Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (82) de buitenband
De postkaartenhandelaar Albert Sugg bood in zijn serie 1 over Gent niet enkel postkaarten aan over typische stadsgezichten doch ook over de buitenrand. Deze week behandelt Arthur De Decker daarvan 2 kaarten, deze keer zonder foto’s van Jos Tavernier.
Waar deze foto werd genomen is niet geweten. Misschien betreft het zelfs geen Gents zicht gezien de titel “Campagne flamande†alle mogelijkheden open laat. Deze Suggkaart biedt ons wel de gelegenheid er de aandacht op te vestigen dat er tijdens la Belle Epoque rondom de verdwenen stadsmuren wel degelijk nog heel wat landbouwareaal aanwezig was. Met de afschaffing van de octrooien in 1860 was de laatste kunstmatige belemmering voor een vrije expansie van Gent verdwenen. In 1834 bedroeg de bebouwde Gentse oppervlakte 216 ha, in 1856 was dit 245 ha en in 1913 650 ha. In 57 jaar was de bebouwde oppervlakte dus bijna verdriedubbeld! In 1880 stonden er 29.516 gebouwen in Gent. In 1910 waren er dat reeds 38.258 en in 1939 44.579. Dit ging uiteraard ten koste van bestaande open ruimte waaronder het nog aanwezige groen en agrarisch gebied. Dit was niet typisch voor Gent. De afschaffing van de octrooien heeft te Brussel bijvoorbeeld dezelfde invloed gehad. Uit de nationale volkstelling van 1896 blijkt dat de landbouw in België toen niet langer de economische sector was waar de meeste mensen werkten. Bij het begin van de Belle Epoque stelt de industrie de meerderheid van de steeds talrijker arbeidskrachten tewerk. In 1910 werkt 48% van de actieve bevolking in de nijverheid; 17% verdient zijn brood in de handel; 16% in de landbouw en 15% in uiteenlopende beroepen (de beoefenaars van een vrij beroep zijn maar met 4%). In 1890 zijn automatische landbouwwerktuigen nog een zeldzaamheid.
Tussen 1880 en 1910 stijgt het aantal dorsmachines in België van 6.930 tot 23.442. Het aantal maaimachines groeit in dezelfde periode van 422 tot 12.640. Tot ca. 1880 gebruikt men als grondverrijker bijna uitsluitend stalmest. Dierlijk mest is zo belangrijk voor de landbouw dat men op vele plaatsen vooral daarvoor vee houdt. Melk en vlees werden toen slechts als bijproducten beschouwd.
De voorstad groeit. Langzaam maar zeker verspreiden de tentakels van de stad zich ook tot in de rand. Dit wordt goed geïllustreerd door bovenstaande foto door mij genomen van uit het beschermde landschap Kastelensite te Zwijnaarde, met aan de kim de zichtbedervende KBC toren aan de Kortrijksesteenweg te Sint-Denijs-Westrem. Het Parkbos in deze nog groene zone kan de oprukkende stad niet stoppen. Het aantal Gentse land- en tuinbouwbedrijven neemt fors af. Dat daalde van nog 282 stuks in het jaar 2000 naar 154 in 2012. In Groot-Gent gaat het om 3.309 ha landbouwareaal waarin veel grasland, maïs en veeteelt. Een kwart van dat areaal kent geen eigenlijk landbouwareaal, 2.336 ha wel. Daarbij rekent men nog 973 ha buiten het agrarisch bestemmingsgebied, deels in woongebied, deels in havengebied, enz.. Die zones voor één of andere land- of tuinbouw vrijhouden zal niet gemakkelijk zijn. Ook het aanleggen van fietsautostrades door natuurgebieden zoals op de oude ijzerenweg door het Parkbos leidt tot het rooien van bomen die dan worden gecompenseerd door het aanplanten van nieuwe bomen die hopelijk binnen 20 jaar een dreef zullen vormen.
