Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (17): De Bijloke

vrijdag 16 augustus 2013 14u09 | Arthur De Decker (tekst), Jos Tavernier (beeld) | 5 reacties
Trefwoorden: , .

Elke week overloopt Gentblogt Albert Sugg’s Série 1-postkaarten van Gent tijdens de Belle époque. De uitgever Albert Sugg toonde in de postkaarten Serie 1 alle toen belangrijke Gentse gebouwen, dus mocht de Bijlokesite zeker niet ontbreken.

Dit complex  heeft meerdere componenten uit verschillende tijdperken. Strikt genomen slaat de benaming Bijlokecomplex  enkel op de gebouwen gelegen op het uitgestrekte terrein tussen de Godshuislaan, de Bijlokekaai, de Louis Pasteurlaan  en de Jozef Kluyskensstraat. Hierbij sluiten enkele andere gebouwen tussen de Jozef Kluyskensstraat en de Coupure Links aan. Ze werden alle ooit in functie van het Bijlokehospitaal beschermd als monument.  Bovendien werd de hele site in 1980 als stadsgezicht beschermd.

Arthur De Decker schrijft er teksten over  en Jos Tavernier toont hoe die site er nu uitziet. De vorige afleveringen staan in het archief van Gentblogt.

Serie 1 nr. 22 De puntgevel van de refter van de Bijloke

Serie 1 nr. 22 De puntgevel van de refter van de Bijloke

Op deze postkaart, verzonden in 1906, zien we de zijvleugel van de Bijlokabdij. Het is een prachtig voorbeeld van vroege 14de-eeuwse baksteenarchitectuur.  Het is een van de hoogtepunten van de baksteengotiek. Het maakt deel uit van de centrale gebouwen van de abdij  die rondom een binnentuin zijn geschikt, typisch voor een cisterciënzerinnenabdij.  Deze abdij ontstond in 1228 toen het Mariahospitaal, oorspronkelijk ingericht in een woning nabij de Sint-Michielskerk, naar de Bijlokemeersen werd overgebracht. De fenomenale stedelijke expansie en de bevolkingsaangroei in de 13de eeuw maakten een georganiseerde ziekenzorg in hospitalen en godshuizen noodzakelijk.

Een van de bekendste ruimtes in de Bijlokeabdij is de refter achter deze gevel, die is overdekt met een houten spitstongewelf en voorzien van 14de-eeuwse gotische muurschilderingen, waaronder een Laatste Avondmaal.

Achthonderd jaar lang waren de zusters verantwoordelijk voor het bestuur van de abdij  en de ziekenverpleging. In de 17de eeuw werd de abdij in noordoostelijke richting uitgebreid met wat later het klooster zou worden.

In 1797 werd de abdij afgeschaft en verlieten de zusters de Bijlokesite. Het hospitaal kwam onder het bestuur van de commissie der Godshuizen. De zusters keerden echter enkele jaren later terug en namen hun intrek in de voornoemde 17de-eeuwse uitbreidingen, vanaf dan “Bijlokeklooster” genoemd. De overige abdijgebouwen deden tussen 1805 en 1911 dienst als “oudemannenhuis”.

Na de eerste wereldoorlog kocht de stad deze abdijgebouwen om er het Oudheidkundig Museum in onder te brengen. Wat volgde was een  zeer ingrijpende restauratie. Daarbij kwam het interieur van de voornoemde abdijrefter opnieuw aan het licht. De stuczoldering van Pieter Marijn –in de 18de eeuw in de refter aangebracht– werd verwijderd en ondergebracht in de daarvoor speciaal bijgebouwde nieuwe zaal “1715”.

Er volgden nog meer dergelijke historiserende constructies. In 1926 werd door toedoen van de vereniging “De Vrienden van Oud Gent” aan de Godshuizenlaan een nieuw toegangsgebouw opgetrokken, met als centraal element (de reconstructie van) de in 1879 afgebroken barokke toegangspoort van het Sint-Elisabeth-Begijnhof en die tussendoor acht maanden te zien was aan de ingang van Oud Vlaendren op de Gentse Wereldtentoonstelling van 1913.

