Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (28) de Kerchove de Denterghem
Dat het mogelijk is om via de postkaarten van uitgever Albert Sugg de geschiedenis van Gent te vertellen werd reeds bewezen door de vorige delen die zijn terug te vinden in het archief van Gentblogt. Arthur De Decker doet praatjes bij de plaatjes uit de Belle Epoque en hoe die er nu uitzien gekiekt door Jos Tavernier. Deze week is de invalshoek de adellijke familie de Kerchove de Denterghem.
Deze Suggkaart nr. 31 werd verstuurd in 1902 en toont ons de tijdens de Gentse Feesten van 1898 ingehuldigde  monumentale fontein  ter ere van burgemeester Charles de Kerchove de Denterghem (1819-1882). Van alle burgemeester van Gent is deze toch wel het best gediend. Deze ingenieur bestuurde Gent van 1858 tot 1881, dus 24 jaar lang! Hij gaf zijn naam niet alleen aan de betalende meisjesschool in de Pollepelstraat, waarover straks meer, maar ook aan een van de mooiste stukjes van de stadsring dat in 1918 tevens zijn naam zou krijgen.
Zijn monument kwam aan het de hoek van het Citadelpark met de Leopold II-laan, omdat precies tijdens zijn bestuur de Citadel gesloopt werd en plaats maakte voor een fraai park. Het werd een fontein om eraan te herinneren dat zijn stadsbestuur in 1883 het watervoorzieningbedrijf, dat was opgericht in 1874, Â had overgenomen. Dit monument werd ontworpen door beeldhouwer Hippolyte Leroy (1857-1943) en architect Achille Marchand (1849-1925).
Charles was een belangrijke schakel in de liberale politieke dynastie van de  gefortuneerde adellijke familie de Kerchove de Denterghem waar nepotisme niet uit de lucht was. Na zijn ingenieursstudies wijdde hij zich aan zijn twee grote passies, de politiek en de bloemen. Op dertigjarige leeftijd werd hij lid van de Oost-Vlaamse provincieraad.
Toen de liberalen in 1854 de gemeenteraadsverkiezingen verloren en zijn vader Constant moest aftreden als burgemeester van Gent, nam zoon Charles de leiding van de Liberale Associatie in handen. Hij herstelde de eenheid in de nog jonge partij, won in 1857 de gedeeltelijke gemeenteraadsverkiezingen en kon de burgemeesterssjerp overnemen van de katholiek Judocus Delehaye (1800-1888). In 1860 bewees zijn tweede kiescampagne dat zijn succes van 1857 geen toeval was geweest. Tot aan zijn politiek afscheid in 1882 ondervond hij bij de gemeenteraadsverkiezingen geen noemenswaardige oppositie. De katholieke partij stelde zelfs geen eigen kandidaten meer voor.
Charles de Kerchove was 24 jaar burgemeester en zorgde tijdens zijn bewind voor een transformatie van Gent. Zo ging een eerste echte saneringsgolf door de oude stad en kreeg het Zollikofer-De Vigneplan voor de herinrichting van het Gentse Zuidkwartier vorm (zie deel 20). Rond de Kuip liet het stadsbestuur moderne verbindingswegen aanleggen (nu de kleine ring). De constructie van een ringspoorweg zorgde voor een betere ontsluiting van de buitenwijken en een optimalere benutting van het groeiende potentieel van de haven.
Burgemeester de Kerchove zette zich ook onvoorwaardelijk in voor de secularisering van het openbaar leven. De Burgerlijke Godshuizen (een voorloper van het OCMW) konden een nieuw, modern ziekenhuis bouwen, de Bijloke (zie deel 17). Ondanks zwaar verzet van de Gentse bisschop Henri Bracq nam het stadsbestuur een nieuwe begraafplaats aan de stadsgrens in gebruik zonder dit te laten inzegenen. De Westerbegraafplaats kreeg daarom de scheldnaam “Geuzenkerkhofâ€.
Vanuit dezelfde overtuiging en het typisch liberale geloof in de vooruitgang had Charles de Kerchove veel aandacht voor het officieel onderwijs. Onder zijn bestuur verviervoudigde het aantal lagere scholen. Het secundair en hoger onderwijs kregen belangrijke stimulansen, onder meer door de organisatie van de lerarenopleiding. De universiteit kon aan de Rozier een indrukwekkende nieuwbouw optrekken, het Instituut voor de Wetenschappen (zie deel 9). De huidige omvang van het stedelijk onderwijs in Gent heeft ongetwijfeld zijn wortels in de politieke visie van Charles de Kerchove en zijn tijdgenoten.
