Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (30) Sikkel

vrijdag 15 november 2013 10u18 | Arthur De Decker | 3 reacties
Trefwoorden: , , , .

In deel 30 tonen we enkele zichten van postkaartenuitgever Albert Sugg van begin 1900. Het zijn huizen in de Kuip die verband houden met de familie Van der Sickelen. Arthur De Decker vertelt het verhaal en Jos Tavernier ging op stap om de huidige toestand vast te leggen. Voor de vorige afleveringen verwijzen we naar het archief.

De Sikkelstenen behoren tot de belangrijkste middeleeuwse patriciërshuizen van de stad, genoemd naar de familie van der Sickelen, die hier tijdens de 14de eeuw gehuisvest was. Zij ontleende haar naam aan het bekende landbouwwerktuig dat trouwens in het familiewapen is opgenomen. Zij bezaten zowel het grote ensemble op de hoek van de Hoogpoort en de Biezekapelstraat als het steen uit de 13de eeuw ernaast op de hoek van de Nederpolder, z.g. “de Kleine Sikkel”. Door een erfeniskwestie werd het Steen in 1531 verdeeld in de Grote Sikkel (Hoogpoort) en de Achtersikkel (Biezekapelstraat). Die laatste werd in 1573 door de abdij van Ename als refuge gebruikt. Vandaar dat eertijds de naam Toevluchtstraat werd gebruikt voor de verbinding tussen Nederpolder en Regnessestraat.

Serie 1 nr. 33 Achtersikkel  (1500)

Serie 1 nr. 33 Achtersikkel (1500)

In de Biezenkapelstraat ligt één van de meest pittoreske hoekjes van Gent. Voor 1896 was hier de Regnessestraat die echter verdween ingevolge de aanleg van het Sint-Baafsplein en het aanleggen van de Borluutstraat (nu Belfortstraat). De huidige naam van dit S-vormig straatje komt van het Biezekapelleke op het einde van dit straatje tussen Hoogpoort en Sint-Baafsplein. Deze kapel werd genoemd naar de stichter De Rondoan, heer van Bieze, die in 1608 schepen van de Keure was en in het aanpalende huis verbleef. Victor Fris vertelt in zijn boek van 1925 “De oude straatnamen van Gent”over deze kapel ook nog volgend verhaaltje: “Ten tijde van het verblijf van den prins van Oranje, zou volgens de getuigenis van een 96-jarig vrouwtje (in 1633 afgelegd) een soldaat, na schimp en lasteringen tegen het beeld uitgebracht te hebben, op het beeld geschoten hebben: doch de kogel sprong af op de wang van het beeld, en terugspringend, doorboorde hem het hart.” Moraal van het verhaal: schiet nooit op een beeld.

Sugg toont ons de Achtersikkel. Deze bestaat uit verschillende onderdelen die achteraan in de Grote Sikkel op de hoek van de Hoogpoort ingewerkt werden. De kern is een vierkant blok dat aan de drie zijden ingesloten is. De vrijstaande zijde valt op om zijn grote zandstenen 15de-eeuwse traptoren bekroond door een achthoekige stenen belvedère in renaissancestijl gebouwd rond 1566 en aanpalende bogenkonstructie die onderaan een waterput en bovenaan de kapel bevat. Aan de grote toren beantwoordt een kleinere in baksteen die bij het oude bouwblok (14de eeuw) aansluit.

De Achtersikkel werd in 1797 als nationaal goed verkocht . In de loop van de 19de eeuw hadden de vrijmetselaarsloge Les Vrais Amis, de Koninklijke Korenmaatschappij, het Van Crombrugghe-genootschap en als laatste de vrijmetselaarsloge La Liberté er hun zetel. Het hele complex, samen met het huis “de Zwarte Moor” waarover straks meer, werd eind 19de eeuw opgekocht door de stad, gerestaureerd tussen 1900 en 1908 door architect Ernest Van Hamme (1856-1932) en ingericht als muziekconservatorium volgens de plannen van stadsarchitect Charles Van Rijsselberghe (1850-1920). De gebouwen van de Achtersikkel werden gedecapeerd en het z.g. “huis Goetghebuer” afgebroken. Er werden nieuwe vleugels in dezelfde stijl opgericht onder meer om de zijgevel van de KNS te verbergen. Het is deze nieuwe vleugel die een tudorvormige poort kreeg met reliëf van de “Maagd van Gent” zoals te zien op Gentblogt.