In 1928 opende het Oudheidkundig Museum er de deuren en dit tot 2005. Vijf jaar later opende er het STAM.

22 refter bijloke.tris

Deze westgevel is te zien vanaf de Godshuizenlaan. Het maakt deel uit van het in 1943 beschermde klooster. De zusters verlieten het Bijlokeklooster in 2001.  Vanaf 2002 werden op de eerste verdieping diverse culturele vzw’s gehuisvest. De benedenverdieping werd gebruikt als tentoonstellingsruimte.

De abdij- en kloostergebouwen ondergingen een grondige restauratie in functie van de inrichting van het nieuwe Stadsmuseum STAM. Eind 2007 werd begonnen met de afbraak van enkele recente bijgebouwen en begin 2008 ging men van start met de bouw van het door velen gecontesteerde  nieuwe toegangsgebouw, ontworpen door stadsarchitect Koen Van Nieuwenhuyse. Op 9 oktober 2010 opende het Gentse Stadsmuseum STAM zijn deuren.

De toegangsuren en -prijzen voor dit prachtig museum zijn te vinden op de website van het STAM

Serie 1 nr. 199 Van Caenegheminstituut (voor blinden) (1853)

Serie 1 nr. 199 Van Caenegheminstituut (voor blinden) (1853)

Aan de hoek Coupure Links – Hospitaalstraat – Jozef Kluyskensstraat, rechtover de Hospitaalbrug, ligt het neogotische Blindenhuis. Het gebouw is er gekomen dankzij een dotatie van de rijke industrieel Jacques Liévin Van Caeneghem (1764-1847), kasteelheer van Bellem.

Zijn naam, die ook als Van Caneghem wordt geschreven (zie Ghendtsche Tydinghen/1012/6/458-473 en 2013/2/116-121), werd  vereeuwigd op de gevel van “zijn” Blindenhuis en  in 1864 toegekend aan een nieuwe straat in Gent met als vermelding “weldoener”. Bij zijn overlijden in 1847 schonk hij namelijk aan de Commissie Burgerlijke Godshuizen de toen indrukwekkende som van 100.000 frank voor de bouw van een tehuis voor blinden.

Dit werd in opdracht van de commissie in 1852-1855  opgericht naar een ontwerp van architect Karel van Huffel op de gronden van het voormalige Entrepot aan de Coupure.

Het bakstenen exterieur verraadt onmiddellijk de inspiratie die van de 14de-eeuwse Bijloke-abdij uitging. Het interieur kreeg een aankleding met kruisribgewelven. Ofschoon neogotisch van vorm betreft het een klassicistisch concept.

In 1855 konden er een 30-tal blinde mannen er hun intrek nemen. Ze werden er verzorgd door de broeders van Liefde. Tussen 1893 en 1906 bood het gebouw ook onderkomen aan de kliniek Neus-Keel-en Oorziekten van de Gentse universiteit. Het gebouw deed tot 1913 dienst als tehuis voor blinden, waarna het bij het stedelijk hospitaal De Bijloke ingeschakeld werd als centrum voor de behandeling van o.a. chronische en tuberculosepatiënten. De drie overgebleven blinden werden net voor de Wereldtentoonstelling in Gent overgebracht naar het Lousbergsgesticht op de Heirnis, waarover later meer.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was de Bijloke een Kriegslazaret en kwam de dienst inwendige vrouwengeneeskunde in het Blindenhuis terecht. De TBC-afdeling werd in 1965 opgeheven, maar de chronische patiënten werden er nog tot het begin van de jaren 1970 verzorgd door cisterciënzers.

199 Blindengesticht Van Caeneghem Coupure

In 1980 werd het Blindenhuis beschermd als monument samen met Farmakodynamisch Instituut op de hoek van de Jozef Kluyskensstraat en de Albert Baertsoenkaai, de beroemde oude ziekenzaal van de Bijloke en de aanpalende kapel, het craeckhuys, de voormalige verblijfplaats der hospitaalzusters, het instituut voor ontleedkunde,alle met adres aan de Godshuizenlaan, en tenslotte de voormalige materniteit met de vroedkundige school aan de Bijlokekaai.