De Kerchove verwierf internationale faam als plantenliefhebber en botanist. Hij werd voorzitter van de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde, die de Floraliën organiseerde, en zorgde voor de uitbreiding van het Casino aan de Coupure. Heel veel indruk maakte de wintertuin die hij liet bouwen op zijn domein aan de Nieuwe Wandeling. Met zijn zoon Oswald (1844-1906) op kop bleef de familie toonaangevend in de volgende anderhalve eeuw Gentse bloementeelt, waarover straks meer.
Charles de Kerchove overleed in 1882 en werd begraven in een van de meest monumentale graftombes op ‘zijn’ Westerbegraafplaats. Op de onthulling van zijn standbeeld moest Gent wachten tot 1898.
Op de dag van de inhuldiging van het monument was de hele stad versierd. Op de tonen van Klokke Roeland trok een stoet van duizenden Gentenaars van de Botermarkt naar de Charles de Kerchovelaan (toen nog Citadellaan). Daar volgde een parade met meer dan 80 liberale verenigingen en muziekkorpsen.
Vijfenzeventig jaar later kreeg ook het standbeeld van zijn zoon Oswald een plaats in het Citadelpark, waarover straks meer. Zo hebben vader en zoon elk een monument op een boogscheut van elkaar, een ongetwijfeld unieke situatie.
De aanvankelijk zeer homogene voornamelijk neoclassicistische straatwand uit de Belle Epoque aan de fontein, bepaald door middelgrote en grote burgerhuizen, werd in recente tijd verstoord door schaalbrekende flatgebouwen zoals te zien op deze hedendaagse foto van Jos Tavernier.
Over de afbraakplannen van de panden Charles de Kerchovelaan 5 tot 13 was in 1989 heel wat commotie. Deze gebouwen van ongeveer 1880, gedeeltelijk te zien op de vorige Suggpostkaart links van de fontein, behoorden allemaal toe aan de familie Thomas. Het waren typische “maisons de maître†oftewel herenhuizen. Een projectontwikkelaar wou daar appartementen zetten, maar een buurtcomité kwam daartegen in het verweer en kreeg daarbij de steun van 50 prominenten uit Gentse culturele kringen, onder wie Jan Hoet en Geert Van Doorne van de Dienst Monumentenzorg.
Deze laatste sprak van “onvervangbare, van een tijdloze kwaliteit getuigende woonentiteitenâ€. Uiteindelijk kwam er een vergunning uit de bus waarbij beslist werd 2 van de 5 panden te behouden en de rest te vervangen door nieuwbouw zoals heden te zien links op de recente foto. De toenmalige bevoegde schepen Frank Beke benadrukte toen dat er in deze zaak “delicaat te werk moet worden gegaan†en dat zo een “eerbaar compromis†was bereikt. Een Salomonsoordeel om U tegen te zeggen. Nieuwbouw van 24 meter hoog en 7 verdiepingen toelaten naast herenhuizen met slechts 3 lagen levert een soort postzegelarchitectuur op waarvan men in het buitenland enkel smalend spreekt vrees ik. De actiegroep waarvan ik deel uit maakte, oordeelde in 1993 dat dergelijke buiten-schalige nieuwe projecten het rijhuis en de burgerwoning versmachten. Zij verminken de charme die de eigenheid van elke stad vormen.
De fontein bestaat uit een twintig meter hoge zuil versierd met plantenmotieven en met bovenop het Ionisch kapiteel een vergulde bronzen vrouw van 2,2m op één been met palmtak dat de roem verbeeldt. Halverwege de kolom bevindt zich het witmarmeren borstbeeld van de burgemeester.
Beneden aan de belle-epoquefontein leidt de trappenpartij naar een brede sokkel versierd met waterdruppels, vier waterspuiters in de vorm van maskers en  een sierlijke waterpartij die de vier belangrijkste Gentse waterlopen symboliseren: Schelde, Leie, Lieve en Rietgracht. Een etage hoger staat onder de voornoemde buste een groep van drie halfnaakte maagden die hulde brengen aan Charles de Kerchove de Denterghem. Zij stellen het onderwijs, de industrie en de schone kunsten voor. In 1902 schonk Hippolyte Leroy deze  hoofdgroep van het monument, in gips, aan het museum voor Schone Kunsten en ook daarvan maakte Albert Sugg een postkaart.
