Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (46) Sint-Baafsabdij I

vrijdag 7 maart 2014 9u08 | Arthur De Decker (tekst), Jos Tavernier (beeld) | 6 reacties
Trefwoorden: , .

In de serie 1 over Gent van de postkaartenhandelaar Albert Sugg mochten uiteraard de romantische ruïnes van de  Sint-Baafsabdij in de Machariuswijk niet ontbreken. Deze waren reeds tijdens La Belle Epoque een toeristische attractie, en dus liet Sugg over deze locatie niet minder dan 13 verschillende postkaarten maken. Omdat deze hier niet allemaal in één deel kunnen aan bod komen volgen later nog delen II en III.

Deze plek ligt op de plaats waar naar verluidt de stad Gent is ontstaan. Het is hier niet de plaats om gans de ontstaansgeschiedenis van deze stad in detail te schrijven. Voor een schematisch overzicht daarvan wordt verwezen naar deze wijze website De Kuip.

Arthur De Decker geeft als naar gewoonte enige achtergrondinformatie  bij de Suggkaarten en   fotograaf Jos Tavernier ging op zoek naar wat er daar nu nog van rest. De vorige delen vindt u in het archief van Gentblogt.

69 Ruines de l'Abbaye de St-Bavon I.Le Puits (XVI siécle)

Serie 1 nr. 69 Ruines van Sint-Baafsabdij I. De put (XVI-de eeuw)

In een oase van rust en groen ligt op nauwelijks enkele minuten van het centrum van Gent een uniek stukje Gents verleden. Op de plaats waar Leie en Schelde samenvloeien bevinden zich de ruïnes van de voormalige Sint-Baafsabdij. Op deze strategische plaats stichtte Amandus, een zendeling uit Aquitanië die de streek kwam bekeren tot het christendom, in de 7de eeuw een abdij die in de loop der eeuwen zou uitgroeien tot één van de machtigste in Vlaanderen. Enkele jaren na de stichting trad een edelman in het Gandaklooster in en nam er de naam Bavo aan. Hij overleed omstreeks 650, werd weldra als heilige vereerd en in de 9de eeuw werd de abdij naar hem genoemd.

De Sint-Baafsabdij werd in de 9de eeuw door de Noormannen verwoest. In de 10de eeuw werd ze heropgericht onder impuls van Arnulf de Grote, graaf van Vlaanderen. In de 12de-13de eeuw was de abdij zeer welvarend. De Graven van Vlaanderen hadden zelfs binnen de muren van het klooster hun woning, waar ze liefst verbleven als de plechtigheden hen niet op het Gravensteen hielden. In het  majestueuze decor van de oude romaanse zalen en crypten, van kruisgangen en stemmige binnenplaatsen logeerden hoge gasten tijdens hun oponthoud te Gent. Edward III, koning van Engeland en bondgenoot van Jacob van Artevelde nam er zijn intrek. Onder abt Rafaël de Mercatellis (einde van de 15de eeuw) kende ze haar laatste bloeiperiode en gebeurden verschillende verbouwingen en verfraaiingen.

In 1540 gaf keizer Karel bevel grote delen van de abdijgebouwen en de indrukwekkende romaanse abdijkerk te slopen. Ze moesten plaats ruimen voor een dwangburcht, het zogenaamde Spanjaardenkasteel, om de opstandige Gentenaars snel en efficiënt te kunnen belegeren.

Omstreeks 1820 groeide de belangstelling voor de restanten van de Gentse Sint-Baafsabdij die zich nog  in en onder het militaire bastion bevonden. Van 1827 tot 1834 werd het Spanjaardenkasteel gesloopt en herontdekte men de oude abdij. Het stadsbestuur besloot tot conservatie van de ruïnes. Alle getuigen die bij de ontmanteling te voorschijn kwamen, werden geconsolideerd en in een ruïnetuin opgenomen. Deze stenen getuigen geven thans een uniek beeld van hoe een middeleeuwse abdij er in onze gewesten moet uitgezien hebben. Sinds 1882 werd wat nog restte van de abdij omgevormd tot Museum voor Stenen Voorwerpen. De collectie van het museum bestaat uit onder meer grafstenen en stenen sculpturen die eerder onderdeel waren van inmiddels gerestaureerde of niet meer bestaande gebouwen uit de stad Gent.

