Enter Gent: beleidsdebat over de waarde van kunst en cultuur

zondag 25 maart 2012 10u22 | Ivan Deboom | 1 reactie
Trefwoorden: , , , , , .

Misschien omdat het al broeiend warm was bij De Vieze Gasten: het beleidsdebat over de waarde van kunst en cultuur schoot zelden in de vlam. Bij de inleiding op zijn betoog zei Dominique Willaert, artistiek leider bij Victoria Deluxe, dat “wij vanavond niet over centen willen praten”. Helaas dacht moderator Phara de Aguirre daar anders over en wilde zij met de beleidsmakers vooral over centen praten. Het panel: Lieven De Caluwe (Gents schepen van cultuur), Joke Schauvliege (Vlaams minister van cultuur), Helga Stevens (N-VA), Jean-Jacques De Gucht (Open VLD), Philippe De Coene (sp.a) en Bart Caron (Groen).

Als opwarmer voor het debat hoorden we enkele statements, het ene al krachtiger dan het andere. U kan alle toespraken op deze pagina opnieuw beluisteren. Daar vindt u ook gerelateerde artikels en video-interviews. Na de toekomstvisie van Dominique Willaert was de heldere analyse van Paul De Bruyne aan de beurt. Als lector aan de Fontys Hogeschool voor de Kunsten (Tilburg) en kenner van zowel het Nederlandse als het Vlaamse kunstenbeleid vroeger en nu, had hij zeer interessante dingen te vertellen. Dat zo iemand niet in het panel van een beleidsdebat zit, is misschien logisch maar ik vond het wel een gemiste kans. Het laatste statement kwam van het vrouwelijke gelegenheidstrio Myriam Stoffen (Zinneke), Veerle De Schrijver (Platform-K) en An De bisschop (Demos). Vanuit hun praktijkervaring in de sociaalartistieke sector had dit best een iets concretere boodschap kunnen worden, vind ik. Een voorbeeld? Een willekeurige zin: “Ten eerste pleiten we voor de erkenning van het fundamentele belang van het artistieke perspectief binnen sociaal-artistiek werk.” Maar oordeelt u vooral zelf want hun visie is zeker het nalezen waard.

Philippe De Coene (sp.a) ergerde zich ook aan het intellectualistische taalgebruik. Dat antwoordde hij althans bij het eerste vragenrondje van Phara (“Wat stoort u aan de sociaalartistieke sector?”). Al moet gezegd dat dezelfde De Coene zich later even vastreed in zijn eigen metaforen. Want eerst stonden toch de “gewone” mensen (de Kortrijkse “Veldstroate”) centraal en werd de cultuurminnende middenklasse te kakken gezet, terwijl hij even later zei dat enkel het eindpunt zou mogen meetellen voor de beoordelingscommissie. Ik dacht: nu breken ze hier het kot af. Maar het kot werd niet afgebroken. Want onderscheidt het sociaalartistieke zich dan niet precies omwille van het ‘proces’ en hoe dat minstens even belangrijk is als het ‘product’? En is dat niet de voornaamste reden waarom slechts 3% van alle Vlaamse cultuursubsidies naar sociaalartistieke projecten gaat? Of zijn de sociaalartistieke leiders nog niet zo bedreven in het opstellen van subsidiedossiers?

Minister Joke Schauvliege had per grote uitzondering haar frisse ideeën en progressieve visie op het Vlaamse kunstenbeleid thuis gelaten, het is te zeggen: ze verwees wel opnieuw naar haar voorstel voor “verfondsing” van cultuursubsidies (zoals bijvoorbeeld het Vlaams Audio-Visueel Fonds) — maar het laatste waar het sociaalartistieke werkveld mijns inziens mee gediend is, is dat het in een schuifje wordt gestoken. En over de onderwaardering van de sociaalartistieke sector in het subsidiebeleid, kon Schauvliege alleen maar zeggen dat ze dat inderdaad niet goed vond. En over de overwaardering van de grote spelers — ter vergelijk: 12 gesubsidieerde sociaalartistieke organisaties krijgen samen evenveel als de subsidies van Musical Vlaanderen (of Music Hall? Daar wil ik vanaf zijn) — kon Schauvliege alleen maar zeggen dat deze wanverhouding nog dateert van beslissingen in 2009, dus van vóór haar legislatuur.

Pas toen ik vanuit het publiek de prachtige stem van Jos Verbist herkende, begon er leven te komen in het debat. Hij gooide eerst de knuppel in het hoenderhok door Jean-Jacques De Gucht over zijn ervaring met sociaalartistieke projecten te interpelleren en stelde nadien de vernietigende pre-adviezen voor heel wat organisaties en gezelschappen aan de kaak, zo dreigt bijvoorbeeld Klein Verhaal hun subsidie te verliezen. Want we zitten inderdaad in een subsidiestorm, de pot wordt opnieuw verdeeld. Die pot, dat is 87 miljoen euro aan structurele subsidies, niet te verwarren met het veel kleinere bedrag aan belastinggeld dat naar projectsubsidies gaat. Ook daarvan vond Schauvliege dat er een wanverhouding bestaat: er moet meer ruimte zijn voor projectsubsidies en misschien zijn deze projectsubsidies dan gunstiger en meer geschikt voor een belangrijk deel van de sociaalartistieke projecten.

Gelukkig werd de al te gemakkelijke kritiek op de beoordelingscommissies door iedereen voldoende genuanceerd. Deze commissies leveren vaak degelijk en doordacht werk maar misschien is het hele systeem aan vernieuwing toe. Want vaak komen de adviezen als ondoorgrondelijk of onbegrijpelijk over. En hoe kan men een sociaalartistiek project beoordelen als men de organisatie en het sociale kader onvoldoende kent? Een vragensteller uit het publiek zei met een boutade dat subsidies worden toegekend of afgewezen “op basis van één A4′tje”. Op de website van het Enterfestival vatte Tijs deze kritiek zeer helder samen: “Het beleid mag niet enkel scheidsrechter zijn maar moet een coachende rol opnemen. Een rol die het toelaat het sociaalartistieke veld te laten groeien, te versterken en te verrijken. Daarvoor is visie nodig, een visie op samenleven en de rol van het sociaalartistieke. Een visie die niet werkelijk kan zijn wanneer er geen betrokkenheid is. Dit alles maakt duidelijk wat ontbreekt vanuit het beleid en de commissie en wat tegelijk net zo noodzakelijk is: verantwoording van keuzes en investeringen die getuigen van een werkelijke langetermijnvisie op een samenlevingsmodel waar het sociaalartistieke in al zijn facetten een plaats krijgt.”

© 2012 GENTBLOGT VZW

Eén reactie op Enter Gent: beleidsdebat over de waarde van kunst en cultuur

  1. Reactie van patricia

    Boeiend, bedankt voor het verslag