Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (31) De Heirnis
In deel 31 maken we aan de hand van de postkaarten serie 1 van de uitgever Albert Sugg nader kennis met de Gentse wijk Heirnis. Arthur De Decker zorgt voor de commentaar bij de antieke zichten en Jos Tavernier toont ons hoe dat er nu uitziet. De vorige delen zijn raadpleegbaar in het Gentblogt-archief.
De wijknaam Heirnis komt van Heernesse (vroegste vermelding 1336) wat in feite kudde betekent . Het was een uitgestrekt meersgebied langs de Schelde van de huidige Achtervisserij in het westen tot de grens van Sint-Amandsberg met Destelbergen in het oosten. Voor nadere uitleg verwijs ik naar het boek “Van wei tot wijk†in 1988 uitgegeven naar aanleiding van honderd jaar Heirnis en waaraan ik mijn medewerking verleende. Momenteel is dat boek niet meer in de handel verkrijgbaar doch geen nood want vandaag, op 22 november 2013, verscheen bij uitgeverij Ultame Thule het boek “Heirnis ofte Antonius Van Paduaâ€, het negende boek van Pieter van Aalst die systematisch alle Gentse parochies uitgebreid beschrijft. Het is te koop in de Stadswinkel onder het Belfort. Voor meer info: www.ultimathule.be
Albert Sugg toont ons hier de Nederschelde met rechts het huidige Keizerpark en links de toenmalige beboomde Scheldelaan, die sedert 1942 Vlaamsekaai heet. De Schelde vormt hier de grens tussen Gent (Heirnis) en Gentbrugge (Gulden Meersch, Sas- en Basijwijk). Vandaar dat de sluis aldaar in 1867 gebouwd het Gentbruggesas wordt genoemd. Amper te zien op deze postkaart is links de monding in de Nederschelde van het in 1752 gegraven Visserijkanaal, ook Rommelwater geheten, met Visserijsas en Visserijkombrug , maar daarover meer in een volgende aflevering.
We zien dat de Nederschelde toen nog druk bevaren werd. Langs de Nederschelde en het Gentbruggesas kon men immers via de Zeeschelde naar Antwerpen varen. Wist u trouwens dat er momenteel op de Nederschelde tussen Gent en Antwerpen geen enkel sas is of was zodat eb en vloed zich dagelijks tot aan dit sas manifesteert? Ingevolge dit sas meerden veel binnenschippers hier aan. Dit gebeurde ook omdat veel binnenschippers toen op de Heirnis een woning hadden of er hun inkopen deden.
Op het eiland waar nu het Keizerpark is was ooit het machinebouwbedrijf Denobele-Nollet en later het constructie bedrijf NV De Keukelaere gevestigd.
Op regelmatige tijdstippen werd Gent geteisterd door overstromingen waarbij o.a. de Vlaamsekaai blank stond. Daaraan werd in grote mate verholpen toen de Ringvaart in 1969 in gebruik werd genomen, en toen het Gentbruggesas rond 1985 dubbelkerend werd. Hierdoor is er nu zo goed als geen binnenscheepvaart meer langs de Nederschelde en is de Zeeschelde voorbij het sas aan het dichtslibben.