De inplanting van de abdijgebouwen volgt grotendeels het eenvoudige grondplan van een benedictijnenabdij uit de vroege middeleeuwen: een ommuurd domein met een grote toegangspoort aan de oostzijde (verdwenen), een grote abdijkerk met ten noorden aanleunende kloostergang waarrond de voornaamste gebouwen gegroepeerd zijn: ten oosten de kapittelzaal en dormitorium, ten noorden de refter en keuken met voorraadkamers, ten westen de gebouwen van de lekenbroeders, in de kloosterhof het lavatorium en tenslotte buiten de abdij enkele losstaande dienstgebouwen en de zogenaamde waterput van de H. Macharius.

De H. Macharius was naar verluidt bisschop van Antiochië. Hij stierf in 1012 aan de pest in de Sint-Baafsabdij nadat hij voorspeld had dat na zijn overlijden de pestepidemie te Gent zou ophouden. Dat zou effectief ook zo gebeurd zijn. Macharius werd dan ook te Gent speciaal aangeroepen tegen deze gevreesde ziekte.

Deze zogenaamde Macharius-waterput staat afgebeeld op de bovenstaande Suggkaart verstuurd in 1908. Het is echter geen echte put, maar enkel de randsteen met kap van de “Wonderdoende Put van de H. Macharius”. Deze merkwaardige constructie uit de 16de eeuw  is opgetrokken uit Balegemse steen onder een leien tentdakje. Oorspronkelijk stond de eigenlijke put ten noorden van de abdij op de plaats waar in 1882 de huidige neogotische St.-Machariuskerk werd opgetrokken. In 1859 werd de put daar vervangen door een pomp. De overdekte randsteen werd in 1898 overgebracht naar zijn huidige plaats ten westen van de kloostertuin.

Voor de volledigheid vestig ik er tevens de aandacht op dat de steenput aan het lavatorium in de kloosterhof reeds vanaf 1634 ten onrechte werd beschouwd als de voornoemde wonderbare put van St.-Macharius. Niettemin is deze steenput ook merkwaardig gezien zijn buitengewoon grote diameter van 1,52 m. Hij is geheel van Balegemse steen gemaakt met uitzondering van het deel onder water dat bestaat uit lagen porfier met openingen tussen de stenen om het water in de put te laten dringen. De oude randsteen van deze put werd afgebroken vóór 1720, toen men de put overwelfde om een pomp te plaatsen. De huidige randsteen dagtekent van 1902.

69.b

Op bovenstaande foto van Jos Tavernier van de Sint-Macharius-put-bekroning valt vooral de ondertussen verwijderde muurbegroeiing op.De site is bijzonder interessant op ecologisch vlak. De laatste 20 jaar werden niet minder dan 150 verschillende wilde planten geïnventariseerd. Dergelijke spontane vegetatie binnen een stedelijke omgeving is uniek.

Serie 1 nr. 125 Ruïnes van Sint-Baafsabdij II. Kapelletje van Sint-Macharius 1179

Serie 1 nr. 125 Ruïnes van Sint-Baafsabdij II. Kapelletje van Sint-Macharius 1179

Deze Suggkaart toont ons de westkant van het oostelijk gedeelte van de kruisgang met in het midden een uniek achthoekig gebouwtje. De benedenverdieping deed dienst als lavatorium, waar de monniken hun handen wasten in een grote kom vóór aan tafel te gaan. Dit  Romaans gebouwtje met twee bouwlagen, verbonden met de kapittelzaal door de kruisgang, dateert van ca. 1171. Het  werd sedert  de pestepidemie in 1634 gebruikt als St.-Machariuskapel. Het altaar is er nu nog te zien. Op de bovenverdieping bevond zich een sanctuarium of heiligdom, ingewijd in 1179, toegankelijk langs het dormitorium en sedert eind 15de eeuw voorzien van een trap. Dit sanctuarium werd zo genoemd omdat daar de talrijke relieken , waaronder deze van de H. Macharius, en andere kostbaarheden van de abdij werden bewaard. Volgens een inventaris van 1482 stonden daar 165 fierters of draagbaren, relikwiekasten, priestergewaden, enz. — waaronder verschillende van zuiver goud en versierd met edelstenen

