Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (29) Enkele standbeelden

vrijdag 8 november 2013 13u21 | Michel Vuijlsteke | 1 reactie
Trefwoorden: , , , .

Deze week tonen we enkele postkaarten van uitgever Albert Sugg met Gentse standbeelden en zetten daar een huidige foto van Jos Tavernier naast. Zo kunt  u zelf  vaststellen hoeveel er ondertussen is veranderd. Arthur De Decker geeft enige achtergrondinformatie.

32.Monument Joseph Guislain

Serie 1 nr. 32 standbeeld Joseph Guislain

Deze Suggpostkaart werd op 9-4-1901 vanuit Gent verstuurd naar Mademoiselle M. Vernieuwe te Blanckenberghe met de volgende tekst “Voici le Bd du Béguinage et le monument au docteur Guislain célèbre medecin aliéniste. C’est une de nos plus belles promenades aux environs de la Porte de Bruges. Je vous enverrai les cartes par numéro. S’il venait à en manquer avertissez moi de suite, afin que je la remplace.”

Hieruit blijkt dus  dat het in de Belle Epoque niet ongewoon was systematisch alle genummerde kaarten van o.a. Sugg naar een kennis te sturen!

De postkaart toont ons een standbeeld aan het einde van de Begijnhoflaan met daarrond vier lantaarnpalen op het kruispunt met de Noordstraat (links), Brugsepoortstraat (rechts) gezien vanuit  de Contributiestraat (door de Gentenaars later “de 1000-vuren” genoemd naar een daar gevestigde winkel). Let ook op de fietser. De brede Begijnhoflaan had toen reeds een dubbele rij wilde kastanjebomen doch nog geen trambedding. Deze laan heette voorheen Begijnevest maar veranderde sinds de ontmanteling van het begijnhof en de demping van haar vesten in 1862-1872 in Begijnhoflaan. Deze laan was gelegen achter de in 1571-1573 gegraven stadsvesten die pas in 1892-1893 werden gedempt.

Het standbeeld van Dr. Joseph Guislain (1797-1860) kwam er pas in 1887, dus 27 jaar na zijn overlijden. Het is een levensgroot bronzen beeld van een man in een keurig pak en een toga hoog op een sokkel in blauwe hardsteen met drie symbolen: boeken, verbroken boeien en bouwstenen. Elk van deze voorwerpen verwijst naar een bijzondere verwezenlijking van de man. J. Guislain studeerde geneeskunde aan de pas opgerichte Gentse universiteit. Hij bekommerde zich vooral om het lot van de geestesgestoorden. Hij schreef tal van studies over de psychiatrie, tekende een plan voor een ideale psychiatrische instelling en haalde de patiënten uit de sfeer van de gevangenissen naar die van de verpleging. Hij werd in 1848 tot gemeenteraadslid gekozen en in 1851 herkozen. Hij werd ook provincieraadslid. Hij was de stuwende kracht achter de Belgische wet van 1850 op de behandeling van krankzinnigen. Het Gentse Guislaininstituut voor psychiatrische verpleging werd i.s.m. stadsarchitect Adolphe Pauli in 1853-1876 naar zijn plannen gebouwd en naar hem genoemd. Hij was er hoofdgeneesheer tot 1858. Hij overleed 2 jaar later.

Zijn standbeeld, een werk van beeldhouwer Albert Hambresin (1850-1937) kwam tot stand dank zij de inspanningen van een speciaal daartoe opgericht comité. Het werd tijdens de oorlog 1914-1918 weggenomen door de bezetter met het doel het te smelten doch het werd na de oorlog teruggevonden en teruggeplaatst in 1920-1921. In 1979 werd het nogmaals weggenomen voor het uitvoeren van collectorenwerken.

In de buurt van het psychiatrisch ziekenhuis nabij Palinghuizen werd in 1899 een straat en in 1950 een brug naar hem genoemd.