De Achtersikkel werd in 1943 beschermd als monument.

33 Achtersikkel

Over de restauraties van de Grote Sikkel en Achtersikkel heeft Gentblogt reeds eerder bericht. Zie o.a. Subsidies voor restauratie Lievestraat en conservatorium Hoogpoort en De Achtersikkel in al zijn glorie.

Serie 1 nr. 262 Ingang Grote Sikkel 1481. De Zwarte Moor ca. 1481. De Grote Moor ca. 1481.

Serie 1 nr. 262 Ingang Grote Sikkel 1481. De Zwarte Moor ca. 1481. De Grote Moor ca. 1481.

Deze Suggkaart toont ons een stukje van de Hoogpoort. De middeleeuwse “Oeghe Port” was een der drukste assen van de stad en wordt reeds vermeld in de 13de eeuw. Het is een straat die begint bij de hoek met de Zandberg en in een wijde boog naar de Groentemarkt loopt. Ze verbond het grafelijke gebied met het stadhuis en de Sint-Janskerk. Het woord Poort komt hier oorspronkelijk van aanlegplaats en door zinsuitbreiding “bewoonde plaats”.

De oudste benaming van Gent is portus. Vandaar komt poorter, een stadsbewoner. Het hoogste gedeelte van de Poort, d.i. de Kuip van Gent, ligt ca. 14 m boven de zeespiegel, vandaar dus Hoogpoort. Toen het stadsbestuur omstreeks 1900 de Belfortstraat aanlegde als een nieuwe verbinding tussen het stadhuis en Sint-Jacobs, werd de Hoogpoort in twee gesneden. Het stompje aan de rechterkant (met het Sint-Jorishof) bleef de oude straatnaam behouden. De Hoogpoort mag niet worden verward met de Hoogstraat tussen de Poel en de Brugsepoortstraat, waar we het later nog zullen over hebben.

De Hoogpoort telt een aantal gevels in verschillende bouwstijlen, waarvan de oudste kernen teruggaan tot de 13de eeuw. De Suggkaarten Serie 1 nr.rs. 262 en 345 tonen ons de Sikkelstenen, de oudste gevelrij van Gent.

Rechts wordt op kaart nr. 262 ook nog een stukje van de afspanning Sint-Jorishof getoond, bij de Gentenaars beter bekend als Cour Saint-Georges. Dit werd gebouwd tussen 1469-1477 en was tot de Franse Revolutie het gildekokaal van de Kruisboogschutters Sint-Joris. Het Sint-Jorishof was tevens een gasthuis met kapel. In 1795 werd het hof als nationaal goed verkocht en daarna geëxploiteerd als herberg en afspanning. Sindsdien kende de grote zaal op de verdieping diverse bestemmingen: concertzaal voor de harmonie Sint-Cecilia, toneelzaal of verkoopzaal onder de naam Foore van Leipzig.

Het werd kort nadat deze foto werd genomen in 1911-1912 gerestaureerd door architect Henri Geirnaert (1860-1928). Het is toen dat men er een neogotische buitentrap aan toevoegde alsook een balustrade met gotisch maaswerk aan de trapgevel. Het topstuk werd verrijkt met het beeld van Sint-Joris met de draak van de hand van beeldhouwer Verbanck.

De Grote Sikkel, links op postkaart nr. 262, werd achtereenvolgens door belangrijke families bewoond, waaronder van Caudenhove, Damman, Rodriguez, de Beer, de Thiennes en de Limburg-Stirum. Voorname bezoekers genoten er gastvrijheid, waaronder Robrecht van Bethune en Alexander Farnese. Hier werd vermoedelijk de belangrijke beslissing genomen om de St-Baafsabdij af te breken.

