Eenzame hoogtes

vrijdag 6 april 2012 9u33 | Arne Van Schoors | 6 reacties
Trefwoorden: , .

Arne Van Schoors is een Gentenaar, die gedurende vijf maanden van Zuid- naar Noord-Amerika trekt, van Patagonië naar Alaska. En wij mogen meelezen. Het vorige deel is hier te lezen.

De afstand tussen Santiago de Chile en San Pedro de Atacama is 1666 kilometer en het verbaast mij niet dat ik in een andere wereld terechtkom, een andere planeet zelfs. De Atacamawoestijn is de droogste en hoogste woestijn ter wereld en vertoont gelijkenissen met de planeet Mars. In het absolute centrum van de Atacamawoestijn is er nog nooit een druppel regen gevallen. Dezelfde tests die op Mars werden uitgevoerd op zoek naar een teken van leven, werden ook in de Atacamawoestijn uitgevoerd met hetzelfde resultaat: geen. Dat maakt deze plaats voor de NASA zo aantrekkelijk om in deze woestijn de missies eerst te testen vooraleer ze richting Mars worden gestuurd. Voor de zekerheid heb ik toch maar mijn proteïnepillen ingenomen.

San Pedro de Atacama is een oase in deze woestijn op tweeduizendvijfhonderd meter boven de zeespiegel. Deze stad is helemaal opgetrokken uit zand, water, klei en stro tot de kerk toe. Ik draai rond mijn as en zie bergen oprijzen uit de zandvlaktes en ergens aan de grens met Bolivië zie ik de stratovulkaan Licancabur en zijn er mystieke plaatsen als Valle de Luna en Valle de Muerte.
Ik voel me hier een avonturier, maar deze heroïsche gevoelens worden al snel tenietgedaan als ik aan de praat geraak met een zeventigjarige Fransman die op zijn eentje hier op reis is. Het wordt me niet gegund om mij een groots en uniek reiziger te voelen.

Na enkele dagen het stof van San Pedro uit mijn poriën te slaan, spring ik in een 4X4 die mij naar Bolivië moet brengen door de Cordillera. Aan boord met mij zijn twee Nieuw-Caledoniërs, een Australisch koppel en een New Yorker. Aan het stuur een Boliviaanse chauffeur die met plezier de iPod’s met metalmuziek aan zijn autoradio koppelt.Tesamen met het apocalyptisch landschap is dit de ultieme Mad Max-ervaring. Het gezelschap in de bus mag best zo benoemd worden, goede mensen en proper ook.

Amerikareis

De weg naar Bolivië is echter geen weg, we klieven door het zand en maken ons eigen spoor, door illustere plaatsen als Desierto Salvador Dali, meren op eenzame hoogtes die bewoond zijn door honderden flamingo’s, canyons, warmwaterbronnen en geisers op vijfduizend meter, dit alles met als eindbestemming de zoutmeren van Uyuni.
Ik vergaloppeer mij in deze romantische opsomming want ik vergeet te vertellen dat hoogteziekte een kwaad beestje is. Duizeligheid kan ik nog benoemen als een grappig neveneffect van dronkenschap, maar het is vooral de hoofdpijn die zich in lagen opstapelt, waarbij elke dosis paracetamol er steeds maar één laagje vanaf pelt. Toch verstoort deze pijn deze wondermooie rit niet.
No pain, no gain, stoot ik stoere taal uit en terwijl we verder afzakken en ik goed blijf doorkauwen op de cocabladeren, neemt de druk op mijn hersenpan af en word ik weer mijn stralende zelve.

Amerikareis

De jeep neemt ons op de laatste dag mee naar Salar de Uyuni, de grootste zoutvlakte (meer dan tienduizend vierkante kilometer). Het is vijf uur ‘s ochtends en we zijn nog steeds op drieduizendvijfhonderd meter hoogte, maar nu zijn we al grote jongens en klagen we daar niet meer over. Het meer is opgedeeld in verschillende lagen water en zout die elkaar afwisselen. De zoutlaag is echter sterk genoeg om er met wagens over te gaan. Te midden van het meer ligt er een hotel uit zout opgetrokken dat illegaal gebouwd is. Spijtig genoeg blijken de noden van de natuur minder sterk dan de wetten van het toerisme.