In 1960 werd aan zijn vroegere woning, Ingelandgat 19, een herinneringsplaat aangebracht. Zie ook Gentcement voor recent nieuws.

Bij het gesticht dat naar hem werd genoemd werd in 1986 een museum van de psychiatrie geopend dat eveneens zijn naam draagt. Nadere info hierover is te vinden op de website van het museum.

Volgens een verkiezing van de UGent en Radio 2 Oost-Vlaanderen in 2006 is professor Joseph Guislain de grootste prof van de Universiteit Gent. Hij liet Nobelprijswinnaar en fysioloog Corneel Heyman achter zich. Op de derde plaats strandde Gustave Magnel, specialist in gewapend beton.

Guislain  ligt begraven op het Campo Santo in Sint-Amandsberg.

32 Standbeeld Joseph Guislain

Zoals te zien op deze recente foto van Jos Tavernier is er heel wat veranderd rond het standbeeld van Joseph Guislain. De lantaarnpalen zijn verdwenen en er kwam een tramhalte.

Rond de kastanjebomen op de achtergrond woedt momenteel een juridische strijd, nadat de stad eerder besliste dat ze moesten verdwijnen omdat het risico bestaat dat ze zullen omwaaien. De bewoners trokken die stelling in twijfel en spanden een kortgeding in. Er werd een onafhankelijke Nederlandse expert ingeschakeld die recent bevestigde dat de bomen er minder slecht aan toe zijn dan dat het stadsbestuur insinueert.

Het stadsbestuur nam nota van deze expertise maar zegt tegelijk dat er op termijn een veiligheidsrisico blijft bestaan. Volgens onze bestuurders zijn bomen in de stad of langs de gewestwegen in de eerste plaats  een bedreiging voor de veiligheid. Het buurtcomité “Behoud de bomen op Begijnhoflaan” zal alert moeten blijven.

77 Monument Français (Hipp. Le Roy)

Serie 1 nr. 77 Frans standbeeld ( Hipp. Le Roy)

Deze postkaart van Sugg met poststempel uit 1900 is ietwat een buitenbeentje want het is de enige uit de serie 1 die een grafmonument toont op de Westerbegraafplaats. Het is een monument ter ere van acht Franse soldaten, slachtoffer van de Frans-Pruisische oorlog, overleden in de Gentse hospitalen, waar ze in september 1870 voor verzorging waren opgenomen.

In deze oorlog was België neutraal. Aan onze grenzen werd wel de slag van Sedan uitgevochten tussen de legers van Pruisen en Napoleon III. Er vielen 17.000 doden en 3.000 Franse soldaten vluchten naar België. In september 1870 riep de minister van Binnenlandse zaken de  gemeentes op om gekwetste soldaten van deze oorlog te verzorgen. Te Gent werden vier hospitalen daarvoor ingericht: het Burgerlijk Hospitaal, het militair hospitaal, de Katholieke kring op de Poel en ten slotte in de loge La Liberté in de Achtersikkel, waarover meer in deel 30.

Na hun genezing werden  de Franse soldaten overgebracht naar de citadel. In totaal werden 484 Fransen in de citadel geïnterneerd. Na de wapenstilstand keerden ze op 11 maart 1871 naar hun land terug.