Bij de opening van de Ringvaart rond Gent op 18 november 1969 beweerde Hoofdingenieur-directeur P. Lagrou dat de Nederschelde o.a. werd behouden om sociale overwegingen: “Het kwartier van de Vlaamsekaai is immers een scheepvaartkwartier waaraan vele schippersgezinnen zijn gebonden door familiebanden, zakenrelaties, enz. zodat men het nodig geoordeeld heeft de schippers in hun doortocht in het Gentse de mogelijkheid te bieden dit kwartier aan te doen en er b.v. het weekend door te brengen zonder dat hun schepen de havens van de Ringvaartsluizen zouden vullen.â€
Op deze actuele foto van Jos Tavernier, genomen vanop de Keizerbrug, is goed te zien hoe ingrijpend deze uithoek van de stad in de loop van de voorbije 100 jaar is gewijzigd. We zien links het Keizerviaduct met de monding van het Visserijkanaal in de Nederschelde. Dit viaduct werd tussen 1968 en 1971 opgetrokken als onderdeel van de kleine ring rond Gent. Dwars over de Nederschelde loopt de fietstuibrug die de Visserij sedert 2004 verbindt met het Keizerpark en zo voor een veilige fietsroute zorgt naar Ledeberg en Gentbrugge. Langs de Vlaamsekaai werden alle bomen gerooid en loopt er nu de Kleine Ring E40 waar er enkel in theorie slechts 50 km/u mag worden gereden. De villa’s en herenhuizen langs de Vlaamsekaai werden grotendeels vervangen door smakeloze appartementsgebouwen.
Achteraan zien we de in 1930 gebouwde sociale woonwijk Scheldeoord in gele baksteen, een complex van 20 meter hoog met oorspronkelijk 450 woningen ontworpen door architect Paul Detaeye in opdracht van de stedelijke dienst voor woningbouw. In de volkmond kreeg dit complex de naam “Scheldemoord†wegens zijn ooit verloederde toestand. Daarachter bevindt zich het Emile Moyson-Complex. Dit eveneens stedelijk complex bestaande uit twee blokken, werd opgetrokken in 1956-1958, bevat 75 sociale woningen en worden door sommigen de “margarineblokkenâ€Â geheten.
Deze prachtige Suggkaart kwam reeds eerder aan bod op Gentblogt.
Het toont ons de toen nog ongeschonden beboomde Scheldelaan, heden Vlaamsekaai, met rechts de Nederschelde en links de rijkversierde eclectische burgerhuizen die hier tussen 1894 en 1902 werden gerealiseerd naar een ontwerp van bouwmeester Jacob Gustaaf Semey  (1854-1935) die in Gent op relatief korte tijd meer dan 300 woningen realiseerde. Semey woonde op het moment dat deze foto werd genomen in de rechterhelft van een imposante neoromaanse villa “Van Rijswijck†die hij in 1896 langs deze Scheldelaan liet bouwen. De woning was de zetel  van de in 1897 opgerichte Naamloze Gentsche Bouwmaatschappij, waarvan hij de architect  was, en die een soort monopolie had voor de meeste bouwwerken in de Heirniswijk en langs de Scheldelaan.
Daarover schreef Gabriel Celis in 1909 als volgt: “Willen wij onze wandeling tot aan de Scheldelaan voortzetten, dan kunnen wij tal van schoone eigenaardige lusthuizen of villa’s bewonderen die elk aan een persoon gewijd zijn welke in de Letterkunde of in de Schoone Kunsten naam heeft weten te verwerven. Zo zien we er de borstbeelden prijken van J.Fr. Willems, Conscience, Ledeganck, Peter Benoit, De Crayer, De Liemackere, enzâ€.
In de achterliggende Heirniswijk bouwde de voornoemde Bouwmaatschappij naar ontwerpen van Semey nog tientallen meer bescheiden woningen. Zij waren bedoeld voor arbeiders of middenstanders, terwijl de rijkelijk gedecoreerde villa’s aan de Vlaamsekaai voorbehouden waren voor de gegoede burgerij. Daar trachtte Semey met alle mogelijke combinaties van tekst en beeld zijn pro-Vlaamse politieke standpunten kenbaar te maken. Het vormde één groot lofdicht voor Vlaamse kunstenaars en politici die volgens hem de eigenheid van de Vlaamse cultuur belichaamden.
Zij vormden tot de jaren 1960 een uniek ensemble dat qua stijl kon vergeleken worden met de Cogels-Osylei in Berchem (zie ook de inventaris van onroerend erfgoed), maar dat zonder veel protest voor meer dan de helft werd gesloopt om meer renderende, maar weinig geïnspireerde appartementsgebouwen op te richten. Om deze afgang verder tegen te gaan diende ik in 1992 een verzoek in tot bescherming waardoor de huizenrij Vlaamsekaai nr. 88 tot 103 en nr. 10-113 op 30 maart 1994 om zijn historische en beeldbepalende waarde werd beschermd als stadsgezicht.