Het onderste brons van het monument werd tijdens de oorlog 1914-1918 naar Duitsland gevoerd om gesmolten te worden voor het vervaardigen van oorlogstuig.
Deze recente foto van Jos Tavernier toont ons deze groep aanbidsters op het monument zelf.
Op het tracé van de stadsomwalling werd rond 1875 de Citadellaan aangelegd, sedert 1918 tussen de vroegere Kortrijksepoort en Heuvelpoort Burgemeester de Kerchovelaan geheten. De andere burgemeesters worden minder geëerd in het stadsbeeld. Joseph Van Crombrugghe (1770-1842), de eerste burgervader na de Belgische onafhankelijkheid van 1831 tot 1836 en nadien nogmaals van 1840 tot 1842, moet het stellen met een straatje in de buurt van de Tolpoort.
Zijn drie opvolgers zijn helemaal vergeten. Wie kent nog de namen van Jean-Baptiste Minne-Barth (1796-1851) burgemeester tot 1840, graaf Constant de Kerchove de Denterghem (1790-1865), burgemeester tot 1853 en vader van onze Charles, of de hoger reeds geciteerde Judocus Delehaye, burgemeester tot 1857?
Na het ontslag van Charles bleef het burgemeesterambt in de familie omdat schoonzoon Hippolyte Lippens (1847-1906, in 1855 gehuwd met Louise de Kerchove de Denterghem, de dochter van onze Charles) de sjerp overnam tot 1895. Dit leverde hem postuum een belangrijk kruispunt op, maar de hoek van de Vlaanderenstraat en Brabantdam is bij de Gentenaars beter bekend als het Rondpunt.
Toen Lippens in 1895 nogal toevallig niet herkozen werd, kon de stadsingenieur Emile Braun (1849-1927) burgemeester worden in feite tot 1921, doch onderbroken door WO I. Miel Zoetekoeke was erg populair. Tien jaar na zijn dood onthulde men een gedenkplaat op het plein naast het belfort dat nog steeds zijn naam draagt. Dit monument kenden de toeristen beter als De bron der geknielden en de Gentenaars als De vijf pissertjes. Ingevolge de KoBra-werken werd dit monument echter gesplitst en verdween Brauns herdenkingsplaket ergens naar een hoekje, los van de voornoemde bron.
Het zal niemand verwonderen dat de oorlogsburgemeesters geen straatnaam of monument kregen. En de anderen? Alfred Vanderstegen (1869-1959), de liberaal die Gent met een tripartite bestuurde van 1921 tot 1940, kreeg een straat in het Scheldeoord. Voor Emile Claeys (1894-1984), burgemeester van 1946 tot 1952 en van 1958 tot 1970 doopten ze een afgelegen straat in Gentbrugge. Geeraerd Van den Daele (1908-1984), burgemeester van 1971 tot 1976, kreeg een laan ten noorden van het Sifferdok.
Voor twee van de vier andere overleden burgervaders, met name Laurent Merchiers (1904-1986), burgemeester 1952-1958, en Placide De Paepe (1913-1989), burgemeester 1977-1982, lieten de Gentenaars wel borstbeelden kappen, maar vonden ze noch straat, plein of dok. De twee laatst overleden burgervaders, Jacques Monsaert (1934-2002), burgemeester 1983-1988, en Gilbert Temmerman (1928-2012), burgemeester 1989-1994, hebben ons blijkbaar nog niet voldoende lang geleden verlaten om in aanmerking te komen voor een straatnaam of dergelijke. Of speelt hier de bepaling dat bij het vaststellen van de naam van openbare wegen of pleinen enkel de namen van uit historisch, wetenschappelijk of algemeen-wetenschappelijk oogpunt belangrijke figuren daarvoor in aanmerking komen? In ieder geval komt Frank Beke (°1946), burgemeester van 1995 tot 2006, ook niet in aanmerking daar de reglementering voorschrijft dat de naam van een nog levende persoon niet mag worden gebruikt.
Over de  burgemeesters van de Gentse deelgemeentes herdacht in straatnamen zullen we het nu niet hebben. Ik wil er hier wel de aandacht op vestigen dat Charles de Kerchove de Denterghem met zijn 24 jaar burgemeesterschap geen record heeft als men ook rekening houdt met deze deelgemeentes.