Na 30 jaar leegstand en aanpassing van het BPA 116-deel Coupure werd het Blindenhuis in de periode 2000-2003 gerenoveerd door de ad-hoc nv Blindenhuis naar plannen van architect Pol Cools. Nu zijn er onder andere een researchbureau, een architectenbureau en de uitgeverij Dupuis gevestigd. Ondanks de bescherming werd er aan de kant van de Jozef Kluyskensstraat in de voormalige tuin een appartementscomplex gebouwd met 42 woningen en een ondergrondse parkeergarage voor 150 wagens “in de lijn met de stedelijke reglementering die bepaalt dat de woonfunctie in de binnenstad moet worden behouden”.

Serie 1 nr. 282  Instituut Rommelaere

Serie 1 nr. 282  Instituut Rommelaere

Op deze postkaart, verstuurd in 1905, staat het toen nieuw gebouwde instituut Rommelaere. Omstreeks 1900 richtte men diverse universitaire gebouwen op die met de Bijloke verband hielden. Architect was Louis Cloquet (1849-1920). Dit is een universiteitsgebouw ten noordoosten van de Bijloke  dat in de periode 1899-1905 aan de Hospitaalstraat werd opgericht met ingang in de Jozef Kluyskensstraat  voor onderricht en onderzoek inzake gezondheidsleer en bacteriologie. In de Apotheekstraat werd het volgende opschrift aangebracht: “Institut W. Rommelaere. Fondation Arthur Renier. En souvenir de ses bien-aimés parents G.-L. Renier et M.-H. Yserbyt”. Wie waren de vermelde personen en welke banden hadden zij met de Gentse universiteit?

Willem Rommelaere (°Gent 1836 + Brussel 1916) studeerde geneeskunde aan de Gentse Universiteit en behaalde het diploma van arts in 1861. Hij huwde in 1867 in Parijs met A. Pideux, vestigde zich in Brussel en werd er dat zelfde jaar aangesteld als “médecin des pauvres” door het “het Conseil des Hospices”. In 1869 werd hij belast met het geven van klinische lessen in de ouderdomsziekten. In 1870 werd hij aangesteld als geneesheer van het Sint-Pietersinstituut en docent menselijke anatomie aan de Brusselse universiteit.

Als lid van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde pleitte hij er voor dat aan de universiteit naast de onderwijskundige taak ook een grotere wetenschappelijke rol zou worden toevertrouwd. Om dit mogelijk te maken dienden dus klinische instituten te worden gerealiseerd. Eén van zijn gefortuneerde patiënten, Arthur Renier, bedacht hem daarom in 1895 in zijn testament, waarover later meer. Rommelaere’s aspiraties op het vlak van instituten werden aan de ULB tussen 1889 en 1893 één voor één gerealiseerd met privé-kapitaal o.m. komende van de gebroeders Solvay.

Na een zware crisis sloot de ULB haar deuren en in 1894 kwam een meer progressieve Université Nouvelles de Bruxelles tot stand. In deze crisissfeer werd Willem Rommelaere tot rector van de ULB verkozen wat hij bleef tot 1896. Vanaf 1895 werd hij lid van de raad van bestuur en in 1907 zelfs voorzitter van de ULB. Hij overleed in 1916 en schonk in zijn testament een aanzienlijke som aan de ULB met de wens deze aan te wenden voor de verbetering van het klinisch onderwijs.

Uit een onderzoek blijkt dat de voornoemde familie Renier geen enkele band had met de universiteit. Arthur Renier (°Harelbeke 1843, +Le Cannet (Fr) 1896) was de enige zoon van Grégoire Louis (°Deerlijk 1817, +1868, bureauchef bij het West-Vlaams provinciebestuur) en Marie-Hélène Iserbyt (°Meulebeke 1816,+ 1901). Deze Arthur bezat geen diploma, was een tijdje gehuwd met de operazangeres Sylvia de Montoya (artiestennaam Montalba) en heeft in de eigenlijke zin van het woord nooit gewerkt.