De groep splitst zich op in verschillende richtingen. Ik ga naar Potosi voor een bezoek aan de zilvermijnen. De grootste hindernis voor de bus is niet de afstand – die eerder gering is – maar de slechte weg waardoor ik alweer vijf uur op de bus mag doorbrengen. Een vijftal Engelssprekende toeristen wier ticket voor de bus blijkbaar voor de volgende dag is uitgeschreven, weigeren de bus te verlaten, gaan zwaar in discussie met de buschauffeur, waarbij ze -tig keer blijven herhalen dat het ‘a mistake from the company’ is, tegen een man die geen notie Engels verstaat. Ze worden gedoogd, met als resultaat dat enkele anderen, onder wie een moeder met kind op de arm, genoodzaakt zijn de hele rit recht te staan. Ik schaam me tot het kransje toeristen op de bus te horen en besluit dan zelf mijn plaats aan te bieden aan de dame. Ze weigert dankbaar, ik herhaal mijn aanbod nogmaals maar zonder resultaat. Drie uur later stapt ze van de bus, ergens waar geen leven blijkt te zijn, geen stad, geen huis, ze wandelt met haar kind richting een plaats en huis voor mij niet zichtbaar, waar ze leeft in een wereld die voor mij altijd verborgen zal blijven, maar gelukkig veilig afgeschermd van de plaag van westerlingen met contrasterende normen en waarden.

Potosi pretendeert de hoogste stad ter wereld te zijn, ligt aan de voet van de Cerro Rico (Rijke Berg) en ontstond in de zestiende eeuw nadat er werd ontdekt dat de berg een grote hoeveelheid zilver bezat. Dankzij de zilverwinning was deze stad in de zeventiende eeuw één van de rijkste van het Zuid-Amerikaans continent en een van de drukst bevolkte ter wereld. Potosi kreeg de bijnaam als de stad met zilver geplaveide straten nadat de stad besloten had ter ere van Corpus Christi in 1658 de straatstenen richting de Recoloto kerk te vervangen door zilveren staven. Natuurlijk kwam de val na zoveel hoogmoed. De Spanjaarden verscheepten grote ladingen zilver richting Europa tijdens de onafhankelijkheidsoorlogen, de zilverprijs geraakte in een niet te stoppen val en de berg raakte beetje bij beetje uitgeput.

Amerikareis

Vandaag zijn de werkomstandigheden nog steeds heel slecht, de akelige werkelijkheid is dat de arbeiders amper tien tot vijftien jaar verder leven na hun eerste werkdag door de aanwezigheid van onder andere asbest en andere schadelijke stoffen. Daarnaast gebeuren er elk jaar enkele zware ongevallen met dodelijke afloop. Rolando, een gids die mij en enkele andere toeristen begeleidt bij de afdaling door de mijnschachten, was zelf vijf jaar werkzaam in de mijn. Niet alleen verloor hij twaalf vrienden door ongevallen in de mijn, ook zijn vader liet het leven meer dan vijftig meter onder de grond. Onderweg in de claustrofobische schachten waar je op sommige plaatsen pas doorgeraakt op handen en voeten of zelfs kronkelend op je buik, komen we enkele mijnwerkers tegen. Ze zeggen goed hun boterham te verdienen, maar de vraag is welk offer ze daarvoor moeten brengen. De lucht is op sommige plaatsen zo gering door temperaturen die oplopen tot vijftig graden. Het lijkt deze mannen met hun zwarte gezichten en de cocabladeren onder hun lip zichtbaar niet te deren.
De nog actieve mijnwerkers werken in zelf opgerichte coöperatieven waarbij ze in de stad hun gevonden zilver verkopen voor export. Enige bescherming is er niet, al is er op vijftig meter diepte een god die ze aanbidden: El Tio, een duivelachtig wezen die in een schrijn hangt en aan wie ze offers brengen zodat ze elke dag weer heelhuids thuis geraken.

Ik verlaat deze hooggelegen stad en neem een taxi naar het busstation. De auto heeft weinig weg van een taxi. Hij is uitgebouwd tot een racemodel met een zonneband waar de chauffeur dankzij zijn kleine gestalte gemakkelijk kan onder kijken, voor mij is het echter gissen of hij al of niet richting Nueva Terminal rijdt.
De man naast mij op de bus opent zijn verweerde handen wanneer ik hem vraag hoelang het duurt vooraleer we in La Paz zijn. Op een manier waarop blijkt dat hij vaak op zijn vingers telt, toont hij mij negen uren.
In La Paz heb ik voor het eerst een hotelkamer voor mezelf en verdoe het grootste deel van mijn tijd voor de televisie in mijn kamer. De lange verplaatsingen beginnen hun tol te eisen, ik slaap al een week heel slecht en het hoge tempo van reizen heeft een rusteloosheid in mij opgewekt.
Ik zet door en trek naar Copacabana, niet de club in New York of het strand in Brazilië, maar een hippiedorpje aan de oevers van het Titicacameer. Ik ben naïef wanneer ik denk dat een plaats met een tot de verbeelding sprekende naam mij rust zal bieden.