De begane grond wordt geritmeerd door rondbogen; de bovenverdieping vertoont eveneens rondboogvensters en een klaverbladvormig venster in de gevel gericht naar de kloosterhof. De benedenverdieping is overkluisd met een geribd koepelgewelf van Doornikse steen rustend op kleine halfzuiltjes gedragen door zandstenen consooltjes waarin mensengezichten met vertrokken gelaatstrekken verwerkt zijn en die zouden toegevoegd zijn in de 16de eeuw. Het koepelgewelf zou het enige voorbeeld van dergelijke bouwwijze zijn. Er zijn sporen van 17de-eeuwse fresco’s met de portretten van acht bisschoppen. Het stenen altaar werd geschonken door kanunnik Triest, die de kapel in 1635 liet herstellen. Het huidige platdak dateert van 1836. Voordien was er een achtzijdig puntdak.

Op de voorgrond zien we de kloosterhof of pandhof. Het bestond ten tijde van de abdij uit 4 symmetrische grasperken die niet mochten worden betreden. Na de afschaffing van de abdij in 1540 diende deze tuin tot begraafplaats voor de soldaten van het Spaans garnizoen. Opgravingen brachten ook tal van Romeinse voorwerpen aan het daglicht, wat bewijst dat er op de plaats waar de abdij werd opgericht al in de Gallo-Romeinse tijd een nederzetting bestond.

125 sintbaafs

August Van Lokeren (1799-1872), jurist en liberale Gentse schepen, maar vooral gepassioneerd door geschiedenis en archeologie, zorgde ervoor dat de abdijruïnes, die staatseigendom waren, niet verdwenen, maar voor het nageslacht bewaard bleven. Zij kwamen in 1834 onder het beheer van de Commissie voor Monumenten (sinds 1818), die dadelijk begon met de eerste instandhoudingwerken. Korte tijd later kregen industrialisatie en urbanisatie ook deze voor Gent zo belangrijke historische plek in hun greep.

De stad bouwde er in 1853-1857 een groot nieuw slachthuis en een veemarkt. Enkele jaren nadien werden straten getrokken, arbeiderswoningen (o.a. beluiken) gebouwd, cafés geopend en verkeersverbindingen aangelegd. Deze infrastructuur trok op haar beurt nieuwe bedrijven aan. Niet iedereen was even gelukkig met die doorgedreven urbanisatie rond, op, en soms in de overblijfselen van de voormalige abdij. Ook na de dood van Van Lokeren bleef de Commissie alert en ondernemend. In 1887 schonk de Staat de abdijresten aan de stad Gent, op voorwaarde dat zij een museum zouden herbergen: het Museum voor Stenen Voorwerpen was geboren. Op korte tijd werden tientallen middeleeuwse en latere grafstenen en andere stenen sculpturen, die bij (openbare) werken in de stad frequent aan het licht kwamen, tentoongesteld in de ontruimde refter en de vroegere voorraadkelders van de abdij. Bij K.B. van 28.12.1936 werden de ruïnes als historisch monument beschermd.

De sluiting (1989) en de sloping (1991) van het slachthuis betekenden het definitieve einde van een onstuimig industrieel verleden en van een periode waarin slachters en veehandelaars het wijkbeeld bepaalden. Ondertussen was al een herwaarderingsproject opgestart. De vervallen buurt kwam weer tot leven, heeft nu een evenwichtige sociale mix, biedt rust en ruimte en het broeit er van de initiatieven. Eén ervan was de oprichting voorjaar 2007 van de “Buren van de abdij” om buren, andere Gentenaars en toevallige bezoekers af en toe op zondag te laten genieten van de rust en stilte op deze cultuurhistorisch uitzonderlijke plek (zie vroeger op Gentblogt).

