Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (26) Schouwburgstraat, Vogelmarkt en Telefoonhotel
In deel 26 komen enkele zijstraten van de Kouter evenals het Telefoonhotel aan bod. Arthur De Decker schreef de teksten bij de Albert Suggpostkaarten en Jos Tavernier fotografeerde die stadszichten nu. De vorige afleveringen zijn consulteerbaar in het archief.
Albert Sugg gebruikt hier andermaal een zelfde nummer voor een ander onderwerp (zie vorig deel). Vandaar mijn vermelding bis.
Voor de postkaart nr. 59 (zie verder) gebruikte hij tevens dezelfde foto doch  deze laatste vertoont rechts een blanco boord en een uitgebreider opschrift.
In 1837 heette deze zijstraat van de Kouter de Comediestraat, in 1849 sprak men van Rue du Théatre en dit is dus nu de Schouwburgstraat.
Rond het midden van de 17de eeuw richtte de Sint-Sebastiaansgilde in een van de zalen van haar gildehuis een theater op. De eerste voorstellingen werden vanaf 1664 gegeven. In 1698 werd op de plaats van de huidige Koninklijke Opera de eerste stadsschouwburg gebouwd. Na een hevige brand in 1715 schonk de stad het terrein aan de gilde, die hier een nieuw gildehuis en schouwburg liet bouwen naar het ontwerp van Bernard De Wilde (1691-1772).
De schepenen gaven het monopolie aan de gilde, waardoor geen nieuwe schouwburg in Gent mocht worden gebouwd en geen muzikale noch dramatische voorstellingen in een andere zaal mochten plaatsvinden. Na de afschaffing van de gilden in 1794 werden het gildehuis en het theater openbaar verkocht. Toen de gebouwen opnieuw in het bezit kwamen van de stad, werden ze gesloopt. Kort daarna werd de huidige Schouwburgstraat aangelegd en verrees een nieuw theatergebouw naar de plannen van stadsarchitect Louis Roelandt (1786-1864).
Het Grand Théatre werd in 1840 ingehuldigd. Opdat zijn gebouw meer grandeur zou uitstralen, liet Roelandt als tegenwicht aan de overkant een gevelwand in sobere eenheidsarchitectuur optrekken en aan het einde van de straat bouwde hij het gerechtsgebouw allemaal in dezelfde vormentaal van de opera met neoclassicistische en Italiaanse renaissance-elementen.
De theaterzaal van de opera bood plaats aan 2000 toeschouwers, bijna het dubbele van vandaag. Het was voor de 19de-eeuwse Gentse burgerij de ontmoetingsplaats bij uitstek. De elite van de stad had er een abonnement op de duurste plaatsen: de loges van de eerste rij en de baignoires. Zien en gezien worden waren vaak belangrijker dan de voorstelling zelf. Op het programma stonden opera’s, opéra’s-comiques, operettes en balletten. De zalen werden ter beschikking gesteld voor bals, redoutes en banketten.
Het balkon in de grote schouwburgzaal werd pas in 1887 gebouwd door Charles Van Rysselberghe (1850-1920), stadsarchitect, en Emile Braun, stadsingenieur en latere burgemeester. Het wijzigde het uitzicht van de zaal, maar werd reeds bij de restauratie van de zaal in 1896 opnieuw in vraag gesteld. De Gentse burgerij zat niet graag op het balkon, en verkoos de intimiteit van de loges. In 1910-1913 volgden nog verdere ingrepen (voorportaal, uitbreiding zijgevel met Post- en Telegraafkantoor, het Vredegerecht, het Krijgsauditoraat).
De balkons in de hogere regionen waren de goedkope plaatsen: de engelenbak of “de uilâ€. Zij werden aanzien als het echte kennerspubliek. Als zij juichten kon er niet veel meer fout gaan. Toch bleef het “gewone volk†letterlijk een derderangspubliek dat eerder paternalistisch werd getolereerd. De Gentse constructie zorgde er voor dat het volk strikt gescheiden bleef van de betere klasse: een aparte ingang, een apart loket, een aparte trap, een aparte vestiaire, enz., zodat “vermenging†vrijwel onmogelijk was.