De Grote Sikkel bestaat uit twee gotische trapgevels opgetrokken uit Doornikse kalksteen die volgens archiefstukken uit 1481 dateren en die te zien zijn op de volgende postkaart. Aan de grote toegangspoort hangt een omgekeerde toeter: een fakkeldover. Om er het muziekconservatorium te kunnen in onderbrengen ging men nogal drastisch te werk: alles wat niet uit de middeleeuwen of de renaissance dateerde verdween onder de sloophamer. Een deel van het complex van de Sikkel en de Zwarte Moor werd afgebroken om een grote zaal voor 600 personen te bouwen. Ook bij de restauratie van de gevels ging men zeer ingrijpend te werk zodat we beter spreken van een gevelreconstructie.

De Zwarte Moor of Kleine Moor kwam ca. 1475 samen met de Grote Moor tot stand ( Sugg vermeld ca. 1481 op zijn postkaarten) en bevat ook een restant van een middeleeuws Steen. Beide gebouwen hadden oorspronkelijk houten gevels die in de 15de eeuw werden vervangen door stenen gevels. Zij waren op dat ogenblik eigendom van de familie Van der Sickelen. Voor de bouw van de nieuwe gevel droeg het pand de huisnaam De Gans en in de 16de eeuw kwam de nieuwe naam De Zwarte Moor in gebruik.

Misschien heeft dit te maken met de plint van Doornikse steen, een restant of hergebruikt materiaal van het oude Steen. Deze plint vormde het wezenlijk verschil met het belendende pand de Grote Moor die een plint had van witte natuursteen. In 1454 werd dit huis vermeld onder de naam “’t Moriaenshoofd” en 20 jaar later als “den grooten Moer die men heet in Sente Martin”. In 1542 treffen we voor het eerst de benaming “den grooten Moor” aan. Alhoewel de Grote Moor dezelfde gevelproporties had als de kleine Moor, vermoedt men dat eerstgenoemde dieper moet geweest zijn.

262 zwarte moor

De Sikkelstenen en de Zwarte Moor werden recent licht gerestaureerd onder toezicht van architect Romain Berteloot (1946-2011) die absoluut gekant was tegen reconstructie.

Serie 1 nr. 345 Conservatorium: Voorsikkel (XIII° eeuw) Zaal (1481) Zwarte Moor (1481)

Serie 1 nr. 345 Conservatorium: Voorsikkel (XIII° eeuw) Zaal (1481) Zwarte Moor (1481)

Deze Suggkaart toont ons links de Nederpolder met de Kleine Sikkel op de hoek met de Biezekapelstraat en rechts daarvan de twee trapgevels en de ingangspoort tot de Grote Sikkel of Voor-Sikkel dat toen reeds fungeerde als Koninklijk Muziekconservatorium met zaal. Uiterst rechts de Zwarte of Kleine Moor op de Hoogpoort waarover we het reeds hadden bij de vorige postkaart.

We zien hier links dus de Kleine Sikkel vóór de ingrijpende restauratie door architect Ernest Van Hamme van 1913. Omstreeks het tijdstip waarop werd besloten tot het houden van de wereldtentoonstelling te Gent, waren de Grote en de Zwarte Moor, de Grote en de Achter Sikkel al gerestaureerd of gerenoveerd. Enkel de Kleine Sikkel zag er toen nog uit als een 19de-eeuws gebouw, zoals te zien op de Suggkaart.

Dit paste niet in het plaatje van de herboren middeleeuwse gebouwen. Dit was een doorn in het oog van de toenmalige Stedelijke Commissie voor Monumenten die zo snel mogelijk moest worden verwijderd. Dit Steen, opgetrokken van Doornikse natuursteen was in de middeleeuwen een beeldbepalend hoekgebouw dat de Zandberg domineerde. Achter de 18 meter brede rechthoekige lijstgevel lag een dubbel zadeldak. Het was een typische middeleeuwse schermgevel die het moest hebben van zijn indrukwekkende hoogte om de concurrentie ontzag in te boezemen. Dit romaanse gebouw onderging in het begin van de 19de eeuw ingrijpende veranderingen.