Als opportunist, sjoemelaar, woekeraar en/of gewiekst zakenman verzamelde hij wel een kapitaal. In zijn handgeschreven testament van 1895 maakte hij de Belgische Staat tot zijn universeel erfgenaam. Hij stierf kinderloos en volgens zijn testament mocht de Belgische staat over zijn zogezegd fortuin beschikken onder voorwaarde “que le capital disponible soit affecté à la creation d’un établissement d’études médicales, sous la dénomination d’”institut Rommelaere” . Dit fortuin bestond echter hoofdzakelijk uit schuldbrieven waarvan de Belgische staat uiteindelijk, na jaren procederen, slechts enkele kruimels kon incasseren.

Arthur Renier was één van Rommelaere’s patiënten geweest en hij wou door dit legaat zijn dankbaarheid tegenover zijn arts uitdrukken door diens dierbaarste wens, de oprichting van een medisch onderzoekslaboratorium, te helpen realiseren. Daar Renier had nagelaten in zijn  testament de begunstigde instelling aan te wijzen en Gent reeds jarenlang vragende partij was naar medische laboratoria, bleek de Gentse universiteit uiteindelijk de enige staatsinstelling te zijn die in aanmerking kwam voor het onverwachte legaat. Willem Rommelaere was naar verluidt sterk ontgoocheld over deze gang van zaken maar protesteerde niet.

Naar aanleiding van de viering van 75 jaar Belgische onafhankelijkheid, waarbij de toenmalige koning  Leopold II enkele belangrijke realisaties van openbare gebouwen in Gent officieel wou openstellen, werd het Rommelaere instituut op 18 juni 1905 plechtig geopend. Onder de aanwezigen de Brusselse hoogleraar W. Rommelaere. In zijn toespraak loofde de Gentse rector Arthur Renier, een persoon die nooit een voet had gezet aan de RUG.

282

Dit gebouw was op 10 november 2005 op Gentblogt de foto van de dag met volgende tekst:

“Wie zei ook alweer dat hier alleen negatief over de Gentse gebouwen gesproken kan worden? Ignace Van der Kelen is alvast enthousiast over de restauratie van het Instituut Rommelaere.

De restauratie van het Instituut Rommelaere is een schoolvoorbeeld van een goede restauratie. Ze werd uitgevoerd in opdracht van de Universiteit van Gent en met medewerking van ingenieur Polet van het studiebureau Riessauw. Glazenier Theys mocht voor aannemer Wijckaert uit Wetteren een speciale serie mondgeblazen groene glasbouwstenen maken in Falconnierglas voor de restauratie van de ramen.

Alle niet passende aanbouwsels die er in de loop der tijd waren bijgekomen werden gelukkig zonder enige spijt verwijderd.

Binnen het gebouw is momenteel het instituut voor Hygiëne, voor Bacteriologie en voor de Gerechtelijke Geneeskunde gevestigd.

Het gebouw werd indertijd verwezenlijkt door ingenieur-architect Louis Cloquet tussen 1900 en 1905 in zijn typische stijl, een mengeling van Brabantse en Vlaamse neogotiek, opgetrokken met allerlei kleurrijke materialen gaande van roze baksteen, blauwe hardsteen, gele zandsteen, groen glas, natuurleien met geometrische motieven, groen- en geelgeglazuurde keramische vorstkammen, lantaarntjes en andere topbekroningen

Pas nu kan men de volle waarde van dit gebouw inschatten.”

Ook in 2009 kon je op Gentblogt meer lezen, Achter de deuren van het Rommelaere-complex

Serie 1 nr. 326 Klinisch en Poliklinisch Instituut (L. Cloquet 1905)

Serie 1 nr. 326 Klinisch en Poliklinisch Instituut (L. Cloquet 1905)

Ten westen, bij de Louis Pasteurlaan, legde Louis Cloquet (1849-1920) de nieuwe universitaire klinische en poliklinische instituten aan, op een half cirkelvormig grondplan en, zoals te zien op deze in 1911 verstuurde postkaart, in een zeer persoonlijk geïnterpreteerde neogotische stijl.

