalkundige discussie. “We zijn hier al scytelam“, zegt James, waarna hij mij uitlegt hoe ik dat moet spellen.
“Maar neen, dat klopt niet. ‘t Is skittelam“, argumenteert Emma.
Ondertussen maakt Alex, een café-uitbater, reclame voor z’n zaak. “De Bal Infernal is nog open! Er wordt gedanst! Ga allemaal naar daar!”, zegt hij tegen elkeen die hij aanklampt.
Zijn boodschap vindt minder gehoor dan die van de evangelische christenen die er nog altijd rondlopen.
© 2011 GENTBLOGT VZW