Ik stap in de eerste microbus die mij wordt aangeboden en dat is blijkbaar niet slim, een Boliviaanse medereiziger die er niet uitziet alsof hij al veel verwend is geweest op het vlak van stiptheid, hoor ik binnensmonds: ‘que ineficiencia’ vloeken. Ik heb duidelijk de foute bus genomen. De landschappen onderweg zijn adembenemend maar de buschauffeur lapt alle veiligheidsvoorschriften aan zijn laars, wat uiteindelijk resulteert in een fikse woordenruzie tussen een van de passagiers en de chauffeur. Ik sla mezelf voor het hoofd voor zoveel laksheid in mijn keuze voor deze bus en kruis stil mijn handen hopend op een goede afloop. Ik bereik een punt dat ik al mijn atheïsme gemakkelijk overboord kan gooien.
Wanneer de nacht zijn intrede doet, rijdt de bus in San Pablo op een groot vlot wat voor een boot moet voortgaan en steken we de Zeestraat van Tiquina over naar San Pedro. Het vlot is niet meer dan wat planken, kabels en een buitenboordmotor.
Wanneer ik omhoog kijk, zie ik een heel melkwegstelsel, en ik besef dat ik nog nooit zoveel sterren heb zien samenscholen. Als ik omhoog reik kan ik de sterren haast raken, met een beetje geluk zie ik Mayor Tom zelfs.

Ik kom veilig aan in Copacabana. Naast enkele straten die toeristen herbergen, is er een verlaten plein met de Basiliek van de Heilige Maagd van Copacabana. Een affiche nodigt uit om je radio af te stemmen op de plaatselijke Radio Maria-frequentie. De zon weerkaatst op de witte tegels en muren van een kathedraal die voor dit dorp veel te groot is uitgevallen.
Ik breng mijn nachten door in Hotel Sucré, tijdens mijn eerste nacht ben ik de enige toerist in dit hotel, dat zichtbaar ooit betere tijden kende. Het hotel is veel te groot voor mij alleen, het is kil en pover in mijn slaapkwartier en ik word overvallen door eenzaamheid. Ik nader de kaap van twee maanden en ik voel een eerste grote reiskramp. Ik verlies de moed en de sociale vaardigheden om me te mengen met andere reizigers in de bars en de hoge berg die het dorpje overschaduwt, doet hetzelfde met mijn gemoed. Het beetje regen weerhoudt me ervan om naar buiten te gaan en ik maak geen gebruik van mijn ticket voor een boottocht naar Isla Del Sol, een oude Incastad. Ik mis waarschijnlijk iets moois, maar ik heb in weinig zin. Amerikaanse sitcoms op de televisie die ik amper begrijp door de nasynchronisatie in het Spaans worden een metafoor voor mijn vervreemding. Ik vraag me ernstig af waarom ik deze reis zo graag alleen wou maken, wat bezielde mij? Ik, een sociaal dier die zich dagdagelijks voedt met frequent menselijk contact. Wanneer ik toch het dorp in ga om iets te eten, kom ik vaak de Boliviaan van op de bus tegen, hij roept me telkens na met de naam van mijn land. Wanneer ik merk dat mijn raam in mijn kamer ook nog eens uitkijkt op de kamer die hij met zijn vriendin deelt, begin ik lichtelijk paranoia te worden. Ik moet weg uit deze stad en ik hoop op een betere gemoedstoestand in Peru.

Amerikareis

Cusco spreekt tot de verbeelding, maar mijn stemming is na Copacabana nog niet helemaal hersteld van de vervreemding. Daarnaast heb ik enkele diertjes meegebracht uit Hotel Sucré. De bedwantsen hebben de onderkant van mijn rug omgespit. Al mijn kleren gaan naar de wasplaats en voor de reiniging van mijn ziel, stuur ik mezelf naar Machu Picchu. Ik beslis om de veel te prijzige Incaroute die vier dagen duurt over te slaan en kies voor een busrit en een middagje wandelen naar Aqua Calientes aan de voet van de oude Incatrots. Veel reisgidsen raden mensen aan om toch de hele Incaroute te bewandelen, één daarvan vindt zelfs dat je Machu Picchu moet verdienen door vier dagen te stappen. Als ik mijn uren op de bus optel kom ik aan anderhalve week en ik vermoed dat deze inspanning wel gelijkgesteld kan worden daaraan.
Wat kan ik meer vertellen dan al het lyrische dat over de oude Incastad al verteld is. Inderdaad, Machu Picchu is mooi en dat is waarschijnlijk een understatement. Mythisch omdat het gebouwd is tussen hoge groene bergen waardoor het zolang onbekend was voor ons. Maar daarin zijn we in hoog tempo verandering aan het brengen. Wat de kranen rond de Sagrada Familia zijn, zijn de felgekleurde toeristen die met duizenden per dag afzakken naar Machu Picchu. Krassen op een mooie foto. Machu Picchu is een industrie, een niet uit te putten melkkoe voor Peru. Mijn gemoed is blijkbaar nog steeds niet zoals het zou moeten zijn.