In Zwijnaarde was Etienne della Faille (1892-1975) onafgebroken burgemeester van 1921 tot 1975, dus gedurende 54 jaar! Hij kreeg dan ook verdiend een parknaam voor zo een prestatie. Hij volgde zijn broer Idesbald (1885-1944) op die op zijn beurt van 1913 tot 1921 de opvolger was van zijn vader Adolphe (1985-1913) die er burgemeester was vanaf 1901. Van af 1901 tot 1975 droeg er dus ononderbroken gedurende 74 jaar een della Faille de sjerp in Zwijnaarde. Daarbij is de dynastie van de familie de Kerchove in Gent dus maar klein bier. Zijn er lezers die weet hebben van nog dergelijke lange familietradities in Vlaanderen?
Deze postkaart verstuurd in 1901 toont ons de oorspronkelijke groenaanleg aan wat toen nog de Citadellaan heette, met op de achtergrond de fontein van Charles de Kerchove de Denterghem. In 1948 werden deze bomen geveld en werd een rotstuin aangelegd met watervallen en vijvertjes. In de kelder van het monument werd een elektrische pomp geplaatst voor het hergebruik van hetzelfde water. Deze pompinstallatie werd vernieuwd in 1955.
Niet ver hier vandaan, aan de pergola van het Citadelpark, bij de hoek van de Leopold II- en Fortlaan, staat een gracieus eerbetoon aan graaf Oswald de Kerchove de Denterghem (1844-1906). Als kleinzoon van burgemeester Constant en zoon van voormelde  burgemeester Charles was hij voorbestemd om in de politiek te gaan. Oswald kreeg zijn beeld omdat hij de Floraliën zowel hun naam als hun internationale faam bezorgde.
Oswald de Kerchove was jarenlang provincieraadslid voor Oost-Vlaanderen (1871-1878), vervolgens gouverneur van Henegouwen (1878-1884), daarna volksvertegenwoordiger (1884-1895) en ten slotte senator (1900-1906).
Oswalds grote passie lag niet in de politiek maar in de plantkunde. Via zelfstudie werkte hij zich op tot een vermaard botanicus. Zijn studies over de orchideeën en palmbomen (die men in de winterserre van zijn vader kon bewonderen) bezorgden hem internationale faam. In 1886 volgde hij Hippolyte Rolin op als voorzitter van de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde, de vereniging die nog steeds de Floraliën organiseert. Zijn nakomelingen spelen tot vandaag een centrale rol in deze organisatie. Zo is André de Kerchove de Denterghem, de huidige voorzitter, zijn achterkleinzoon.
Onmiddellijk na het overlijden van Oswald de Kerchove in 1906 stelde de Koninklijke Maatschappij voor een standbeeld te laten maken. Op nog geen twee jaar brachten de organisatoren de nodige centen samen. De Brusselse beeldhouwer Jef Lambeaux (1852-1908) kwam als laureaat uit de wedstrijd.
Centraal in zijn ontwerp stond een bronzen beeld van Oswald, gezeten op een hoge sokkel, mijmerend met een boek in de hand, die gehuldigd wordt door de godin Flora en een onderdanige hovenier. Tussen die twee zaten nog twee engeltjes die het wapenschild van de graaf mooi rechtop hielden. Na overleg met het stadsbestuur koos men voor het Graaf van Vlaanderenplein aan het prestigieuze Zuidstation om dit monument op te richten..
De onthulling was voorzien op 25 april 1908. Die dag zou koning Leopold II met de trein naar Gent komen ter gelegenheid van de Floraliën en de honderdste verjaardag van de Koninklijke Maatschappij. Aan de vooravond rees er evenwel steeds meer kritiek. Niet iedereen smaakte de voorstelling van de godin Flora als een slanke jongedame met blote borsten. De plechtigheid werd geschrapt van het Koninklijke programma. Pas de volgende dag onthulden voorzitter van de Floraliën Alexis Callier en burgemeester Emile Braun het beeld.
Oswald de Kerchove bleef maar tien jaar staan aan het station. Op het einde van de Eerste Wereldoorlog eiste de Duitse bezetter alle mogelijke metalen op om zijn oorlogsindustrie draaiende te houden. Ze haalden ook Oswald van zijn sokkel om het brons te hergebruiken.
Maar amper vijf jaar na de oorlog stond er al een nieuw standbeeld, ontworpen door de Gentse kunstenaar Gustaaf Van den Meersche (1891-1970). Bovenop de oude sokkel aan het Zuidstation kwam een beeld van de godin Flora die, hoewel even schaars gekleed als in 1908, dit keer geen controverse uitlokte. Samen met vier kinderen bracht ze hulde aan de graaf, wiens portretmedaillon centraal op de sokkel geplaatst werd. De inhuldiging op 14 april 1923 viel opnieuw samen met de vijfjaarlijkse Floraliën.