Toenemende technische problemen en nieuwe eisen namen in de jaren 1970-1980 steeds onoverkomelijker afmetingen aan. Â Ook de bestuursstructuur van de opera werd toen gewijzigd. Na de ontbinding van de Koninklijke Opera Gent in 1980 werd de Opera voor Vlaanderen (O.V.V.)Â opgericht die samenwerking met Antwerpen veronderstelde. Deze structuur ging reeds in 1987 ten onder. In 1988 werd de Vlaamse Operastichting (VLOS) opgericht als een nieuwe overkoepelende structuur voor het operaleven in Vlaanderen. De Gentse Opera werd door de Stad Gent in 1988 in erfpacht overgedragen aan de VLOS. Het veiligheidsprobleem van de Gentse Opera was ondertussen zo cruciaal geworden dat het college in 1988 het gebouw liet sluiten.
Tussen 1989 en 1993 vonden er omvangrijke herstellings- en aanpassingswerken plaats o.l.v. architect Dirk Bontinck (°1945) waarbij het zitcomfort werd  verbeterd en het gebouw aan de huidige veiligheidsnormen werd aangepast.  Hierbij verdween de nog authentieke decormachinerie voor een nieuwe installatie die in een erg dissonante torenuitbouw ondergebracht werd. Voor een vlotte aan- en afvoer van de decors werd een ijzeren brug over de Ketelvest aangelegd. Het storend vooruitspringende portaal, dat architect Charles Van Rysselberghe in 1911 aan de ingang toevoegde, werd verwijderd.
Het interieur van de zalen werd deels  in zijn vroegere glorie hersteld en in 1993 heropend. Op 18 mei 1995 werd het operacomplex beschermd als monument wegens de historische en artistieke waarde, waarna ook de gevel werd aangepakt.
Links zien we het posthotel. De geschiedenis van dit hotel gaat terug tot in de 18de eeuw. Hier stond eertijds het tweede huis  van de Sint-Sebastiaansgilde. Een onderdeel werd in de loop van de 18de eeuw al verhuurd aan Jean-Marie Busso. Hij was actief in het postkoetsverkeer, terwijl zijn vrouw er een herberg uitbaatte. Die kende veel succes door de talrijke bezoekers van de naastgelegen schouwburg.
Naast dit huis bevond zich hier in de 18de eeuw nog een stal, gebruikt door de wachten. In 1783 kon Jean-Marie Busso dit terrein aankopen en bouwde er een nieuwe woning op. Achter dit gebouw en de hoofdwacht installeerde hij paardenstallen voor de postkoetsen. Met de Franse Revolutie in 1797 wist hij ook het oude gildehuis als zijn eigendom te bemachtigen.
In het begin van de 19de eeuw nam zoon Désiré Busso als ‘Maitre de la Poste aux cheveaux’ de fakkel over. Zo verving hij in 1815 het oude gildehuis door een nieuw posthotel naar ontwerp van Pierre Jacques Goetghebuer (1788-1866). In de gevel van het aanpalende Koninklijke Paarde Posterij liet hij een koetspoort aanbrengen om de achterliggende stallen gemakkelijker te bereiken. Deze situatie duurde tot in 1849. Toen verkocht zijn weduwe de beide bezittingen.
Tijdens WO I logeerden in het Posthotel een tijdje Duitse stafofficieren tot er in 1916 daar een tyfusbesmetting uitbrak veroorzaakt door een Gents afwasmeisje dat in de keuken van het hotel wekte.
Het Posthotel overleefde nog tot 1968. Toen werd het afgebroken en werd vervangen door een appartementsgebouw. Daarin kwam later op de gelijkvloers de stedelijke bibliotheek terecht nadat deze het Baudeloklooster aan de Ottogracht had verlaten. Heden is daar een Standaard Boekhandel gevestigd.
In 2002 werd het opera gebouw eindelijk van zijn stellingen ontdaan en ziet het er nu uit zoals te zien op bovenstaande recente foto van Jos Tavernier. In 2005 werd ter gelegenheid van de heropening van de gerestaureerde zalen op de gevel van het gebouw het gedicht Da Capo van Ramsey Nasr (°1974) aangebracht.
In juni 2013 kondigde Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege aan dat er met ingang van 1 januari 2014 een fusie van de Vlaamse Opera en het Ballet van Vlaanderen komt waardoor de grootste culturele organisatie in Vlaanderen zou ontstaan met een eigen koor, orkest en ballet. Schepen van Cultuur Annelies Storms reageerde tevreden met de mededeling “Nu kunnen we praten over de restauratie van het interieur van ons operagebouw. Dat gaat 50 miljoen euro kostenâ€. Wordt dus vervolgd. De stad Gent stopt jaarlijks 1,6 miljoen euro in de opera.