 

Serie 1 nr. 126 Ruïnes van Sint-Baafsabdij III

Serie 1 nr. 126 Ruïnes van Sint-Baafsabdij III

Deze Suggkaart toont ons vanuit het westen wat rest van de gebouwen ten zuiden van de keuken naast de eetzaal. We zien links enkel het onderste gedeelte van een gebouw waarvan de benedenverdieping enkel een gang was. Door een brede opening met rondboog staat deze in verbinding met de kruisgang. Aan de tegenovergestelde zijde komt men door een wijde muurdoorbreking met steekboog in de verlenging van de gang, waarvan alleen nog de grondvesten van de muren en een gedeelte van de mozaïekvloer zijn overgebleven. Indien ik mij niet vergis, is de constructie rechts op de foto een poortomlijsting afkomstig van het meisjesweeshuis, bijgenaamd de Rode Lijvekens, volgens Van Werveke een uniek voorbeeld van de ornamentiek van de vroegrenaissance.  Rechts daarvan, doch niet te zien op de kaart, staat de reeds hoger behandelde bekroning van de wonderdoende put van de H. Macharius.

126.b

In de westelijke kloostertuin staan nu nog hoofdzakelijk architectonische overblijfselen en decoratieve motieven opgesteld die afkomstig zijn van afgebroken Gentse gebouwen. Eén daarvan, niet te zien op bovenstaande recente foto van Jos Tavernier,  is een sterk verweerd reliëf met de voorstelling van de Maagd van Gent afkomstig van het oud jongensweeshuis. Het latijnse opschrift is een letterraadsel waarvan de grote hoofdletters opgeteld het jaar 1662 geven, jaar waarin het gebouw werd opgericht aan de Reep.

Serie 1 nr. 128 Bouwvallen van de Sint-Baafsabdij V. De kelder (1223-1231)

Serie 1 nr. 128 Bouwvallen van de Sint-Baafsabdij V. De kelder (1223-1231)

Deze Suggkaart werd verstuurd in 1909. Sugg heeft deze kaart per vergissing ook in spiegelbeeld uitgegeven. Het toont ons de “bouwval” van het gebouw in de noordoostelijke hoek van de abdij en wordt door Sugg omschreven als “De kelder”. Het ligt iets lager dan de kruisgang en de eerste bestemming van dit gelijkvloers was in feite eetzaal die in gebruik was tot het  voleindigen van de er naast liggende grote eetzaal die het onderwerp is van een andere Suggkaart die later aan bod komt. Daarboven was waarschijnlijk toen de slaapzaal.

Het gebouw is in de 13de eeuw of begin 14de eeuw in gotische stijl omgevormd tot kelder en graanzolder. Daartoe werden ze in baksteen overkluisd met gewelven gestut door gerecupereerde kolommen waarvan de bestanddelen niet goed bij elkaar passen. Oorspronkelijk was deze ruimte afgedekt met een plankenvloer. Langs de muren staan grafstenen opgesteld van o.a. “den gheselscepe van Sente Barbelen” uit de 15de eeuw; een zeldzaam voorbeeld van een collectieve zerksteen, afkomstig uit de eind 18de eeuw  afgebroken St.-Pharaïldekerk en teruggevonden in het stortebed van het Tolhuis in 1864. Een andere daar opgestelde zerk dateert uit de 17de eeuw, van de ouders van de befaamde Gentse bisschop Antoon Triest, gevonden in 1900 in de mesthoop van een huis aan de Coupure. Het is één van de zeldzame bewaarde zerken met een Frans opschrift.

128 c

In “The seven lamps of architecture” van 1847 schreef de Engelse filosoof John Ruskin (1819-1900) volgende overwegingswaardige woorden:

Watch an old building with an anxious care; guard it as best you may, and at any cost from every influence of dilapidation. Count its stones as you would jewels of a crown; set watches about it as if at the gates of a besieged city; bind it together with iron where it loosens; stay it with timber where it declines; do not care about the unsightliness of the aid; better a crutch than a lost limb; and do this tenderly, and reverently, and continually, and many a generation will still be born and pass away beneath its shadow.

Waak over een oud gebouw met angstige zorg, behoed het zo goed als maar kan en tot elke prijs voor alle invloeden van verval. Tel zijn stenen als waren het juwelen uit een kroon; zet er schildwachten voor als aan de poorten van een belegerde stad; hecht het met ijzeren ankers waar het begeeft, ondersteun het met balken waar het die steun nodig heeft. Bekommer u niet om de lelijkheid van die stutten: een kruk is beter dan een verloren been. Doe dit alles met zorg en preventie, voortdurend, en zo zal menig geslacht nog geboren worden en voorbij kunnen gaan in zijn schaduw.