Voor de toespraken zorgden onder meer burgemeester Alfred Vander Stegen en de Oost-Vlaamse gouverneur André de Kerchove de Denterghem (1885-1945), een zoon van de gehuldigde. Na de bouw van het Sint-Pietersstation verloor het Zuidstation zijn rol als spoorwegknooppunt en in 1929 werd het afgebroken. Voortaan stond het monument in het Zuid- of Albertpark. Nog eens veertig jaar later besloot de overheid een deel van het park op te offeren voor de aanleg van een op- en afrit van de autosnelweg (die men nu terug wil afbreken). Oswald stond in de weg en moest verhuizen. Het beeld bleef drie jaar in een depot opgeborgen en kreeg in 1974 een nieuwe, schitterende locatie toegewezen. De stad koos voor het Citadelpark, waar toen nog de Floraliën doorgingen. Wellicht heeft het daar zijn definitieve stek gevonden. Â
Zo zag het middenbermparkje er uit in 2012. In 2010 maakten de Japanse kerselaars het onderwerp uit van een heftige campagne van buurtbewoners. Die gingen in het verweer toen het er naar uit zag dat de bomen en het parkje plaats zouden moeten maken voor een extra voorsorteerstrook op de ring. Het comité “Red de Japanse kerselaars†haalde met een petitie met 7.000 handtekeningen zijn slag thuis. Het parkje bleef. In maart 2013 werden de Japanse Kerselaars echter toch gekapt daar al de bomen ziek bleken. In de plaats plantte de stad nieuwe Japanse kerselaars van 3,5 m hoog aan.
Charles de Kerchove nam in november 1881 om gezondheidsredenen ontslag als burgemeester. In december 1881 werd zijn marmeren borstbeeld in de gemeenteraadszaal geplaatst. De lagere hoofdschool voor meisjes aan de Pollepelstraat kreeg in 1881 de naam “Institut Charles de Kerchove†en het is deze school die Albert Sugg hier vereeuwigde op een postkaart.
Op de achtergrond ziet men de Savaanstraat en de kerk van het Sint-Barbaracollege waarover ik het eerder had in deel 7. Deze meisjesschool is een ontwerp van de stadsarchitect Chales Van Rysselberghe (1850-1920) van 1880-1881. Het bestond uit drie gelijklopende gebouwen. Het voor- en middengebouw werden gesloopt in 1961 en vervangen door nieuwe gebouwen zoals te zien op de volgende actuele foto van Jos Tavernier. Het achtergebouw, de oorspronkelijke school, bleef grotendeels bewaard en omvat een merkwaardige overdekte speelplaats met metalen spant.
De Pollepelstraat 15-17 huisvest nu een stedelijk internaat waar mijn zoon met veel genoegen aan terug denkt.
In 2004 fuseerde dit internaat met de Home Jules d’Asseler op Steenakker onder de naam “het huis van het kindâ€. De vestiging in de Pollepelstraat is nu een internaat voor ca. 50 jongens en meisjes vanaf 3 jaar die les volgen in het stedelijk onderwijs. Op Steenakker verblijven ca. 40 jongens en meisjes die les vogen in één van de scholen van het buitengewoon onderwijs van de Stad Gent.
© 2013 GENTBLOGT VZW
Iemand die met zoveel nauwkeurigheid informatie geeft over het verleden van mijn geboortestad verdient aanmoediging, telkens en opnieuw, voor deze unieke bijdragen aan het collectief geheugen.Toch.
Merci, dus.
Qua burgemeestersdynastieën zijn er effectief nog straffere voorbeelden te vinden. Bachte-Maria-Leerne bijvoorbeeld kende vóór de fusie, van 1884 tot 1976, met een onderbreking van slechts tien jaar, vertegenwoordigers van de familie t Kint de Roodenbeke als burgemeester. Het zal wel typisch zijn voor kleine landbouwdorpen met een adellijke familie als enige grootgrondbezitter in de gemeente.
Burgemeesters van Bachte-Maria-Leerne waren inderdaad:
1884-1921 : Arnold t’Kint de Roodenbeke
1921-1954 : Juan Léon Henri t’Kint de Roodenbeke
1954-1964 : Jules Van Der Vennet
1965-1976 : Juan t’Kint de Roodenbeke.
Gezien de onderbreking van 10 jaar is het ononderbroken record van Zwijnaarde hierdoor dus niet gebroken.