De neoclassicistische gevelwand met rondboogopeningen dat in 1840 door Louis Roelandt werd opgetrokken tegenover de opera (niet te zien op de foto) werden in 1901 vervangen door vensters met een art-nouveau-inslag naar een ontwerp van Oscar Van de Voorde (1871-1938, hoofdarchitect van de Gentse expo 1913).
Een in 1985 voorgenomen sloping van het hoekhuis rechts op de hoek met de Kouter (nr 89)  gaf aanleiding om tot bescherming van de huizenrij Schouwburgstraat 2-22  recht over de opera over te gaan. Minister Pede had immers tegen alle adviezen in op 18 juni 1987 een beroep ingewilligd waardoor het bestaande hoekhuis zou kunnen worden vervangen door een overgangsvolume tussen de 8 verdiepingen van de Kouter en de 3,5 verdiepingen van de Schouwburgstraat. Bij besluit van 18 april 1994 werden de gevels, bedaking en de gevels van de omlopende hoekpanden op de Kouter en het Koophandelsplein , samen met de gevelwand van de opera,  gelukkig beschermd als stadsgezicht.
In 1997 kreeg het voornoemde hoekhuis  (Grand Café) een nieuwe pui ontworpen naar het art-nouveauvoorbeeld van Oscar Van de Voorde dat te sterk vervallen was om het te behouden. Het geheel ademt terug een belle epoquesfeer, maar hoelang nog? Het veranderde onlangs immers van eigenaar en bestemming.
Waar we nu een kaarsrechte Sint-Niklaasstraat aantreffen kronkelde vroeger een smal straatje dat de naam Kromsteeg niet had gestolen. Deze naam komt voor vanaf 1347. Deze straat werd vooral bewoond door prostituees. Deze Kromsteeg werd in 1897-98 rechtgetrokken, waardoor een ruime brede straat ontstond die de naam Posthoornstraat kreeg naar een afspanning die er in de 18de eeuw gevestigd was, en nu dus de Sint-Niklaasstraat heet. Het voornaamste gebouw in de nieuwe straat was het in 1901 opgericht  ’Hotel du Téléphone’ .
Het was een ontwerp van Gentenaar Alfons Van Houcke (1858-1908), bouwkundig ingenieur en destijds bouwmeester van Posterijen en Telegrafen, die in die functie de bouw van nieuwe monumentale kantoren in neogotiek en Vlaamse neorenaissance bepleitte. In dit Telefoonhotel was de eerste grote telefooncentrale van Gent gevestigd.
Op de hoek met de Bennesteeg werd het gebouw voorzien van een toren van 57 meter hoogte, waarbij het de bedoeling was om de telefoondraden van daar uit naar de omliggende straten te spannen. De draden naar verder liggende straten zouden ondergronds worden gelegd. De totale oppervlakte van het gebouw was 850 m³ en het was ongeveer 70 meter lang.
De geschiedenis van de Gentse telefoon begint in 1883. Toen kreeg de firma Van Gend een concessie om het hele gebied van Afsnee tot Bottelare te bedienen. In de beginperiode telde men 260 abonnees. Omdat deze maatschappij snel groeide, was ze een van de eerste die door de Belgische staat opgekocht werd. Vanuit de Posthoornstraat bouwde de staat het telefoonnet verder uit, via luchtlijnen, opgehangen aan palen die de Gentse haven uit Riga invoerde. In 1914 konden de abonnees er dag en nacht gratis komen bellen (binnen de zone), niet abonnees betaalden 25 centiem per 5 minuten.
Voor de opbouw van dit telefoniegebouw werd gebruik gemaakt van witte en blauwe arduin, groene zandsteen en baksteen en het werd opgetrokken in de stijl van de omringende historische gebouwen.
Frans De Potter, die het gebouw ‘Telefoonhuis’ noemde, geeft uitgebreid verslag over de versieringen die werden aangebracht aan de gevel van het volgens hem fraaiste gebouw dat in die tijd werd gerealiseerd.Â
“De voorgevel van het Telefoonhuis zal op de borstwering der vensters van het tusschenverdiep versierd worden met panelen in ceramiek mozaiek, gewijd aan de wereldberoemdheden van telegraaf en telefoon; het middenpaneel van de gevel aan de Posthoornstraat, aan Graham Bell; de panelen nevens de toren aan Olim, Ampère, Volta en Faraday; het middenpaneel langs de Bennesteeg aan Edison; de panelen nevens de toren (kant Bennesteeg) aan Elisha, Gray, Hughes, Reiss en Henry.