Het monument bestaat uit een obelisk in arduin. Aan de voet ervan bevindt zich een bankje met een realistisch levensgroot bronzen beeld van een gewond Frans infanterist in zithouding; de linkerarm is omzwachteld en hangt rond de hals. Op de obelisk stond oorspronkelijk enkel het opschrift “Aux soldats français morts pour la patrie 1870-71”, palmtakken en een krans in reliëf. De acht namen van de slachtoffers staan op de zijkanten: Weiss F.R., André Joseph, Chateau Ben. J., Grandpaul J.B., Angibaut P., Simonis Michel, Brun Fr. en Bajas Jean Marie . In de grafkelder bevinden zich echter enkel de stoffelijke resten van F.J. Weiss en P. Angibaut. Deze waren samen begraven in de De Smetstraat waar een kleine grafstele volgende inscriptie droeg “F.J. Weiss en P. Angibaut, sergents de l’Armée Française – L’Ambulance du Cercle Catholique de Gand”. Beiden werden in 1900 ontgraven en naar de Westerbegraafplaats overgebracht, op initiatief van de Société  Française de Bienfaisance de Gand. De graven van de 6 andere slachtoffers kon men toen niet meer terugvinden, mede omdat de archieven van het krijgshospitaal vernietigd waren in de brand van 1877. Het splinternieuwe monument dat Sugg ons toont werd plechtig ingehuldigd op 1 juli 1900.

De beeldhouwer is Hippolyte Le Roy (1857-1943), dezelfde dus als van het monument Charles de Kerchove uit deel 28.

DIGITAL CAMERA

Ik stel vast dat het monument later ook de jaartallen 1914-18 en 1939-45 kreeg ingebeiteld. Wanneer dit gebeurde weet ik niet.

Ik maak van de gelegenheid gebruik er aan te herinneren dat er een stedelijke subsidie bestaat voor de instandhouding van het funerair erfgoed. Deze wordt toegekend aan de concessiehouder van de grondvergunning en bedraagt 50% van de restauratiewerken met een maximum van 2.5000 euro. Om hiervan te kunnen genieten moet u wel vooraf een gemotiveerd aanvraagdossier indienen met een kostenraming van de werken. Pas nadat het college heeft beslist over de aanvraag mogen de werken worden aangevangen.

In Gent is het ook mogelijk om een oude grafkelder opnieuw te gebruiken met overname van het monument. In dat geval wordt het bestaand monument gratis in bruikleen gegeven voor de duur van de concessie, op voorwaarde dat de nabestaanden het in goede staat bewaren. De eigen namen en data mogen er op een passende wijze worden op aangebracht. Monumenten die opgenomen zijn in de inventaris van merkwaardig funerair erfgoed komen hiervoor echter niet in aanmerking.

Liefhebbers tenslotte kunnen ook het peterschap waarnemen over een grafmonument waarvoor ze een boontje hebben. Eender welke belangstellende kan een vervallen grafconcessie kostenloos hernieuwen voor 50 jaar op voorwaarde dat die persoon verder instaat voor het onderhoud van het monument. In dergelijk geval wordt het graf niet herbruikt.

Serie 1 nr. 187 Standbeeld Charles Miry (1823-1889) (Hip. Le Roy)

Serie 1 nr. 187 Standbeeld Charles Miry (1823-1889) (Hip. Le Roy)

Albert sugg toont ons met deze kaart het Casinoplein, toen nog bekend als de Molenberg, waar de Wispelbergmolen stond. Dit plein werd voltooid in 1894 en werd genoemd naar het in 1944-55 gesloopte casino of Paleis van Flora. Voor alle duidelijkheid dient benadrukt dat in dit casino geen kansspelen werden beoefend. Er werden enkel concerten en voorname feesten gegeven, waarover meer in een later deel. Het casino was in 1835-37 opgetrokken aan de Coupure Rechts volgens de plannen van Louis Roelandt (1786-1866) op de plaats waar zich in 1934-55  de faculteit Diergeneeskunde vestigde die in 1994 verhuisde naar de nieuwe campus te Merelbeke. De verlaten gebouwen werden hergebruikt door de ARGO (gemeenschapsonderwijs) om o.a. het KTA (technische school) van de Lindenlei in onder te brengen.