Het behoud van ruïnes mag geenszins een bevoorrechte taak van een kleine elite zijn: dit culturele erfgoed behoort  de hele gemeenschap toe en mag dus niet enkel te bezoeken zijn op afspraak of op een beperkt aantal opendeurdagen.

Het was dan ook onverantwoord dat het Gentse stadsbestuur in 2002 besliste om geen toezichtspersoneel meer ter beschikking te stellen van de Sint-Baafsabdij en deze site nog enkel open te stellen op publieksmomenten zoals het Erfgoedweekend en de Open Monumentendag. De openstelling van dergelijk merkwaardig monument overlaten aan goedmenende vrijwilligers is een stad als Gent onwaardig.  Dit neemt uiteraard niet weg dat alle initiatieven van de buurtbewoners zijn toe te juichen, zoals elke participatie in het beleid en het inspraak verlenen aan de eigen bevolking inzake herbestemming en monumentenzorg uiterst waardevol zijn.

Serie 1 nr. 130 Ruïnes van de Sint-Baafsabdij VIII. De kruisgang en het Lavatorium

Serie 1 nr. 130 Ruïnes van de Sint-Baafsabdij VIII. De kruisgang en het Lavatorium

Links toont deze Suggkaart ons de gotische kruisgang en rechts het reeds hoger besproken lavatorium, nu gezien vanuit het noorden. Links achteraan zien we de toegang tot het kerkschip van de reeds lang verdwenen romaanse abdijkerk. De enorme omvang van deze kort na 1540 grotendeels gesloopte abdijkerk, die was toegewijd aan Petrus en Paulus, wordt nu aangegeven door vijf lange haagbeuken op het grasplein vóór de abdij aan de Gandastraat (die tot 1942 nog Abdijstraat heette). De oorspronkelijke romaanse kruisgang werd gebouwd omstreeks 1177 samen met het lavatorium en sanctuarium en omsloot de kloostertuin volledig. Deze kruisgang was open langs de zijde van de kloosterhof. Abt Rafaël de Mercatel deed in 1494 de romaanse kruisgang afbreken en vervangen door een gotische kruisgang. Deze  was in tegenstelling met de oorspronkelijke met glas afgesloten zodat de monniken niet langer meer waren blootgesteld aan de hevige tocht die het verblijf in de gangen en zelfs de kapittelzaal nagenoeg ondraaglijk maakten.

Conservator Alfons Van Werveke (1860-1932, vader van de beroemde historicus Hans, 1898-1974) schrijft in zijn gids voor de bezoeker “Bouwvallen van de Sint-Baafsabdij en museum van stenen voorwerpen” van 1912 over abt Mercatel het volgende: “Uit het oogpunt van de bouwkunde was hij een vandaal, uit het oogpunt van de gezondheidsleer, een weldoener.”

De monniken en soms ook wereldlijken kregen hun laatste rustplaats onder de gewelven van de kruisgang. Zo ligt  Michaëla van Frankrijk, eerste vrouw van Filips de Goede, hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen, er begraven. De abten en voorname personen vreemd aan de abdij werden in praalgraven ter aarde besteld in de abdijkerk. Zij werden begraven met hun voeten naar het oosten zodat zij bij de verrijzenis naar Jeruzalem zouden kijken.

Van de kruisgang zijn nu nog  slechts vijf traveeën overgebleven. Slechts twee van de resterende traveeën zijn oorspronkelijk, namelijk deze voor het lavatorium en deze voor de ingang van de kapittelzaal: deze zijn te zien vooraan op de Suggkaart. De drie andere vlakken, twee aan de oostzijde en één aan de noordkant, werden in 1839 op initiatief van August Van Lokeren (1799-1872) herbouwd, gedeeltelijk met ter plaatse gevonden oude materialen. De andere waren in het begin van de 19de eeuw bij gebrek aan onderhoud zo vervallen dat zij in 1815 zijn ingestort. Van Werveke schreef hierover in zijn hoger reeds geciteerde gids: “Na die ramp werden de bouwvallen aanzien als een steengroef, waaruit men alle bouwstoffen haalde, die konden gebruikt worden.”