Van Cusco gaat het naar Lima, de hoofdstad van Peru en een metropool die je van links naar rechts doorkruist over een tijdspanne van meer dan twee uur met de bus. Politieagenten regelen het verkeer ter hoogte van de kruispunten in spreekgestoelten, gesponsord door lokale telecomoperatoren.

Ik vind opnieuw een thuis, ditmaal bij Roberto en José Luis, respectievelijk theaterregisseur en acteur-danser. Bij het binnenkomen, krijg ik onmiddellijk een fris glas bier, het bewijs dat ik bij goed volk ben terechtgekomen.
Ze wonen in een ‘zona’, een bewaakt terrein in het rijkere gedeelte van de stad. Lima is onveilig, vooral ‘s nachts, hun woonkeuze is een noodzaak als je op je beide oren wilt slapen. De eenzaamheid vloeit langzaam weg uit mij, het nut van deze reis ontwaart zich terug. Op mijn laatste avond ben ik zelfs te overtuigen om naar een salsabar te gaan met twee Colombianen en een Peruviaans meisje. Ze proberen me de lokale dans aan te leren, maar ik ben geen goede student. Ik voel me nog niet zeker genoeg om zonder schroom de dansvloer te betreden. Ik heb mezelf teruggevonden, maar om te dansen en te springen is het nog even te vroeg, eerst stappen. Het tempo ligt hoog op dit moment van mijn reis en de nachtrust blijft eronder lijden, maar ik geniet weer, op tijd om met een glimlach naar Ecuador verder te reizen.

© 2012 GENTBLOGT VZW

6 reacties »

  1. Reactie van Lieselot van de Sloep

    Mooi Arne. Echt mooi, hoe je ons meesleept in alles wat je ziet, beleeft en voelt. En allemaal zo echt. Hmm ik moest denken dat ik in Azië soms ook kwaad was omdat ze ons in het zak zetten, maar dan kom je plots weer een hele eerlijke lieve mens tegen en dan geniet je er destemeer van. En dat zie ik ook bij jou, je hebt eens een minder moment, maar dan geniet je weer des te intenser van het volgende!
    Super! We missen onze man in de Sloep :-).

  2. Reactie van an larssen

    Wat een avonturen allemaal. Ik lees ze graag! Op naar een volgende portie survival-literatuur! x – an.

  3. Reactie van Joachim Van Schoors

    Hallo wereldreiziger, ik had me voorgenomen om vandaag 5 minuutjes uit te trekken om je nog ongelezen blogs in te halen. De 5 minuutjes zijn ietwat uitgelopen maar om nu te zeggen dat me dat heeft gestoord … Je blogs zijn echt super om te lezen, zalig om je reiservaringen van op de eerste rij mee te beleven.
    En volgens mij mag je gerust een auteursrol ambiëren (een reisverhaal is misschien al een goed debuut?). Ik ben alvast fan!!
    Veel reisplezier!
    Joachim

  4. Reactie van koen

    Inderdaad leuk om te lezen. Je passage langs Copacabana is heel herkenbaar, we hadden er ook een mistroostig gevoel. Jammer dat je Arequipa niet hebt aangedaan, een echt paradijs in een cluster van armtierige steden. We kijken al uit naar je volgende verslag

  5. Reactie van Dieter

    Hej,
    Jammer dat je niet ten volle kon genieten van Copacabana, voor ons was het missen van onze boot een oase van rust tijdens onze drukke reis, even de tijd nemen om rustig te eten de berg op te gaan en te genieten van het uitzicht en de zon. Ik hoop dat de mensen waar je nu bent en het vooruitzicht op Carolina je weer goeie moed geven om ten volle te genieten van je uitzonderlijke trip!!
    Ciao

  6. Reactie van Hendrik

    Arne, ge zijt nen held ;)