De hele aanleg volgde het kwartaalcirkelvormig tracé van de gedempte stadswal, waarop de Pasteurlaan na 1860 was aangelegd. Het complex bestond uit een rechthoekig hoofdgebouw dat aan weerszijden geflankeerd werd door twee achthoekige, vooruitspringende paviljoenen die voorzien waren van een kegelvormig dak. Achter deze paviljoenen waren er  rechthoekige gebouwen die haaks op het hoofdgebouw stonden en de verbinding verzekerden met het ziekenhuis.

Door het dominerend gebruik van rode baksteen afgewisseld met arduin voor de plinten, waterlijsten en vensterbanken, vertoonde het gebouw een architectonische eenheid met de naburige Bijloke. De openbare aanbesteding van de ruwbouw had plaats in 1901 en bij de aanvang van het academiejaar 1906-1907 konden de klinieken ter beschikking van professoren en studenten worden gesteld.

326 c

Gebrek aan plaats, inefficiëntie van de gebouwen en moeilijkheden met het Burgerlijk Hospitaal zetten de universiteit aan een eigen, onafhankelijk Academisch Ziekenhuis op te richten buiten de stad. Sinds 1959 werden geleidelijk alle klinische diensten naar daar overgebracht.

De vrijgekomen gebouwen zijn door andere universitaire seminaries betrokken: de Dienst voor Gerontologie, Diëtiek en Voedingshygiëne, Seminarie en laboratorium voor Didactiek, voor Jeugdwelzijn en Volwassenvorming, het Instituut voor Histologie, Embryologie en het laboratorium voor Toegepaste Psychologie.

Samen ontworpen met de overige universitaire wetenschappelijke instituten (zie Albert Baertsoenkaai) in eclectische stijl, zijn deze gebouwen enigszins soberder opgevat vnl. wat het materiaalgebruik betreft, gelet op de integratie met de Bijlokegebouwen. Schikking van het grondplan en binneninrichting waren hier ook volledig door hun functie bepaald: de laboratoria, operatiezalen en auditoria moesten onmiddellijk toegankelijk zijn vanuit de hospitalen.

Serie 1 nr. 350 Burgerlijk Gasthuis (Ad. Pauli, 1873-1878)

Serie 1 nr. 350 Burgerlijk Gasthuis (Ad. Pauli, 1873-1878)

Voor de Gentenaars is het Bijlokehospitaal een begrip. Meer dan zeven eeuwen vervulde deze instelling de haar toevertrouwde opdracht: behoeftigen eerst enkel verzorgen en later ook behandelen. Met de overheveling ervan naar de Henri Dunantlaan in 1982 werd aan de ziekenhuiscarrière van de Bijloke een einde gesteld.

Op de Suggpostkaart nr. 350 zien we niet het in 1228 gestichte Bijlokehospitaal opgericht op gronden aan de cisterciënzers geschonken door de graaf en gravin van Vlaanderen ter ere gods en als aalmoes gelegen in de drassige Bijlokemeersen op het grondgebied van Ekkergem. Vrijwel vanaf het begin heeft men de plaatsnaam (Biloca, Biloke, Bijloke, wat afgesloten plaats betekent) gegeven aan zowel het klooster als aan het ziekenhuis. Deze naam heeft de eeuwen getrotseerd.

Tijdens de Calvinistische republiek van Gent (1578-1584) werd het klooster verwoest en de zusters uit de Bijloke verdreven. In 1585 keren ze terug om een nieuw en groter klooster te laten optrekken. Door de Franse bezetter werd de Bijloke zwaar getroffen. Het klooster werd afgeschaft in 1798 en de zusters verdreven uit huis en hospitaal.

Het beheer werd overgenomen door de Commissie der Burgerlijke Godshuizen met chaos tot gevolg. De zusters werden teruggeroepen en het beheer werd overgedragen aan kanunnik Triest. Toen in 1809 Napoleon I aan de hospitaalzusters een aanvaardbaar statuut toekende, bleef de commissie der Burgerlijke Hospitalen de scepter zwaaien en werden de zusters bezoldigde dienstplichtigen.