In het hierboven door Sugg getoonde oostelijk gedeelte van de kruisgang werden een aantal 16de-eeuwse grafstenen opgesteld waaronder drie die werden gerecupereerd uit het stortebed van het Gentse Tolhuis (sluis) in 1864.

139.b

De archeologische, geschiedkundige en architecturale waarde van de Sint-Baafsruïnes is van groot belang. Pre-romaanse overblijfselen, vroeg- en laatgotische stukken en objecten uit latere eeuwen vormen er een uniek ensemble.

Samen met de verwering van de stenen behoort de aanwezigheid van muurplanten en mossen tot de meest wezenlijke karakteristieken van deze ruïnes. Bij restauratie of onderhoud staat men telkens voor de moeilijke keuze: moet men de begroeiing genadeloos verwijderen en de ruïnes op de eerste plaats stellen, of moet men de zichtbare sporen van tijd en ouderdom als meerwaarde beschouwen en bewaren? Jarenlang stonden de gebouwen van de Sint-Baafsabdij er verkommerd bij. Bij de restauratie van de refter, de kruisgang  en het lavatorium moest men een duidelijke keuze maken.

Bomen en struiken die zich in het metselwerk hadden vastgehecht en de klimop (zie postkaart Sugg) , die een bedreiging voor het oude metselwerk betekenden, werden verwijderd (zie foto Jos Tavernier). De muurplanten die weinig of geen schade veroorzaken omdat ze oppervlakkig wortelen, bleven bewaard. Op andere muurresten gaan natuur en architectuur hand in hand. De muurvegetatie die de neiging vertoont te overwoekeren wordt selectief verwijderd. Andere planten, waaronder soms bedreigde en beschermde soorten zoals pijpbloem, steenbreekvaren, gele helmbloem, ruig klokje en muurhavikskruid, dienen met zorg te worden behandeld. Dit is een kwestie van het veiligstellen van waarden die dreigen te verdwijnen en het zo intact mogelijk behouden van het nostalgisch karakter van deze beroemde ruïne.

© 2014 GENTBLOGT VZW

6 reacties »

  1. Reactie van Erwin Schoors

    Op de laatste foto van de kruisgang bij het lavatorium staat naast de grafstenen het timpaan afkomstig van de hoofdingang van het vroegere zuidstation.

    • Reactie van jos tavernier

      Inderdaad, je kan het zien op de foto rechts in het midden, alleen het uurwerk ontbreekt .

  2. Reactie van Roland

    Weer fijn om alles te lezen!

  3. Reactie van Annemie De Porre

    De Sint-Baafsabdij is vrij toegankelijk van april tot en met oktober elke vrijdag, zaterdag en zondag van 14.00 tot 18.00 uur onder toezicht van een erfgoedbewaker van Historische Huizen Gent.
    Zie website stad Gent > Leven > Cultuur > Erfgoed > Monumenten > Sint-Baafsabdij

  4. Reactie van Bart

    De Buren van de Abdij ontvangen er bezoekers van 20 april tot 2 november, elke zondag van 13u tot 18u. We organiseren er ook tal van activiteiten, hou onze kalender in de gaten op http://www.burenvandeabdij.be/

  5. Reactie van Paul Oyen

    Beste, ik lees daar dat volgens een inventaris van 1482, 165 fierders, zijnde draagbare reliekkasten, bewaard werden in het “sanctuarium”. Als je bvb. De reliekkast van St.-Macharius gezien hebt, die zich bevindt in de crypte van de St.-Baafskathedraal, geschonken aan de stad Gent door de stad Mons (Bergen), naar aanleiding van het ophouden van een pestepidemie.
    Dan weet je zo dat het cijfer 165 pure fictie is!
    Ik ben met u akkoord als u schrijft, dat het openhouden van dergelijke belangrijke site op zijn minst, naast de inzet van vrijwilligers (de Buren van de Abdij) een professionele aanpak verdient!
    Er kan en moet nog heelwat gebeuren, ook hier geldt het spreekwoord: “Hoop doet leven…”