De gevel kreeg uiteindelijk in 1882 zijn neoclassicistisch uitzicht zoals te zien op de Suggkaart. Het gebouw werd in 1910 eigendom van de stad Gent. Het diende eerst als portierwoning en na de verbouwing als kantoor voor het Stedelijk Onderwijs. Dankzij de aankoop door het stadsbestuur ontstond de opportuniteit om de Kleine Sikkel, het “lelijke eendje”met het uitzicht van een 19de-eeuws gebouw, in zijn oude glorie te herstellen. Na restauratie zou de Kleine Sikkel het sluitstuk zijn van de lange gevelwand met belangrijke middeleeuwse huizen aan de Hoogpoort en Nederpolder.

Met de wereldtentoonstelling in het vooruitzicht werd in 1912 door de Commissie voor Monumenten een studie bevolen waarbij o.a. een timpaan werd ontdekt met het wapenschild met de drie sikkels van de familie Van der Sickelen. In 1913 werd de 19de eeuwse kroonlijst weggebroken en vervangen door kantelen. De gevel werd in zijn “middeleeuwse” staat hersteld met tweelichtvensters. Dit “middeleeuws” decor bracht elke toenmalige monumentenliefhebber in vervoering. Met inbegrip van de gerestaureerde gotische vleugel van het stadhuis vormde de rij Sikkels en Moren de langst herstelde straatwand die door geen enkel ander ensemble in Gent in lengte en omvang kon worden geëvenaard.

De Suggpostkaart toont ons de gevels van de Grote Sikkel na de gevelrestauratie van 1900-1908 uitgevoerd naar de plannen van reeds genoemde architect Ernest Van Hamme. Oorspronkelijk waren de beide trapgevels van de Grote Sikkel verschillend. Bij de restauratie werden ze geüniformeerd tot trapgevels van 3 bouwlagen met telkens 4 traveeën, ook al telde de 3de bouwlaag van de smalste trapgevel maar 2 traveeën. De neogotisch geïnspireerde opleiding in de Sint-Lucasscholen had tot gevolg dat bij een restauratie alles gelijkmatig en mathematisch correct moest zijn. Men gaf de voorkeur aan gelijke en evenwichtig opgebouwde gevels boven de restauratie naar de middeleeuwse bouwsporen.

345 Sikkel en Zwarte Moor

Het Sint-Jorishof, hier rechts op de recente foto van Jos Tavernier, is sedert 1903 in eigendom van de stad Gent en is sedert 1943 een beschermd monument. Het werd verpacht aan Catharina Segers. In 2000 werd de erfpacht overgenomen door de Franse groep Société lilloise d’investissement hôtellier (Slih). Die wilden er een viersterrenhotel met restaurant van maken. Alleen, in het hoofdgebouw zit een kapel die volgens monumentenzorg gerestaureerd moet worden. Daarin wilde Slih ook kamers maken. Dus werd de erfpachtovereenkomst in 2009 verbroken en werd het gebouw recent, na meer dan 10 jaar leegstand, door de stad verkocht voor 1.565.000 euro aan een mysterieuze persoon “met een hart voor historische panden”.

Hem wacht nog een zware restauratiekost. Het aantal in te richten hotelkamers is beperkt tot 25. Daarin zit niet het links daaraan palende De Witte Moor waarvoor 812.000 euro wordt gevraagd en nog op een koper wacht. De binnenkoer en het Koetshuis worden momenteel nog gebruikt door de NV Residentie Sint-Jorishof die het gebruikt als parkeerplaats voor Best Western Hotel Résidence Cour St-Georges.

© 2013 GENTBLOGT VZW

3 reacties »

  1. Reactie van Arthur De Decker

    De mysterieuze persoon “met een hart voor historische panden” die het Sint-Jorishof kocht voor 1,5 miljoen euro blijkt Peter-Jan Van Iseghem te zijn, mede-eigenaar van ribbetjesrestaurant Amadeus. Hij wil er onder meer een chique brasserie in onder brengen. Zie De Gentenaar vandaag..

    • Reactie van Roland

      Gelukkig maar, het heeft lang genoeg geduurd. Bravo voor Mr Van Iseghem.

  2. Reactie van Catherine Boone

    Beste lezer(es),

    Biezekapelstraat is een gezellige straat om te lopen. Bij deze deel ik volgende blog met je:
    http://catherineboone.blogspot.com/2014/01/gent-art-nouveau-architectuur-in-het.html

    Reacties altijd welkom.

    Met vriendelijke groet
    Catherine Boone