De Vlaamsekaai nu gekiekt door Jos Tavernier. Er is geen plaats meer voor spelende kinderen. Het groen is verdwenen, auto en asfalt hebben hun machtsgreep uitgevoerd. De grondspeculanten uit de golden sixties haalden grotendeels hun slag thuis. De huizenrij van Semey, die ooit was opgevat als een droomreis doorheen de geschiedenis van de bouwkunst, werd uit winstbejag grondig verminkt.
Het gemoed van de huidige wandelaar zal vermoedelijk nu nog nauwelijks worden beroerd door wat nog rest van die eertijds bejubelde gevels. De auto’s op de stadsring verplichten de wandelaar meer oog te hebben voor zijn hachje dan voor de architectonische creaties. Bewondering voor de eclectische realisaties van Semey is heden ten dage nauwelijks nog aan de orde. Er heerst eerder een gevoel van verbazing, want wie heeft het ooit in zijn hoofd gehaald om dit merkwaardig bouwkundig patrimonium op zo’n ongelukkige locatie in te planten.
Dit geldt niet enkel voor de Vlaamsekaai maar ook voor zijn noch als stadsgezicht noch als  monument beschermde verwezenlijkingen elders in Gent zoals in de Baudelostraat, Wolfstraat en Belfortstraat. Zou dit kunnen verband houden met het feit dat Semey na WO I werd beticht van activisme en nadat de inboedel van zijn toemalige woning “De Passer†in de Wolfstraat op de straat werd gekieperd naar Nederland vluchtte?
Sugg toont ons de Nederschelde gezien vanaf de Petroleumstraat (heden Denderlaan), juist voorbij het Gentbruggesas en de tussen 1872 en 1875 ontstane Ringspoorlijnbrug(officieel nu Guldenmeersbrug). De Nederschelde, vanaf daar ook wel Zeeschelde genoemd, werd toen nog druk bevaren door  binnenschippers. De boten met schoorsteen zijn stoomsleepboten die de motorloze schepen van de nodige trekkracht voorzagen en die een snelheid haalden van 3 tot 7 km per uur , naargelang het een konvooi met geladen schepen was of een enkeling.
Links zien we de nog praktisch onbebouwde linkeroever die toen nog Scheldelaan heette. Daar stonden wel sedert 1892 de eerste  petroleumtanks op Gents Grondgebied die in 1930 plaatsmaakten voor het Scheldeoord. In  1924 werd die trekweg daar herdoopt tot Jan Delvinlaan naar de in 1922 overleden Gentse kunstschilder. Centraal op de postkaart zien we de kerktoren van Gentbrugge Op de rechteroever, op Gentbrugge dus, was er een industriepark met het schoensmeerfabriek Rinskopf, een weverij en ververijen en de Clouterie et Tréfilerie des Flandres, in de volksmond de puntfabriek genoemd. Deze populaire naam kwam er omdat men er aanvankelijk puntjes aan stalen kabels maakte en afknipte tot spijkers. Dit bedrijf palmde uiteindelijk alle omliggende panden in en groeide uit tot een bedrijf dat in zijn glorietijd 1.700 mensen tewerkstelde. In 1953 werd het bedrijf opgenomen in de nv Aciéries Réunies de Burbach-Eich-Dudelange, afgekort Arbed. In 1993 sloot het zijn deuren, het onderdeel Treillarmé -dat staalnetten produceerde- bleef echter nog actief tot 2002.
