Mondige vrouwen in de middeleeuwen (2)
Eerder kon u hier al lezen dat vrouwen in de middeleeuwen soms meer rechten hadden dan algemeen gedacht. Tijdens een voordracht voor de Vrienden van het Stadsarchief (GOF) wist Marijke Salden ons te vertellen dat buitensporig partnergeweld aanvaard werd als reden om bij een kerkelijke rechtbank een scheiding van tafel en bed te bekomen. Deze werd dikwijls gevolgd door een boedelverdeling, verleden voor de schepenen van de Keure.
Vandaag verneemt u iets meer over gehuwde vrouwen in noodsituaties, en over de zelfstandigheid van gescheiden vrouwen.
Gehuwde vrouwen in noodsituaties
Er werd niet alleen een beroep gedaan op de Schepenen van de Keure om een boedelverdeling te bekomen, ook gehuwde vrouwen in een materiële noodsituatie klopten bij hen aan. Florence vander Linden vertelde ons het schrijnende verhaal van Lijsbette vanden Berghe. Lijsbette was, ergens in de 15de eeuw, gehuwd met ene Godevaert Coene. Volgens het middeleeuws huwelijksvermogenrecht was het de bedoeling dat hij de goederen van zijn vrouw beheerde. Helaas lukte dat beheren niet zo goed en Lijsbette zag haar bezit almaar slinken. Ten einde raad richtte ze zich tot de Schepenen voor hulp om zelf het restant te mogen beheren: als gehuwde vrouw was zij immers onbevoegd om zelf rechtshandelingen te stellen.
In Gent werd namelijk een huwelijksstelsel met beperkte gemeenschap van goederen toegepast: de goederen die door een van de echtelieden in het huwelijk werden ingebracht (zgn. propres, meestal lenen), de goederen die tijdens het huwelijk werden verworven (zgn. conquesten of acquesten) en de roerende goederen (in Gent werden daarbij ook huizen gerekend) in het huwelijksvermogen (zgn. cateilen).
Hoewel het dus de plicht van manlief was om voor zijn vrouw en haar goederen te zorgen, bleek het voor sommige gehuwde vrouwen toch nodig om bij de Schepenen aan te kloppen om bijstand – doorgaans provisie genoemd – te verkrijgen. Bv. om de lopende proceskosten voor de scheiding te kunnen betalen. Of omdat manlief niet meer in haar onderhoud voorziet door wanbeheer, omdat het echtpaar van elkaar vervreemd is, omdat de man langdurig afwezig is (lees: met de noorderzon verdwenen). Zoals zo dikwijls het geval is, lag de reden om uiteindelijk bij de Schepenen aan te kloppen veelal in een combinatie van factoren: zorgen dat de scheiding uitgesproken wordt opdat de boedel verdeeld kan worden, zoniet blijft de man de goederen van zijn vrouw beheren, terwijl zij nood heeft aan een bron van inkomsten.
Uit het onderzoek van de jaarregisters van de Schepenen van de Keure bleek dat over de periode 1427 tot 1475 door 26 verschillende vrouwen bijstand gevraagd werd, waarvan vier verzoeken geweigerd werden.
Als de schepenen beslisten om een vrouw een provisie toe te kennen, kwam die niet uit bv. de stadskas, integendeel. De provisie werd altijd toegekend uit de goederen van het koppel, vooral uit het beheer en de opbrengsten uit de propres van de vrouw. Soms werd er ook toestemming gegeven om bv. enkele bezittingen te verkopen. Het gebeurde zelden dat de man baar geld aan zijn echtgenote moest geven. Die provisie werd in ieder geval alleen verleend aan vrouwen die het echt nodig hadden en werd altijd beschouwd als een tijdelijke maatregel, om die vrouwen de kans te geven een uitweg uit hun situatie te zoeken. Het was zeker geen automatisch recht.
“Haer Sellef Wijfs Zijnde” of het zelfstandig optreden van de gescheiden vrouw in het laat-middeleeuwse Gent
Annelies Coenen focuste zich in haar onderzoek op de positie van de gescheiden vrouw in de late middeleeuwen. Zoals reeds vermeld volgde na de scheiding van tafel en bed (door de kerkelijke rechtbank) gewoonlijk een boedelverdeling door de Schepenen van de Keure, waarbij de man en de vrouw als gelijken behandeld werden. Voor de man betekende dit dikwijls zelfs een aanzienlijk materieel verlies aangezien hij het beheer over beider goederen verloor.