Deze Suggkaart toont ons het kasteeltje Ten Groenen Walle. Het was een meervoudig omwalde site buiten de omwalde stad ten zuiden van Gent dat reeds bestond in 1581 en gelegen was aan De Pintelaan, waar nu het UZ is. Op een Hondiuskaart van 1641 staat een gravure van deze walsite onder de benaming Domus D(omi)ni Baronis de Pamele. Een stenen boogbrug leidt over de binnengracht naar een rechthoekige constructie met meerdere bouwlagen en met een toegang met rondboog onder een wapenschild. Eenzelfde voorstelling is te zien op een tekening van Armand Heins uit 1898, met als bijschrift Hof “Groenen Walle†te Sint-Pieters-Aalst. In de Inventaire archéologique vindt men tevens een beknopte beschrijving van zijn hand, waarvan een vertaling verscheen in Ghendtsche Tydinghen 2005/4/223-224. Een aarden pad leidde toen van de Rue de l’Instruction (Onderwijsstraat) naar de binnenplaats van een grote hoeve waarvan de stallingen en het woonhuis de oudste delen waren. De oostelijke gevel was de hoofdgevel van de herenwoning. Boven de deur met rondboog was een nis met Mariabeeld. De geschreven bronnen wijzen de Sint-Pietersabdij als landheer aan. De oudst gekende eigenaar was Guillaume de Locquenghien, baron van Pamele (+1639) die getrouwd was met Magdélène de Tenremonde (+1666). Franchois Flanier, schepen van Gent, kocht de Groene Walle van de vorige eigenaars en schonk het aan zijn zoon Jan Frans. Na hem volgden nog verschillende leden van de families Flanier, Servrancx en de Ghellinck elkaar als eigenaars op. Jean Baptiste de Ghellinck, heer van Wingene, verwierf het buitengoed door aankoop. Hij bezat ook een prestigieuze stadswoning, namelijk de huidige zetel van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde (zie deel 69). Na hem volgden nog andere leden van de familie de Ghellinck als eigenaar. Een deel van de bebouwing werd toen gebruikt door Adriaen van der Steene als huyseken van plaissance. In de latere 19de eeuw was het goed in het bezit van baron Léon van Pottelberghe en van senator en textielindustrieel Leon Leirens wiens SA Union Textile failliet ging in 1896.
Onder impuls van dr. Prof. Frans Daels (1882-1974) werden tijdens het interbellum acties ondernomen om een nieuw academisch ziekenhuis op te richten. Tot dan werkten de verschillende faculteiten geneeskunde van de Rijksuniversiteit Gent in de gebouwen van de gewezen bijlokeabdij, als burgerlijk hospitaal beheerd door het OCMW-Gent (zie deel 17). Na een ganse reeks onteigeningen van o.m. zaai- en weiland, boerderijen en bloemisterijen werd met de zogenaamde kliniek Daels gestart in 1936. Daarvoor moest ook het 16de eeuwse landhuis Ten Groene Walle, dat zich dicht bij de huidige polikliniek P5 en P6 bevond, in 1937 gesloopt worden. Of er zich in het archeologisch bodemarchief nog relicten of sporen bevinden is niet bekend. In 1939 waren de werken aan het Academisch Ziekenhuis volop aan de gang toen de algemene mobilisatie en de daaropvolgende wereldoorlog alle bedrijvigheid verlamden. Nadat de gebouwen tijdens de wereldoorlog dienst deden als mogelijk schuiloord bij bombardementen werd met de verdere afwerking van het ziekenhuis herstart in 1953. Vanaf dit ogenblik werd koortsachtig gewerkt aan de verdere opbouw. In 1959 werden de eerste afgewerkte afdelingen in gebruik genomen. Daarna volgde in 1964 de kraamkliniek, in 1975 de psychiatrie, enz met het bovenstaande complex nu als resultaat, gezien vanuit het zuiden. Het goed Ten Groenen Walle lag ooit aan de uiterste noordkant van deze recente luchtfoto die ik op het internet vond. Rechts zien we de recent aangelegde rotondes die voortaan de nieuwe toegang gaan vormen tot het UZ en direct aansluiting geven op de autostrade E17, de Ghelamco Arena en de R4. De voorstad groeit en de buitenband krimpt…
© 2014 GENTBLOGT VZW
Arthur doet het weer :-)
>”Ook het aanleggen van fietsautostrades door natuurgebieden zoals op de oude ijzerenweg door het Parkbos leidt tot het rooien van bomen die dan worden gecompenseerd door het aanplanten van nieuwe bomen die hopelijk binnen 20 jaar een dreef zullen vormen.”
Maar hij “vergeet” te vermelden dat het vervangen van opbrengst-populieren (die sowieso na een 30-tal jaar kaprijp zijn) door streekeigen bomen die veel langer mogen groeien, en die veel meer relaties hebben met allerlei diersoorten, positief is voor de natuur.