Na jaren leegstand werden de gebouwen en grond gesaneerd. De Stad Gent herbestemde deze site voor wonen, werken en ontspannen. Enkele gebouwen gingen tegen de grond maar anderen werden gerestaureerd, zoals het Centrum voor Sociale economie De Punt. Op het terrein vindt men nu ook sedert 2005 de Zwarte Doos dat het stadsarchief van Gent en de dienst Stadsarcheologie huisvest. Hiervoor werd de refter van de voormalige puntfabriek gerenoveerd tot kantoren en in een nieuwe uitbouw met dakterras kwam de gespecialiseerde opslagruimte. Dit renovatieontwerp is van de hand van de reeds eerder genoemde Ro Berteloot. Ondertussen kwamen er ook nieuwe KMO’s, het Arbedpark en, zoals te zien op de volgende recente foto, meerdere nieuwe woonblokken.
Dit is wat nu nog rest van de eens zo machtige Zeeschelde achter het Gentbruggesas. Volgens de meeste omwonenden is dit nu nog enkel een stinkende modderpoel die bij zomerse temperaturen zorgt voor vervelende insecten, namelijk Culicoides rhieti ofte knijten. Dit 1 tot 3 millimeter grote beestje komt eigenlijk  vrijwel nooit voor in stedelijk gebied, maar wel bijvoorbeeld massaal  in sommige delen van de Schotse hooglanden en in veengebieden, modderpoelen en slib. Een beet is op zichzelf niet gevaarlijk maar kan bij sommige mensen zware allergische reacties veroorzaklen.
Als oplossing stelde Waterwegen en Zeekanaal voor om een nieuwe sluis te bouwen in Heusden waardoor er tussen Melle en Gent terug water zou stromen in de Schelde en de knijten zouden verdwijnen.
Tegen dit 13,7 miljoen euro kostende plan kwam dan weer reactie van de natuurverenigingen die voorstander zijn van het laten verzanden van de Schelde tot een soort Zwin.
In 2012 vond er een inspraakactie plaats over dit plan onder de naam “ Plan-MER Sigmaplan Gentbrugge-Melle “ waarvan de resultaten nog niet werden bekend gemaakt.
Om deze foto te maken moest de fotograaf zich  buiten Gent begeven en bevond hij zich op het grondgebied van Gentbrugge. Wie goed kijkt ziet in de verte rechts de Gentse torenrij. Toch komt deze kaart in de serie 1 over Gent voor en dit onder het opschrift “Le pont de l’Heirnesseâ€Â daar waar het de Gentbruggebrug betreft.  De toen op foto vastgelegde houten draaibrug over de Nederschelde was toen tamelijk recent want dateert van 1893 en was toen de eerste vaste verbinding tussen Gentbrugge en de Heirnis op Sint-Amandsberg. Kooplieden die voordien vanuit Lochristi, Oostakker of Sint-Amandsberg naar Gentbrugge, Ledeberg of richting Brussel wilden, waren noodgedwongen langs Gent om te rijden met paard en kar (tenzij men het veer nam aan Eenbeekeinde).
Deze brug kwam er op vraag van Sint-Amandsberg. De benaming “Gentbruggebrug†verwijst eigenlijk nog steeds onbewust naar de vragende partij uit de 19de eeuw. Sint-Amandsberg wilde een verbinding met Gentbrugge en had dus steeds de mond vol over “Gentbruggebrugâ€. Bij geen enkele Gentbruggenaar is het ooit opgekomen om te spreken over de “Sint-Amandsbergbrugâ€. Decennia lang deed de bruggendraaier zijn werk en draaide zijn houten brug telkens een binnenschip om doorvaart verzocht.
Op 17 mei 1940 werd de brug opgeblazen om te beletten dat de Duitser over de Schelde zou geraken. Gezien haar strategisch belang werd op de resten zeer snel een ijzeren noodbrug opgetrokken die bleef dienst doen tot 1947. De huidige vaste brug, te zien op de volgende recente foto van Jos Tavernier, vervangt sedert  1947 de noodbrug.