Met de stichting van de Gentse Rijksuniversiteit in 1817 werd de onderwijsfunctie van het ziekenhuis aangepast en bleef de Bijloke hospitaal de zetel van het klinisch onderwijs. De gebouwen voldeden echter niet aan de vereisten en dus werd er geijverd voor het oprichten van een nieuw ziekenhuis dat er in 1878 is gekomen en te bewonderen is op de Suggkaart dat in handen kwam van een wereldlijk directeur.

De zusters Cisterciënzers zijn echter tot 1982 aan hun verpleegtaak trouw gebleven. Enkele waren sedert 1959 meegereisd naar de Kinderkliniek van het AZ.

Het stadsziekenhuis, de “nieuwe Bijloke”, werd ontworpen door stadsarchitect en hoogleraar Adolphe Pauli (1820-1895) en werd opgetrokken in de Jozef Kluyskensstraat, in de omgeving dus van de oude Bijloke. Met de bouw van dit neogotisch complex –aggregaat van afzonderlijke paviljoenen voor mannen, vrouwen en kinderen met een totale capaciteit van 800 bedden– werd in 1864 gestart.

In 1871 konden de eerste patiënten worden overgebracht naar de eerste afgewerkte vleugel, doch de nieuwe Bijloke, met hoofdingang langs de Jozef Kluyskensstraat , was slechts af in 1878, met ruime ziekenzalen, poliklinieken, apotheek, een kwartier voor de internen en lokalen voor de inwonende directeur en aalmoezenier.

In principe werd eenieder die zich in het armenhospitaal van de stad aanbood kosteloos verpleegd, ongeacht geslacht, milieu of woonplaats. Zwangeren, kinderen minder dan 8 jaar, zwakzinnigen, geestesgestoorden en lepreuzen moesten echter elders terecht.

350.Burgerlijk hospitaall  Bijloke (Ad. Pauil, 1873-1878)

In de jaren 1980 verdween de zorgsector volledig uit de Bijloke. De gebouwen kregen een nieuwe bestemming. Volgens het RUP van 2004 wordt de Bijlokesite uitgebouwd tot een cultuurcampus. De site wordt de vestigingsplaats van het reeds eerder geciteerde stadsmuseum STAM, de vernieuwde Concertzaal in de oude ziekenzaal (architect Oswald Van de Sompel) en van de productieateliers van muziekgroep Lod en Les Ballets C de la B. Ook de Gidsenbond is er gevestigd.

Er werden nieuwe gebouwen opgetrokken voor de artistieke opleidingen. De Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK) en het Koninklijk Conservatorium vormen de School of Arts van de Hogeschool Gent. Deze kunstenfaculteit biedt bachelors, masters en doctoraten in de beeldende en audiovisuele kunsten, vormgeving, muziek en drama. 

Deze opleidingen zijn op de Bijloke gevestigd in de rechtervleugel van het neogotische hospitaalgebouw van Pauli, in de recent gerestaureerde lokalen van het anatomisch instituut Louis Pasteur van architect Cloquet en in de aanpalende nieuwbouw Marissal.

© 2013 GENTBLOGT VZW

5 reacties »

  1. Reactie van Roland

    Bedankt, het was weeral fijn dit allemaal te lezen.

  2. Reactie van Frans

    Van Huffel, Pauli en Cloquet zorgden voor een indrukwekkende architecturale continuïteit die ook aansloot bij de eeuwenoude functie van de Bijloke. Heeft Sugg nooit een postkaart uitgebracht van de -verscholen- oude ziekenzaal?

    • Reactie van Arthur De Decker

      Niet dat ik weet. Spijtig.Uitgeverij NELS heeft later wel een postkaart uitgegeven met die ziekenzaal. Ik stuur de afbeelding naar de redactie.

      • Reactie van jos tavernier

        wel jammer dat vandaag , zaterdag 17 augustus, jouw foto van de oude ziekenzaal als toevoeging op het artikel niet werd geplaatst.

  3. Reactie van jos tavernier

    Van Ca(e)neghem is in rechtstreekse lijn een verre voorouder van de toekomstige ( ? ) koningin Elisabeth van België.