Na deze procedure verwierf de vrouw haar zelfstandigheid en werd ze “Haer sellefs Wijf”. Ze kon zelfstandig wonen en zelf haar zaken behartigen. Ze kon evenwel niet hertrouwen, wat het voor sommigen wel moeilijk maakte om te overleven.
De registers van de Schepenen van de Keure bevatten ook betreffende dit onderwerp een schat van informatie: tussen 1427 en 1471 was er sprake van 294 gescheiden vrouwen en werden er 372 zaken geteld waarin een gescheiden vrouw optrad.
Onder die ‘zaken’ onderscheiden we processen en geschillen, zaken betreffende uitbreiding, instandhouding of vermindering van bezit, en zaken betreffende schulden van baten en kommer.
Bij processen traden gescheiden vrouwen – hetzij als eiseres, hetzij als verweerster – op in geschillen over o.m. achterstallige betalingen, boedelverdeling, koop en verkoop, bezit en goederen. Daarbij lieten ze zich niet onder de voet lopen: ze hadden een eigen mening en lieten die ook horen, zelfs tegenover de Schepenen.
Bij de handelingen om het bezit uit te breiden, in stand te houden of te verminderen, moeten we in de eerste plaats denken aan de verwerving van goederen via de boedelverdeling, waarbij de echtelieden meestal hun eigen vermogen (de propres) recupereerden, samen met de helft van de gemeenschap van goederen. Daarnaast wijzigde het bezit via de ‘markt’, nl. het kopen en verkopen van onroerende (huizen, gronden, rente) en roerende (o.m. voedsel, bier, hout, textiel) goederen, via het huren en verhuren van panden en via het pachten en verpachten van percelen.
Een aantal vrouwen slaagde er dus wel degelijk in om zich te ontdoen van het juk van hun echtgenoot en werd aldus bekwaam en bevoegd om rechtshandelingen te stellen.
Misschien vraagt u zich bij dit hele verhaal ook af hoe het nu feitelijk met de kinderen zat. Ook dat werd juridisch vastgelegd, waarbij verschillende mogelijke scenario’s gevolgd werden: ofwel bleven de kinderen bij de moeder, ofwel bij de vader, ofwel werden ze verdeeld tussen beide ouders, ofwel werd een gedeelde voogdij opgelegd, ofwel werden ze aan vrienden en verwanten toegewezen.
© 2009 GENTBLOGT VZW
Interessante bijdrage!
Wat met de vrouwen die vrijgezel bleven, hadden die feitelijk meer rechten van handelen dan de gehuwde vrouwen?
interessant stukje rechtshistorie
Eigenlijk hebben de vrouwen dus altijd ten onrechte geklaagd dat er met hen totaal geen rekening werd gehouden.
Met alle respect, maar dat kan je toch niet als conclusie stellen na het lezen van dit stukje of na eender welk ander betoog omtrent deze kwestie. Dat vrouwen zowel in het verleden als nu benadeeld worden is iets waar je onmogelijk om heen kan. Ik vind dat zo vanzelfsprekend dat ik het nutteloos vind om het te staven met voorbeelden.
Was cynisch bedoeld en je bent er in getuind. Spijtig.
Cynisch bedoeld of niet, na zo een stelling mag er hoe dan ook een “rechtzetting” volgen.
Ik zou nu toch niet veralgemenen.
wat in dit artikel niet helemaal duidelijk tenvoren komt is dat de katholieke kerk de rechten van de vrouwen heeft afgepakt. Dit had geen politieke achtergrond, alleen een kerkelijke.
Neem bijvoorbeeld het recht om te gaan scheiden. Eerst door te zin: totdat de dood ons scheidt, heeft de vrouw de keuken en bed ingedwongen.
Beste medewerkers van dit artikel,
Ik zit in het 2e jaar geschiedenis ad Ugent. Voor het vak ‘oefeningen heuristiek middeleeuwen’ maak ik een paper over de status van de marktkramers in het 15e eeuwse Gent. Een onderdeel daarvan had ik graag gewijd aan de status van de vrouw als marktkramer, omdat dit een van de enige beroepen is die ze kon uitvoeren en daarbij meer rechten bezat dan andere vrouwen. Klopt dit? En kunnen jullie mij mss een beetje helpen?
Met vriendelijke groet, Mirte Van Haver