Ik maak van de gelegenheid gebruik om er de aandacht op te vestigen dat de herkomst van de naam “Gentbrugge†onduidelijk blijft. De bewering in het Verklarend woordenboek van de Vlaamse gemeentenamen van Frans Debrabandere en Magda Devos, dat Gentbrugge is genoemd naar de brug over de Schelde op een weg naar Gent klopt in ieder geval niet. Er was toen deze plaatsnaam voor het eerst opdook (1152) nog geen dergelijke brug. Volgens Maurits Gysseling in Speurtocht in het vroege verleden van Gent en omgeving, in Jb De Oost-Oudburg 1986, p. 11,  baart de precieze betekenis van het woord brug in Gentbrugge nog moeilijkheden. Misschien heeft Siegfried De Laet het bij het rechte eind en betekent het toponiem Gentbrugge “De aanlegplaats bij- of knuppelweg naar Gandaâ€. Zie daarover Luc Devriese en Maria De Groote, Ganda, Gandavum, de Romeinse nederzetting te Destelbergen-Eenbeekeinde en de naam Gentbrugge, in jb 2011 De Oost-Oudburg, p. 240-268.
Op de actuele foto van de Gentbruggebrug staat nu ook rechts de boekentoren (gebouwd in 1936) en links de toren van de Sint-Pieterskerk en de schoorsteen van het stookgebouw na renovatie, nu bedrijfsruimte voor Anton Par.
© 2013 GENTBLOGT VZW
Plan -MER….. 2012, niet 1912
Uiteraard. Excuses. Werd reeds gewijzigd in tekst.
Sorry Arthur, maar andere afwijkingen zijn in uw teksten moeilijk te vinden. Nog “dank u” voor deze indrukwekkende bijdrage. Wanneer komt de Muinkkaai – Quai des Moines aan de beurt?
Alles op zijn tijd, Jean Marie.
Blijf het volgen.
Dat weinig tot geen huizen van Semey beschermd zijn heeft volgens mij meer te maken met de onkunde van de beleidsvoerders en gebrek aan respect voor bepaalde vormen van bouwkunst ( er wordt nogal smalend neergekeken op de “eclectische” stijl).
De stadsrand zoals Sugg die heeft vastgelegd lijkt onvoorstelbaar rustig. Gent was een extreem compacte stad: de meeste Gentenaars woonden nog in de binnenstad, waarvan tot bijna één op drie in een beluik.
Enig idee wanneer de bomen van de Vlaamsekaai werden geveld? In de jaren 50, zoals het grootste deel van de binnenring (R40).
Ivm. oorsprong van de benaming ‘Gentbrugge’: Kan een knuppelweg niet als een soort brug beschouwd worden? Dan krijg je een “brug naar Gent”… ?
*is slechts een bedenking, niet wetenschappelijk of geschiedkundig onderbouwd.
Onder de actuele foto met fietserstuibrug wordt de Kleine Ring op de Vlaamse Kaai ook E40 genoemd.
*met overigens heerlijke vermelding van de maximum-snelheid. :-)
Moet dat niet R40 zijn?
Verder erg boeiend en leerrijk stuk!
Het zet aan tot verder studeren en lezen, helaas is m’n middagpauze zometeen over :(
Tot de volgende!
Zeer boeiende tekst annex foto’s
Enkele nuances:
het is zeker niet meer volgens de meeste omwonenden een stinkende modderpoel. De stank is dankzij de aquafinwerken enkele jaren geleden en het ontwikkelen van brede rietkragen, volledig weg.
Jammer dat er geen foto’s door Sugg genomen zijn bij laag tij, dan zou er ook modder te zien zijn.
Bekijk de Schelde eens zoals ze nu is, met ‘machtige’ slikken en schorren, en je krijgt een idee hoe ze was voor ze naar de hand van de mens gezet werd.
Om knijten te bestrijden zijn er goedkopere ingrepen dan een sluis met pleziervaart.
Er is meer nood aan een voetgangers-fietsbrug als alternatief voor de levensgevaarlijke Gentbruggebrug, laten we hem de ST-Amandsbergbrug noemen ;-)