Over Carineus en Gorduna en Ganda. Een vertelselke
Herinnert u zich dit vertelselke nog? Over Gaius Antonius en de oorsprong van de naam van onze stad, en over het andere verhaal over diezelfde naamgeving.
Het Romeinse keizerrijk liep op zijn einde en talrijke barbaarse volkeren drongen al plunderend het rijk binnen en deden dat eens zo machtige imperium afbrokkelen. Ook onze stad, die toen nog vrij jong was, ontsnapte niet aan de wreedheden en werd platgebrand nog voor ze tot volle wasdom kon komen. Slechts een kleine groep stedelingen ontsnapte aan de moordpartijen en kon zich handhaven aan de voet van de Blandijnberg, waar ze een nieuw leven trachtten op te bouwen.
In diezelfde periode kwam daar een zwervende volksstam, de Wandalen, in de buurt. Ze zagen dat het er goed toeven was, en vestigden zich op de heuvel aan de oever van de Schelde. De mensen die daar reeds woonden werden onderworpen en tot een slavenbestaan gedwongen.
Carineus, de stamhoofdman, noemde de nederzetting… Carinea.
Uiteindelijk bleken die Wandalen toch niet zo slecht van inborst, en de slaven kregen hun vrijheid terug. Daarnaast kregen ze ook hoeven en nabij de oever gelegen gronden om te bewerken. De Wandalen zelf vestigden zich later op de helling nabij de rug van de Zandberg. Die plaats werd Heerhem genoemd, een naam die later werd omgevormd tot Hoogpoort.
Carinea werd aan één zijde begrensd door Eekhout, een heilig en geheimzinnig bos. Aan de andere zijde van Eekhout, meer naar de Leie toe, lag Gorduna, de nederzetting van een zachtaardige, Keltische stam, de Gordunen.
Hun stamhoofd had zich een mooi kasteel laten bouwen, Huize Malpertuus, waarover al gauw vele verhalen de ronde deden. Toen Carineus over Huize Malpertuus hoorde, werd hij toch wel nieuwsgierig en hij besloot om zijn buurman met een bezoek te vereren. Onderweg ontmoette hij een mooi jong meisje dat op de helling blauwe kelkbloemen plukte. Het bleek Gorduna, de dochter van het Keltische stamhoofd te zijn. Zoals in alle verhalen deed ook hier Cupido zijn werk en korte tijd later werd een gelukkig huwelijk gesloten, dat een jaar later verrijkt werd met de geboorte van een lief, schattig dochtertje, Ganda.
Een logisch gevolg van deze verbintenis was natuurlijk dat beide volkeren en nederzettingen versmolten tot één gemeenschap en één stad, die de naam Ganda kreeg, wat in de volksmond al gauw Gent werd.
In dit verhaal zit nog een leuk toemaatje – zeker in het licht van de tweehonderdste verjaardag van de Floraliën die dit jaar gevierd wordt – over de bloemen die Gorduna plukte toen zij Carineus voor het eerst ontmoette. Die blauwe bloempjes, die ook in haar bruidsboeket zaten, bleken gentiaantjes genoemd te worden. De Gentenaars vonden het maar al te leuk dat de naam van hun stad in die bloemen terug te vinden was. Bovendien werd het hen duidelijk dat reeds de grondleggers van hun stad grote bloemenliefhebbers waren. En die liefde voor bloemen is in Gent nooit meer weggegaan.
Gebaseerd op:
Gentianen. Een resem oude Gentse sagen, samengesteld door dr. Paul de Ryck. Gent, Dienst voor Toerisme, 1955, pp. 11-13 (heruitgegeven door en te verkrijgen bij De Geschiedkundige Heruitgeverij)
© 2008 GENTBLOGT VZW
Te mooi om waar te zijn, zou het dan toch kunnen? Mooi verteld!