In de negen andere paneelen komen schilden voor op welke ‘gestyliseerde’ toestellen van den telefoondienst. De lateien of tympans van de vensters van het eerste verdiep (groote zaal) zijn ook versierd met mozaiek. De onderwerpen zijn hier : eene vrouw, die de aandacht van een kind vestigt op een telefoontoestel, op den achtergrond het panorama van de stad Gent. In de andere tympans : schilden met gestyliseerde telefoontoestellen omringd door loofwerk. Op de groote puntgevels van dit gebouw zijn gebeeldhouwde en geschilderde wapenschilden: in dien der Posthoornstraat, ‘t blazoen van België en idem in de Bennesteeg.â€
Tot daar de beschrijving van Frans De Potter.
Na een brand in 1940 werd het telefoniegebouw  vervangen door een nieuw enorm complex dat later nog dikwijls werd verbouwd zoals te zien op de volgende recente foto van Jos Tavernier…
Het gebouw Sint-Niklaasstraat 27 werd in 2002 gedeeltelijk verkocht en sinds 2003 wordt dit deel verhuurd aan de stad Gent die er een deel van haar diensten in onderbracht (o.a. Departement Werk & Economie, Dienst Communicatie en PWA vzw) alsook de secretariaten van de verschillende Gentse fracties vertegenwoordigd in de gemeenteraad (sp.a, Groen, Open Vld, N-VA, CD&V en Vlaams Belang). Â In het andere deel zijn nog steeds installaties van de telefoonmaatschappij Belgacom aanwezig.
Reeds in de 16de eeuw werd er op zondag op de oostkant van de Kouter een markt van vogels, honden, geiten en konijnen gehouden. Wegens de uitbreiding van de bloemenmarkt verhuisde in 1889 deze ‘vogelmarkt’ naar de Oude Beestenmarkt. De verkoop van vogels in kooien , toen een typisch tafereel in de herbergen rond de Vogelmarkt, bleef ter plaatse. Sinds 1952 kende ook deze markt een geleidelijke uitbreiding naar de Kouter toe. Vandaar dat in 1975 werd besloten deze markt over te brengen naar het François Laurentplein en later naar de Vrijdagsmarkt.
Het refrein van een traditioneel dubbelzinnig Gents liedje luidt als volgt:
“‘k Goa naar de Veugelmarkt
Om ne Veugel voor mijn vrèwe
En toens krijg’k nen toes
En ghuul mijn puurtsen es tsjaloesâ€
Het pand links op de hoek van de Vogelmarkt en de Korte Dagsteeg wordt gestript en volledig verbouwd zoals aangegeven op de spandoek op de gevel. Projectontwikkelaar Fenixco bouwt er een winkelruimte van 600m² met een enorme etalage voor een kledingketen en negen luxe-appartementen waarvan het kleinste € 300.000 kost.
© 2013 GENTBLOGT VZW
Pijnlijke contrasten tussen vroeger en nu. De afbraak van het Posthotel in 1968 was een van de vreselijke kaalslag die de Kouter en omgeving in die periode kenmerkte. De bouw van het ordinaire appartementsgebouw op die plek sneed meteen ook de uitwijkmogelijkheden in geval van nood van het naastliggende operagebouw af. Deze verschrikkelijke ingrepen werden een tijdlang verdoezeld door de statige, maar ten dode opgeschreven olmen.
De gevels en huizen van de overkant van de Opera in de Schouwburgstraat werden destijds gered door nieuw opgericht protestcomité: “SOS Gent”. Dit bestaat nog steeds, en werkt verder aan de promotie en bescherming van ons architecturaal erfgoed. Hun blaadje wordt gratis naar de politieke verantwoordelijken gestuurd. Eens wist een schepen mij te vertellen dat het “onmiddellijk werd weggeworpen voor dat het gelezen werd”. Nochtans niets is minder waar, want in het gesprek later bewees hij dat hij het integraal had gelezen. Ook hoorde ik vertellen dat, als het bladje toekwam, elke schepen vlug keek of een van zijn collega’s er niet in vermeld stond, om eens goed met hem te kunnen spotten.
Gelukkig bestaat er nog zo een initiatief als SOS Gent,
Iedereen doet er smalend over maar dat bewijst enkel dat de waarheid kwetst.
En de Vogelmarkt van de Vrijdagmarkt terug naar de Oude Beestenmarkt