In  1893, vier jaar na zijn overlijden, kreeg de componist van De Vlaamse Leeuw, Karel Miry (1823-1889), een gedenkteken op het Casinoplein, dicht bij Twaalfkameren waar hij gewoond had. Bij de onthulling brachten 17 verschillende zangverenigingen “De Vlaamse Leeuw” ten gehore. Het monument is een witmarmeren borstbeeld op een hoge kolom in witte zandsteen. Onder het borstbeeld zijn de titels van enkele van zijn opera’s gebeiteld (Den dichter en zijn droombeeld, Charles Quint, Bouchard d’Avesnes, Frans Ackerman) en rond de zuil staan zingende volkskinderen. Aan de voet van de kolom toont de Vlaamse Leeuw zijn tanden en beschermt hij de de Vlaamse vlag.

Karel Miry componeerde in 1847 “De Vlaamse Leeuw” en de tekst werd geschreven door zijn oom Hippoliet Van Peene (1811-1864) die gehuwd was met Virginie Miry en toen in de Wijngaardstraat woonde. Miry was ook de componist van de eerste Vlaamse opera en van meer dan 1.000 kinderliedjes. Het monument kwam er onder impuls van Adophe Samuel, de bestuurder van het Muziekconservatorium. De architect P. Van renterghem  zorgde voor het bouwkundig gedeelte en de Luikse beeldhouwer Hippolyte Leroy, dezelfde dus als van het monument van de Franse soldaten hierboven, nam het beeldhouwkundig gedeelte voor zijn rekening.

Zowel naar Karel Miry als Hippoliet Van Peene werd elders in Gent een straat genoemd. Zij kregen ook elk hun gedenkplaat aan een  huis waar ze ooit woonden.

De Westerbegraafplaats werd de laatste rustplaats van Karel Miry. De grafsteen was door de jaren heen in verval geraakt en kon niet meer worden hersteld. Daarom werd in 2000  de steen  vervangen door een kopie van het origineel. Op de begraafplaats werd toen ook  een antieke bank ingezegend die opgedragen is aan Karel Miry. Het heeft een medaillon en een  verwijzing naar het graf.

Het grafmonument van de tekstdichter Hippoliet Van Peene en zijn vrouw Virginie Miry staat op de Zuiderbegraafplaats en werd in 1984 aangekocht door stadsgids Luc Lekens die sedertdien instaat voor het onderhoud ervan.

187. Monument Charles Miry (1823-1889) (Hipp. le Roy). nieuw

Het lied De Vlaamse Leeuw werd oorspronkelijk in 1847 gecomponeerd door Hippoliet van Peene op een tekst van Karel Miry, mensen uit de kring rond Broedermin en Taalyver. Het werd voor het eerst ten gehore gebracht op 17 februari 1848 in de Minardschouwburg. Het lied begon een langzame opgang tot het in 1902 algemeen erkend werd als nationaal lied van Vlaanderen. Het Cultuurdecreet van 12 december 1973 maakte van de eerste twee strofen van De Vlaamse Leeuw het Vlaams volkslied, het ministerieel besluit van 11 juli 1985 maakte het tot officieel lied van de Vlaamse Gemeenschap waarvan de tekst als volgt luidt:

Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse Leeuw,
Al dreigen zij zijn vrijheid met kluisters en geschreeuw.
Zij zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft,
Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Zij zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft,
Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.

De tijd verslindt de steden, geen tronen blijven staan:
De legerbenden sneven, een volk zal nooit vergaan.
De vijand trekt te velde, omringd van doodsgevaar.
Wij lachen met zijn woede, de Vlaamse Leeuw is daar
Zij zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft,
Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.

Met dit filmpje (soort karaoke) kan de tekst van de Vlaamse Leeuw ingeoefend worden. Succes!

© 2013 GENTBLOGT VZW

Eén reactie op Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (29) Enkele standbeelden

  1. Reactie van Frans

    In 1979 werd het standbeeld van “de grootste Gentse prof” niet alleen weggenomen voor het uitvoeren van collectorenwerken, maar op dezelfde laan letterlijk opzij gezet ten behoeve van een tramhalte.