De Maatschappij voor Natuurlijke Historie, ofte: over de Gentse dierentuin (1)

dinsdag 25 september 2007 14u27 | Veerle | 3 reacties
Trefwoorden: .

Zoo’t Archief.Gent on Files vzw (GOF), de vriendenkring van het Gentse Stadsarchief, organiseert—zoals het een vereniging betaamt—regelmatig activiteiten voor de vrienden en andere geïnteresseerden. Ruimdenkend zoals zij zijn, sluiten zij zich niet op binnen de muren van het stadsarchief maar zijn ze regelmatig te gast bij collega-aan-Gent-gelinkte instellingen. Zo was het GOF op 10 september 2007 te gast in het Museum voor Dierkunde (UGent) aan de Ledeganckstraat. Een eigenaardige locatie, zal u misschien zeggen, om iets op te steken over Gentse geschiedenis. Edoch, beste lezer, informatie over Gentse geschiedenis vindt u op de meest onverwachte plaatsen. Want wat is nu de meest geschikte plek voor een uiteenzetting over de Gentse dierentuin dan het Museum voor Dierkunde.

We werden verwelkomd door Leen Charles, stadsarchivaris, die ons de boeiende geschiedenis van deze verdwenen instelling uit de doeken deed.

Het verhaal begint in 1851 aan de Muinkmeersen, een moerassig gebied tussen de Schelde en het Zuidstation. Deze gronden waren vanaf de 10de eeuw eigendom van de Sint-Pietersabdij en deden eeuwenlang dienst als bleekweiden. Na de Franse Revolutie kwamen ze in privébezit maar bleven in gebruik als bleekweiden voor de textielindustrie.

Onder impuls van het succes van de dierentuin in Antwerpen (opgericht in 1843) gingen een aantal Gentse notabelen in 1851 over tot de oprichting van de Gentse Maatschappij voor Natuurlijke Historie (Société Royale d’Histoire Naturelle de Gand) met als doel de inrichting van een dierentuin te Gent. Het zou nochtans niet de eerste exotische dierenverzameling in onze stad worden. Wist u dat het Gravensteen in het eerste kwart van de 14de eeuw minstens één leeuw herbergde? Die behoorde tot de ‘diergaerde’ van de graven van Vlaanderen die vanaf de 15de eeuw in het Prinsenhof was ondergebracht. De collectie bevatte o.m. leeuwen, een luipaard, beren, roofvogels, papegaaien, herten en zelfs zeehonden. De laatste leeuw overleed er in 1640.

Maar terug naar 1851 nu! Tot de oprichters behoorden bekende Gentse namen zoals Jean Baptiste d’Hane, Alphonse Borluut, Adolphe Pauli, Adolphe Burggraeve en Louis Roelandt. Zij hadden een drievoudig doel voor ogen:

  1. De interesse voor en kennis over de ‘natuurlijke geschiedenis’ bevorderen.
  2. De studie ervan mogelijk maken, dit vooral ten behoeve van de Gentse universiteit.
  3. Als recreatie. De (dieren)tuin moest opgevat worden als een ‘promenade pittoresque’.

De dierentuin was ook bedoeld als prestigeproject voor de stad. Sinds 1837 reden de treinen langs de meersen naar het Zuidstation en men wilde de treinreiziger bij het binnenrijden van de stad een attractiever aanblik bieden dan weiden.

Zoo
Reclameprent met zicht op de dierentuin, 1853 (© SAG)

De gronden van de voormalige Muinkmeersen werden ter beschikking gesteld door Louis Roelandt (architect van o.m. de Gentse opera en het Justitiepaleis) en François Benard, die heel wat gronden tussen de Schelde en Sint-Anna bezat (zo weet u meteen ook waarop de naam Benardstraat betrekking heeft). Bij de opening had de dierentuin een oppervlakte van 3 ha 30 a en in het volgende decennium werden nog 2 ha aangekocht. In 1860 kende de tuin zijn maximale oppervlakte van 5 ha 42 a 37 ca. Ter vergelijking: de oppervlakte van de Antwerpse zoo bedraagt tegenwoordig zo’n 10 ha.

Zoo
Personeel van de dierentuin, s.d. (© SAG)

De Maatschappij voor Natuurlijke Historie was een maatschappij op aandelen. Bij haar ontstaan was het kapitaal vastgelegd op 180.000 frank, terwijl een aandeel 100 frank kostte. Het streefkapitaal was 300.000 frank, wat inhoudt dat het stichtingscomité zo’n 3.000 inschrijvers verwachtte. In 1852 telde men zo’n 3.200 inschrijvingen.

Een bezoekje brengen aan de zoo was toen echter niet zo vanzelfsprekend als nu: volgens het Reglement van 1852 moest men eerst lid worden van de Maatschappij. Eventueel lidmaatschap moest goedgekeurd worden door het bestuur en men moest een jaarlijks lidgeld betalen. ‘Effectieve leden’ dienden in het bezit te zijn van minstens tien aandelen en konden deel uitmaken van het bestuur. Dat moest uit minstens 12 leden bestaan en de directeur moest over minstens 20 aandelen beschikken. Men kon ook ‘bezoekend lid’ worden en een persoonlijk (10 fr. per jaar) of gezinsabonnement (20 fr. per jaar) kopen.

Daarnaast werden officieren van het Gentse garnizoen en studenten van de universiteit toegelaten. Zij betaalden 6 fr., moesten niet aanvaard worden door het bestuur, en betaalden geen lidgeld. Toeristen betaalden 1 fr. Het is dus duidelijk dat de toegang tot de dierentuin voorbehouden was aan de betere klassen.

Reeds vrij vroeg evenwel konden personen afhankelijk van sommige liefdadigheidsinstellingen op vaste tijdstippen de tuin bezoeken. Vanaf 1857 mochten op zondagvoormiddag arbeiders, en later ook dienstboden, boeren en soldaten, tegen betaling van 20 centiem de tuin bezoeken. De maandag van de Gentse Feesten was de toegang gratis voor iedereen.

De tuin zelf werd aangelegd door een honderdtal arbeiders onder leiding van majoor Leurs. Het hoofdgebouw, met o.m. de toegang, een koffie- en restauratiezaal en het museum voor zoölogie, werd ontworpen door Adolphe Pauli (architect van o.m. het Instituut van de Wetenschap, het complex Plateaustraat / Rozier), het neogotische Bijlokehospitaal, de voormalige jongensschool op het Kramersplein waar nu het Liberaal Archief vzw gehuisvest is). Hij ontwierp ook de berenkuil en het struisvogelverblijf. Het apenverblijf werd ontworpen door kapitein Casterman terwijl Bureau tekende voor de kiosk en de stallen.

Zoo
Toegangsgebouw tot de dierentuin, ontworpen door Adolphe Pauli (© SAG)

Wordt vervolgd…

© 2007 GENTBLOGT VZW

3 reacties »

  1. Reactie van rony coekaerts

    prachtige groepsfoto. je kan daar een gans boek bij voorstellen. de man links in tegenstelling met de man met bolhoed en zijn hand in de vest. wie waren dat, hoe leefden ze, welke dromen? de trots van de man boven met zijn olifantenhaak in de hand, de flierefluiter met de bolhoed scheef op zijn hoofd, in tegenstelling met de iets oudere rechts beneden, die het allemaal al wel gezien heeft. mensen, maar zo mooi.

  2. Reactie van Eve

    Wat een boeiende geschiedenis! En inderdaad, beelden die boekdelen spreken!

  3. Reactie van antonissen eddy

    1 iemand krijgt alvast naam namelijk mijn grootvader bleyens eduard achteraan met haak in hand