Vergeten schrijvers: Gustave Vigoureux (2)
Bij Gentblogt lappen we de seizoenen aan onze laars: onze literaire lente loopt het hele jaar door. Daniël van Ryssel, lange tijd redacteur van het tijdschrift Yang, is voor ons in zijn uitgebreide archieven gedoken. Hij heeft een reeks mooie stukjes geschreven over literaire figuren die op de achtergrond zijn geraakt, maar ooit een rol van enige betekenis hebben gespeeld.
Gustave Vigoureux is de volgende in een rij vergeten schrijvers die weer voor het voetlicht worden gebracht. Daniël van Ryssel selecteerde voor u dit prozafragment. Eerder kan u hier zijn biografie lezen.
De moord op Krukke Mie (fragment)
Wat volgen gaat gebeurde in 1908.
Krukke Mie was ’n oud, dik en kreupel mensch. Ze droeg op haar grijs-klissen haar de witte pijpkensmuts met binders. Over haar zwarte “jakke†’n gekruiste gele doek. ’n Blauwe schorte over den geruite, roode vlamingrok. In haar gelaat bewoog zich een onrustig spel van duizende plooikens en rimpels. Twee grijze kattenogen beloerden u achterdochtig en kwaadaardig. Een dubbele heupontzakking en tweemaal een gebroken been, gaven haar een soort zeehondengang – ze greep altijd iets en zocht steun in alles. Ze was gierig en rijk en leefde dus in armoede. Ze werd vermoord en sinds staat haar huisje ledig. De winkel gesloten, de ijzeren kling der deur beroest.
Krukke Mie, ik zegde het reeds, was ’n oude grierige tante. Hij was haar neef en ’n nietdeug. Hij moest er van erven en hij haatte tantes langdurig en onverwoestbaar leven.
Op kerstdag had hij ruzie met haar gekregen. Sedertdien veel gedronken, moordvisioenen gehad en toen was het gebeurd. Haar huisje was gelegen onder den toren der dorpskerk: een onoogelijk winkeltje, een trap beneden het voetpad. Een ijzeren gekrulde stang, glad gepolijst door ’t gewrijf der vele handen, zat gemetseld in den muur. Twee groene vensterluiken en een groene deur waren vol verfblazen als zwellende puisten. Achter de donkere ruiten stonden oude bokalen met solferbloem, laurierbladen, twee muizenvallen en drie houten lepels. Een wankelende toonbank, bestreken met gele okerverf. Dat was het rijk van Krukke Mie.
Toen ’t belleke klonk kwam Krukke Mie uit den donkeren achtergrond aangesleept. In het gerimpelde gezicht begon seffens het werk der duizende plooien. Een loensche-katachtige blik zocht vol achterdocht. Over een paar jaar, op Allerheiligen, was zij nogmaals uitgegleden en ’t gebroken been was lam en ziek geworden. Ze sleepte zich nu tot aan de bokalen en haar geldschuif bij middel van krukken.
Dien dag, op O.L.Vrouw Lichtmis, was hij ongemerkt binnengekomen en hij had bliksemsnel de deur gegrendeld. Zij zat nevens de stoof en veinsde te slapen. Hij loerde door een deurspleet en Krukke Mie loerde tusschen haar dichtgeknepen oogleden. Zij had het voorgevoel dat hij haar zou vermoorden… Ze wist wat haar met hem te wachten stond. Reeds sedert jaren leefde ze in onafgebroken vrees.
Twee minuten nadien weerklonk een doffe slag en er spatte bloed op de oude meubelen. Hij was voor God en de menschen een moordenaar.
In de keuken ontdekte hij eene flesch genever. Hij dronk ze leeg met zware teugen en viel niet neer, zooals ’t met gelijk welk ander mensch verloopen zou. Toen ging hij op den zolder zoeken in de vunzige matras waar Krukke Mie haar spaarcenten bewaarde… De opbrengst der moord stak hij in zijne vestzakken. Aan een der bedlakens droogde hij zijn bijl af en liet deze glijden in zijn opengescheurde broekzak.
Wanneer hij buitenging sloeg de sneeuwstorm hem in ’t gezicht en ’t belleken klonk klagend en vol jammernis. De laatste maal, Krukke Mie zou niet meer verschijnen.
Hij streelde al loopende het geld in zijn vestzakken. Maar in zijn hoofd hamerde de genever met zwaren bons. Hij ging onder een brandende gaslantaarn door die te bengelen hing aan een verroeste buis. Dit galgenbeeld trof hem en daar volgde hem nu zijne schaduw die danste en waggelde. Het was den zeehondengang van zijne vermoorde tante.
Buiten het dorp lag het veld, nu in rustige doening. De vlakke kouters schoven open, eindeloos met blanke verten. Een eenzaam Meetjesland van Lichtmis. Hij beefde en een aanval van dilirium tremens greep hem aan. Hij voelde de vervolging, het spook van Krukke Mie. Hij gaf een hooge schreeuw en rukte zich om. Toen zag hij, in zijn dronkemansvisioenen der vermoorde vrouw met naakte grijpzuchtige armen. Het oude gelaat met de duizende rimpels, dat grijnsde. Tante – Tante Mie.
© 2008 GENTBLOGT VZW
De vertellingen van gustaaf Vigoureux vervelen nooit Ze beschrijven annecdotes en histories van een een bepaalde tijd maar het lezen ervan blijft is voor alle tijden.